Histoforum Films

The Crusades. The Crescent & the Cross

History Channel, 2005 - 3 Dvd’s, 2010 - speelduur: ca. 183 minuten - Engels, Arabisch, Nederlandse ondertitels.
Genre: gedramatiseerde documentaire.
Inhoud
Disc 1: De Eerste Kruistocht, 2 afleveringen, duur: 42 en 49 minuten.
Disc 2: Tweede Kruistocht, duur: 46 minuten.
Disc 3: Derde Kruistocht, duur: 46 minuten.

 

Fragmenten uit (voorpublicatie):


De Kruistochten. Eeuwen Jihad om het Heilig Land

 

 

 

Christus als aanvoerder van de christelijke jihad. Miniatuur, begin 14de eeuw. 


DE TWEEDE KRUISTOCHT


De kruistocht van Bernardus en Eleonora (1146-1148)


....

Vézelay, Pasen 1146


De val van Edessa veroorzaakte een schok bij de religieuze en wereldlijke elites in Oultremer (de kruisvaarderstaten in Palestina) en in Europa. Tot dan toe had het Koninkrijk Gods op aarde onaantastbaar geleken. Het volstond om een onafgebroken stroompje ridders naar het Heilige Land te zenden, en alles zou wel in orde blijven.


Paus Eugenius III riep op tot een nieuwe kruistocht. Op 31 maart 1146, hoogfeest van Pasen, hield Bernardus van Clairvaux een bezielende toespraak tot de Franse koning Lodewijk VII en zijn belangrijkste baronnen, die in groten getale bijeengekomen waren in Vézelay.

De aankondiging dat Bernardus zou spreken lokte enorm veel volk naar Vézelay. Bernardus (1090-1153), de charismatische abt van de cisterciënzerabdij Clairvaux, was de meest invloedrijke prediker van Europa, het morele geweten van zijn tijd, meer nog dan de paus. Eugenius III was voor zijn verkiezing trouwens zelf cisterciënzermonnik geweest. 


Omdat de basiliek te weinig plaats bood voor de opgekomen massa, werd het spreekgestoelte opgesteld in een open veld. De plaats van waar hij preekte, boven de helling van een uitgestrekt dal, wordt nog steeds gemarkeerd door een bemost stenen kruis. 


Meegesleept door zijn bezielende woorden knielde de koning neer en legde de kruisvaardergelofte af, gevolgd door zijn vazallen. In hun gezelschap: de Vlaamse graaf Diederik van de Elzas. In navolging van zijn leenheer nam hij voor een tweede keer het kruis op.


Hun voorbeeld inspireerde de hele massa uit alle rangen en standen. In de kortste keren was men door de gereedliggende stapel kruisen heen. De joelende aanwezigen verscheurden lappen stof om kruisen te maken en bij het vallen van de avond waren nog steeds niet alle kruisvaarders van een teken voorzien.  

In de herfst van 1146 bereikte hij Vlaanderen, waar graaf Diederik hem tegemoet kwam in Ieper. Vergezeld door de graaf reisde hij via Veurne naar Brugge en ten slotte naar de abdij van Affligem. De graaf en de beroemde abt kenden elkaar al jaren. Diederik had daarbij een sterke persoonlijke motivatie om het kruis aan te nemen: hij reisde reeds naar Palestina in 1138-1139. Van daar bracht hij zijn tweede echtgenote mee, prinses Sibylla, dochter van de vooraanstaande tempelier Fulco van Anjou en Melisende, het koningspaar van Jeruzalem. Zijn verstandhouding met de tempeliers was dan ook uitstekend: zij fungeerden als geldschieters voor zijn kruistocht. 

Nog voor de abt Vlaanderen had verlaten, werd hij gewaarschuwd voor de explosieve situatie in Duitsland. Net als in de aanloop naar de Eerste Kruistocht, vijftig jaar eerder, overviel het gepeupel de Joodse gemeenschappen langs de Rijn.

De Kerk was in die tijd officieel gekant tegen de Jodenvervolging en de prediking van Bernardus was beslist niet antisemitisch.

De abt haastte zich naar het Rijnland, om verdere moordpartijen te stoppen. Hij zond de cisterciënzermonnik die het oproer had veroorzaakt met schande overladen naar zijn klooster terug. Bernardus was woedend omdat de man de bijbelse verbodsbepalingen tegen het doden van Joden had overtreden. Nu de razende meutes gekalmeerd waren, richtte de abt zich tot de Duitse koning Koenraad.  

Rooms koning Koenraad III van Hohenstaufen (1093-1152) was één van Europa's belangrijkste vorsten, maar de paus zag hem liever niet vertrekken. Omwille van het onstabiele politieke klimaat in Rome en de ongebreidelde ambities van Rogier II van Sicilië, hield hij zijn bondgenoten liever in de buurt. Daarbij kampte Koenraad met minstens vijf grote conflicten in zijn eigen gebieden. Die leken plotseling van de baan toen een paar van zijn voornaamste tegenstanders zich opgaven voor de kruistocht, dankzij de weergaloze oratorische gaven van Bernardus. 


Bernardus vond het van essentieel belang dat Koenraad met een Duits leger naar het Heilige Land zou trekken en koning Lodewijk zou vergezellen. Maar Koenraad had niet veel zin in een kruistocht, altijd al een langdurige en gevaarlijke onderneming. Hij was tenslotte een oude man van over de vijftig met een zwakke gezondheid, niet in conditie om de zware reis te overleven. Hij vond dat hij in de heilige oorlog het zijne deed door tegen de heidense Slaven en Wenden in Oost-Europa te strijden en de paus te verdedigen in Italië tegen Rogier II. Dat was echter gerekend buiten de vastberaden Bernardus. Op Kerstmis in Spiers en andermaal twee dagen later sprak hij Koenraad in gloeiende bewoordingen toe, midden een grote menigte. De koning barstte in tranen uit en legde de kruisvaardergelofte af.


....... 

De verovering van Lissabon en het ontstaan van Portugal


In de Lente van 1147 verzamelde zich voor de kust van Zuid-Engeland in de baai van Dartmouth een gestaag aanzwellende vloot met kruisvaarders uit Normandië, Vlaanderen, Engeland en het Rijnland. Zij verkozen de zeeweg boven de landroute van de hoofdlegers. Een neef van Godfried van Bouillon, graaf Arnold van Aarschot, voerde de Rijnlanders aan; slotvoogd Christiaan van Gistel de Vlamingen en Hervey de Glanville de Anglo-Normandiërs. Om ruzies tussen de verschillende contingenten te vermijden zwoeren ze een eedverbond om een strikt reglement na te leven. 


In mei 1147, na het verstrijken van het stormseizoen, zeilden niet minder dan 180 schepen van alle afmetingen naar het zuiden. In plaats van het Iberisch schiereiland te ronden hield de armada halt in Portugal. Of dat toevallig geschiedde dan wel volgens voorafgaande afspraak, zal wel immer een geheim blijven. In ieder geval, hun aankomst was meer dan welkom voor koning Alfonso Henriques, die pas kort daarvoor in 1139 Portugal had uitgeroepen tot onafhankelijk koninkrijk. Hij wilde Lissabon veroveren, de schitterende stad aan de Taag. Zijn bondgenoten lokte hij met de belofte dat ze de stad drie dagen zouden mogen plunderen. Honger zoals in de Eerste Kruistocht hoefden de belegeraars niet te vrezen: het gebied was rijk aan vis en fruit. Toch bleek de belegering geen sinecure.

De gevechten duurden de hele zomer en de Moren gaven zich pas over op 24 oktober 1147 toen de val van de stad nog slechts een kwestie was van enkele dagen of zelfs uren.

Over wat er toen gebeurde verschillen de meningen. Volgens een ooggetuige richtten de kruisvaarders een bloedbad aan. Anderen zeggen dan weer dat de moslims behoorlijk behandeld werden om hen in de stad te houden. In ieder geval namen de kruisvaarders de beloofde buit in ontvangst en bleven comfortabel de hele winter in Portugal. Velen besloten er te blijven. Een gedeelte van hen beschouwde hun kruisvaarderbelofte als vervuld en keerden weer naar huis. De overigen gingen onder zeil naar de Levant. Slechts een fractie van de oorspronkelijke troepen, zette na de overwinning de tocht naar Jeruzalem voort. 

Eeuwenlang zou er hierna blijvend een goede verstandhouding heersen tussen Portugal, Vlaanderen en Engeland, wat uitgedrukt werd in talrijke vorstelijke huwelijken over en weer.

In zijn lange leven voerde Alfonso ook hierna voortdurend strijd, niet alleen tegen de Moren, maar eveneens tegen de koning van Leon en Castilië, die hem als een rebel bleef beschouwen.

In de herinnering van de Portugezen leeft hij tot op heden voort als een held en stichter van hun natie.

....... 

Lodewijk VII en Eleonara van Aquitanië 


Geen enkele kruistocht startte met meer hooggespannen verwachtingen of onder een gunstiger gesternte. Gepland door de paus, gepredikt en geïnspireerd door de gulden welsprekendheid van Bernardus en geleid door de twee grootste vorsten van West-Europa.  

Lodewijk VII was in 1137 gehuwd met Eleonora, de mooie en energieke erfgename van het uitgestrekte, rijke hertogdom Aquitanië. Eleonora (1122-1204) was toen vijftien, hij zeventien. Ten tijde van de kruistocht hadden ze slechts één dochter en nog geen mannelijke erfgenaam. Het verhaal gaat dat Bernardus haar een zoon voorspelde als ze naar Jeruzalem ging. Daarom vergezelde ze haar gemaal op kruistocht. Haar grootvader, Willem IX had deelgenomen aan de expeditie van 1101 en haar oom, Raymond van Poitiers, was sinds een tiental jaren de vorst van het strategisch belangrijke prinsdom Antiochië. 

De jonge vorstin liet zich niet onbetuigd bij de rekrutering. Zij ondernam een geestdriftige rondreis door haar uitgestrekte gebieden. Met resultaat! Haar vazallen brachten een grote afdeling goed uitgeruste en geoefende ridders op de been.


....

De weg naar Hattin 


Wedkamp om Egypte  


Helaas was de reële situatie veel te complex, zelfs voor een eerlijke documentaire met serieuze pretenties als deze.

Om een panoramisch overzicht te krijgen van deze historische krachtmeting tussen christenen en moslimwereld moeten we voor een ruimer beeld als het ware vanuit satelliet de gebeurtenissen inbedden in een breder tijdsgewricht. De situatie omstreeks 1180 is een kluwen van interfererende en elkaar verstorende factoren, als een caleidoscoop waarvan de stukjes bij elke polsbeweging een nieuwe veelkleurige puzzel vormen: Oultremer, Europa, Armenisch Cilicië en Byzantium enerzijds (op zichzelf al meer dan complex genoeg); Seldjoeken, Fatimidisch Egypte, Damascus en Syrië, het andere adderkluwen. En tussen alles in: Saladin die langzaam de moslimwereld tot een unieke en kortstondige eenheid smeedt in een algemene jihad tegen de Franken.

Vanuit de ruimte en een afstand van bijna een millennium ontrolt zich nu een fascinerend schouwspel. 

In juni 1149 vertrok de Franse koning Lodewijk VII (1137-1180) uit Palestina. Daarmee sloot de desastreuze Tweede Kruistocht af. Tussen dit ogenblik en de catastrofe bij Hattin in 1187 lagen periodes waarin de Franken het overwicht leken te halen of dat tenminste dachten.

Hoezo? Waren de kruisvaarderstaten niet zwaar gehavend uit de krachtmeting met Noer ad-Din gekomen? Nauwelijks in staat hun verdediging te handhaven? Op sterven na dood? Neen dus! Geschiedenis wordt altijd geschreven achteraf, door mensen die de afloop van de gebeurtenissen kennen. En vanuit die wetenschap haarfijn gaan uitleggen waarom alles noodzakelijk moest aflopen zoals het gegaan is. Maar zo werkt het nu eenmaal niet. 


Noer ad-Din (‘Licht van het Geloof’) verzette het eerste stuk op het schaakbord. En wat voor een! Door een onbegrijpelijke dwaasheid hadden de kruisridders tijdens de Tweede Kruistocht Damascus belegerd, hun enige bondgenoot in de regio, want vijand van Noer ad-Din. Dat dreef de stad regelrecht in de armen van de sultan, zodat deze hier in 1154 vrij gemakkelijk de macht kon grijpen - een gevaarlijke ontwikkeling voor de Franken.

Die kregen een jonge daadkrachtige koning in de energieke Boudewijn III (1130-1162), de zoon van koningin Melisende en Fulco van Anjou. 

Verweg het rijkste land van de Levant was Egypte. Een moslimland, maar sjiïtisch, sinds de Fatimiden hier in 969 een dynastie hadden gevestigd, met een eigen kalief als tegenhanger van de soennitische kalief in Bagdad. Een moslimland met -vooral op het platteland- een ruime bevolking van Koptische christenen. Ook heden is nog 10 tot 15% (afhankelijk van de bron die de cijfers verstrekt) van de Egyptenaren Koptisch. Zij staan echter sinds de laatste decennia van de 20ste eeuw onder toenemende druk ten gevolge van een groeiend en soms gewelddadig islamfundamentalisme.  


De Fatimiden bouwden een geduchte vloot uit, die tot een eind in de 12de eeuw de zee zou beheersen. Het land onderhield drukke commerciële contacten, ook met de christelijke wereld. Net als in de Oudheid was Alexandrië de meeste kosmopolitische stad van de Levant: galeien uit het Italiaanse Amalfi, Pisa, Genua, Venetië, het Siciliaanse Messina of Constantinopel laadden en losten alle mogelijke goederen, van Egyptisch graan tot goud uit West-Afrika, zijde uit China of specerijen uit India en onbekende gebieden, nog verder weg. Een rijk land, een begeerlijke buit, maar een grote hap voor buitenlandse agressoren.  

Politiek gezien waren de Fatimiden sinds de Eerste Kruistocht gewikkeld geweest in het meest onontwarbare kluwen allianties dat maar denkbaar en ondenkbaar is: tegen de Franken; met de Franken en Constantinopel tegen de Turken; met de Turken tegen de Byzantijnen…


In 1153 veroverde Boudewijn III van Jeruzalem de strategische havenstad Askalon die de kustroute beheerste van Palestina naar het zuiden. De Egyptenaren kochten de vrede tegen een gigantische jaarlijkse schatting van 160.000 gouden dinars. Boudewijn overleed echter al in 1163 op amper 32-jarige leeftijd, hoogstwaarschijnlijk aan tuberculose. Hij werd opgevolgd door zijn jongere broer Amalrik (1163-1174).  

In datzelfde jaar belandde Egypte in een nieuw kluwen van paleisintriges. De werkelijke macht werd niet uitgeoefend door de kalief (op dat ogenblik trouwens een kind van negen jaar), maar door zijn vizier (eerste minister). Door een paleisrevolutie nam een nieuwe vizier de macht over. Die weigerde de jaarlijkse schatting aan Jeruzalem te betalen. Dat was voor Amalrik voldoende aanleiding om Egypte binnen te vallen. In 1167 veroverde hij Alexandrië. En stel je het ongerijmde tafereel voor: enkele dagen wapperden kruisvaardervlaggen boven de machtige moslimstad! Toen trokken de Franken in allerijl weer naar hun eigen land, gedwongen door de vijandigheid van de bevolking en de dreiging van een Syrisch - Egyptisch ontzettingsleger.


........... 

De opkomst van Salah ad- Din, ‘De Zegevierende Heerser’ 


Want al enkele jaren waren nieuwe spelers aan zet op het schaakbord van de geschiedenis. De afgezette voormalige vizier vluchtte naar Damascus en riep de hulp in van Noer ad-Din, de grote triomfator van de Tweede Kruistocht, tevens gezworen vijand van de sjiïtische ‘ketters’ in Egypte. In 1164 zond Noer zijn beste generaal, de oude, zwaarlijvige, eenogige Koerd Sjirkoeh, met een aanzienlijk leger om de afgezette vizier in zijn positie te herstellen. Dat lukte en prompt poogde de vizier van zijn bondgenoot af te raken. Daartoe riep hij de hulp in van koning Amalrik. Door dit spel van alliantie en tegenalliantie zou Sjirkoeh de volgende jaren nog vijf keer naar Egypte moeten trekken. In 1167 nam hij op een nieuwe veldtocht zijn neef mee, de 29-jarige Yoessoef ibn Ajjoeb (‘zoon van Ajjoeb’). Sjirkoeh ruimde de onbetrouwbare vizier uit de weg en nam zijn plaats in. In 1169 overleed hij. Onmiddellijk greep zijn neef de macht. De geschiedenis kent hem als Salah ad-Din (‘Juistheid van het Geloof’). De Franken zouden hem spoedig leren kennen als Saladin (1137 - 1193). 

Binnen de kortste keren consolideerde hij zijn positie. Een rebellie van 50.000 zwarte soldaten sloeg hij hardhandig neer en alle opstandelingen werden over de kling gejaagd. Zijn volgende prestatie blijft de meest ongelooflijke: geruisloos en zonder volksopstanden bewerkstelligde hij de overgang van de sjia naar het soennisme! 

 

Standbeeld van Saladin in Damascus. Links onderaan: Reynaud de Châtillon.


Saladin en het einde van de Fatimiden


Bij de meeste hedendaagse studies zit een merkwaardige lacune in de bronnen wat betreft de overgang van Egypte naar de ‘orthodoxe’ soenna. Dit krijgt soms slechts hooguit enkele regels toegemeten. Wie de eeuwenlange onverzoenlijke haat kent die sjiïeten en soennieten elkaar toedragen, kan moeilijk aannemen dat dit zo gesmeerd verliep. Natuurlijk waren de Egyptenaren de instabiliteit, de moorden en de invallen van de Franken beu. Natuurlijk leefden er toen in Egypte procentueel veel meer Koptische christenen, voor wie het weinig uitmaakte welke moslims hen als tweederangsburgers behandelden. Maar toch. Egypte was eeuwenlang sjiïtisch geweest. Moet de chronologie van de gebeurtenissen niet omgekeerd worden? Kwamen de zwarte krijgslieden in opstand, na een gedwongen overgang naar de soenna in plaats van ervoor? En lokte Saladin hen daarom in de val met loze beloften om hen daarna met vrouwen en kinderen meedogenloos af te slachten in de woestijn, op weg naar hun thuisland in het zuiden? 

De vernietiging van het Fatimidische kalifaat bezorgde de Franken een onwaarschijnlijke doch kostbare bondgenoot: de Assassijnen. Dit was een kleine maar geduchte sjiïtische sekte met hoofdkwartier in het ontoegankelijke gebergte tussen Hama en de Syrische kust. Zij werden alom en door alle partijen gevreesd: de leden pleegden politieke moorden, waarvoor niemand veilig was en waarbij zij optraden zoals de hedendaagse zelfmoordterroristen, die hen trouwens als historisch voorbeeld nemen. Hun sjeik, die bij de Franken bekend stond als de Oude Man van de Bergen sloot in 1173 een verbond met koning Amalrik om Saladin in Egypte te bestrijden. Hier ligt waarschijnlijk de inspiratie voor de twee aanslagen op diens leven, waaraan hij slechts nipt wist te ontkomen. En waarna hij op zijn beurt een verdrag sloot met de Assassijnen. 

De haat tussen sjiïeten en soennieten duurt voort tot op de dag van vandaag, met bloederige bomaanslagen op sjiïeten in Bagdad en zelfs in Pakistan, bij voorkeur tijdens sjiïtische hoogdagen en het vrijdaggebed in de moskee. Daar zit het grote verschil: Assassijnen doodden gericht vooraanstaande tegenstanders, nooit in het wilde weg onschuldige gelovigen. 


 

Standbeeld van Saladin. Detail: Reynaud de Châtillon als gevangene.

De Derde Kruistocht

Saladin en Richard Leeuwenhart


Samen met Godfried van Bouillon zijn Richard Leeuwenhart en Saladin de hoofdpersonen, die uit de hele geschiedenis van de kruistochten over de eeuwen heen het meest tot de verbeelding van het grote publiek blijven spreken. De houding van het Angelsaksische Westen jegens Richard is in de loop der tijden altijd nogal ambigu geweest. Saladin, de Koerdische sultan is de enige die zowel in West als Oost als een held wordt beschouwd, als verweg de nobelste figuur van de twee.

Zelfs de Iraakse dictator Saddam Hoessein, die in 1984 gifgas gebruikte tegen de Koerden in het noorden van Irak, liet zich op postzegels, schilderijen en standbeelden afbeelden naast Saladin, als zijn ware opvolger. Omdat hij toevallig in hetzelfde Tikrit was geboren. 


Een jaar vol rampspoed 


Die hele herfst van het onzalige jaar 1187 leek er geen einde te komen aan de zegetocht van Saladin en de rampspoed voor de christenen. Het Ware Kruis verloren; Jeruzalem, de Heilige Stad in handen van de moslims; de hele orde van tempeliers en johannieters gedecimeerd; de ene burcht na de andere gaf zich over; de koning, Guy de Lusignan, zuchtte in gevangenschap met Gerard de Ridevorde, de Vlaamse grootmeester van de tempeliers; Akko ingenomen door Saladin, Tyrus belegerd…

Voor de Latijnse kruisvaarderstaatjes leek het einde der tijden nabij. 

En toen, totaal onverwacht, nam het wispelturige Rad van Fortuna een keer. De aartsbisschop van Tyrus, die het slechte nieuws naar de paus bracht, hield een tussenhalte op Sicilië. Prompt rustte de Normandische koning van het eiland, Willem II, een vloot uit van 50 galeien, bemand met 500 ridders. Een deel van zijn troepen zond hij naar het belegerde Tyrus, de enige resterende vestingstad van het koninkrijk Jeruzalem, om Koenraad van Montferrat te helpen de stad te behouden. Een ander deel landde bij Akko, in handen van de moslims maar belegerd door … Guy de Lusignan en Gerard de Ridevorde, de twee hoofdschuldigen voor de ramp bij de Horens van Hattin.

 

Speelfilm Kingdom of Heaven (2005)

Onderhoud Balian van Ibelin en Saladin voor de overgave van Jeruzalem.

Balian: “Wat is Jeruzalem waard?”

Saladin: “Niets.” - pauze - “Alles!”


Hoe was dat mogelijk?

Louter bij toeval voer de Italiaanse edelman Koenraad van Montferrat, broer van koningin Sibylla’s overleden echtgenoot Willem Langzwaard, de haven van Akko binnen, vlak nadat de moslims de stad hadden bezet. Hij maakte onmiddellijk rechtsomkeer en zette met zijn gezelschap ridders koers naar Tyrus, waar hij net vóór Saladin arriveerde. Saladin slaagde er niet in de vesting te veroveren en blies begin 1188 de aftocht. Hij wist dat hij zich moest voorbereiden op de onvermijdelijke reactie van het Westen. Maar of hij kon vermoeden dat die zo’n omvang zou aannemen, is twijfelachtig

 

 

In mei 1188 liet Saladin Guy de Lusignan vrij, onder voorwaarde dat hij zwoer te vertrekken over zee. Die voer een stukje de golven op en verklaarde dat hij zo zijn eed was nagekomen! Hij wachtte zijn koningin Sibylla op en zeilde naar Tyrus. Maar Koenraad van Montferrat weigerde hem de toegang. Daarop verzamelde de Lusignan zijn aanhangers in Tripoli, trok zuidwaarts naar Akko en belegerde de stad. Het was een waanzinnige onderneming, maar wel één die het verloop van de kruisvaardersgeschiedenis grondig zou wijzigen.

Zijn hele strijdmacht telde slechts 9000 man, waaronder amper 700 ridders. De moslims in de stad begrepen niet waar de christenen de euvele moed haalden. Weer kwam het toeval hen ter hulp. Een vloot uit Pisa arriveerde en blokkeerde de stad snel vanaf de zee. Saladins reactie was even bliksemsnel. Binnen drie dagen legde zijn leger reeds aan landzijde een ijzeren ring rond de belegeraars, die nu zelf belegerd werden. Zo begon het beleg van Akko, dat twee jaar zou duren, aan beide kanten de krachten zou slopen en vele duizenden mensenlevens zou eisen.


 

 

Van uit zijn basiskamp op een hoge heuvel zag Saladin met lede ogen hoe het leger van de christenen gestaag, haast dagelijks aangroeide. Begin 1189 was de stroom uit het Westen op gang gekomen. Uit Vlaanderen, Frankrijk, Bretagne, Engeland, Denemarken en Friesland voeren schepen naar Akko met aanvankelijk nog kleine groepen ridders, vergezeld door hun achterban van boogschutters en wapenknechten. Daarbij kwamen steeds meer Sicilianen, Italianen, tempeliers en hospitaalridders de gelederen versterken.

Voorlopig kon Saladin hier weinig aan verhelpen: Koenraad van Montferrat had zijn Egyptische vloot verslagen bij Tyrus, een overwinning die de redding betekende voor het schamele legertje van de Lusignan.


 

 

....

Oproep van de paus


In oktober 1187 stierf de bejaarde paus Urbanus III, naar men zegt door de schok die de jobstijdingen uit het Heilig Land hem bezorgden. Nog dezelfde maand vaardigde zijn opvolger Gregorius VIII een pauselijke bul uit, een dramatische en emotionele oproep om “Christus’ erfdeel te heroveren.”

De eerste die nog in de herfst van 1187 het kruis aannam was Richard, graaf van Poitou, de opstandige oudste zoon van Eleonora van Aquitanië en haar tweede echtgenoot Hendrik II Plantagenet van Engeland. Richard stelde dit gebaar, niet alleen uit geloofsijver, maar ook omdat de kruistocht een spannende, aanlokkelijke militaire uitdaging stelde, met de allerhoogste statuswaarde.

Toch kwam er geen schot in de voorbereidingen. Er bleven teveel onopgeloste problemen op het thuisfront. Drie van de gedoodverfde aanvoerders waren in regelrechte oorlogen met elkaar verwikkeld: Richard, Filips II van Frankrijk en Hendrik Plantagenet. Richard wisselde regelmatig van kamp, voor of tegen zijn vader. Dit was te wijten aan diens politiek, waarbij hij afwisselend zijn oudste overlevende zoon dreigde te onterven en dan weer als troonopvolger bevestigde. Hij keurde Richards besluit om op kruistocht te vertrekken sterk af, gezien het gevaar dat hun uitgestrekte gebieden in Frankrijk daardoor zouden lijden. In januari 1188 kwamen Filips en Hendrik bij elkaar om hun territoriale meningsverschillen bij te leggen. Daar arriveerde de aartsbisschop van Tyrus, die een hartstochtelijke preek afstak over de rampzalige toestand in het Heilig Land. De twee koningen beslisten om het kruis aan te nemen, maar ook om samen te vertrekken, zodat de ene de andere in de gaten kon houden.

...

De Saladin-tiende


Ondanks hun kruistochtbelofte bleven de strubbelingen tussen de beide vorsten verdergaan, totdat de immer energieke Hendrik Plantagenet, "de machtigste man sinds Karel de Grote", ziek werd en in juli 1189 overleed. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Richard, die in september gekroond werd in Westminster. Richard is tijdens zijn leven al tot de legende gaan behoren. Hij was een veel complexere persoonlijkheid dan de romantische geschiedenisboekjes hem toeschrijven. Een man met kwaliteiten. En met duidelijke gebreken. Overdreven bescheidenheid was zeker geen ervan. Antisemitisme evenmin. Toen de voorbereiding van de kruistocht andermaal startte met de haast obligate vervolging van de Engelse Joden, nam hij hen in bescherming. Hij had altijd positief gestaan tegenover de Joden, die hem hadden geholpen met de financiering van zijn kostbare oorlogen. In Londen maakte hij kordaat korte metten met de relschoppers, hing er enkelen op en wierp anderen een tijd in de kerker.

Misschien was Richard onverschrokken en roekeloos in het gevecht, vandaar zijn bijnaam Leeuwenhart. Doch uit zijn zorgvuldige voorbereidingen op de expeditie blijkt een ander aspect van zijn karakter. Hij bestelde op diverse plaatsen in Engeland 60.000 hoefijzers voor de strijdrossen, 14.000 ingezouten varkenskarkassen, een immense voorraad kaas, pijlen en kruisboogschichten.

....


De Tweede Kruistocht had met veel moeite de landroute gevolgd. En te vrezen viel dat het enorme leger van Frederik Barbarossa onderweg alle beschikbare voorraden zou opmaken. Daarom beslisten de Franse en de Engelse koning per schip naar het Oosten te reizen. Op schepen is het aantal beschikbare plaatsen beperkt en er moet voor betaald worden. Hierdoor kon Richard de arme en ongeoefende pelgrims uitschakelen, die bij de vorige kruistochten zo’n hinderlijke ballast hadden gevormd. Hij verkoos een kleiner maar geducht en degelijk uitgerust beroepsleger. Hij charterde ongeveer honderd schepen uit Engeland, Normandië, Bretagne en Aquitanië. Deze schepen waren groter dan de galeien van de Middellandse Zee en konden veel meer zwaar materieel vervoeren. Hij zond de vloot vooruit.


Richard verliet Engeland met een strijdmacht van ongeveer 17.000 man. Onderweg bij de opmars door zijn Franse gebieden sloten zich nog velen bij hem aan.

In juni 1190 vertrokken de vorsten gezamenlijk vanuit Vézelay, de plaats waar Bernardus van Clairvaux de Tweede Kruistocht had gepredikt. Ze spraken af elkaar in Messina, op Sicilië te ontmoeten.

Leeuwenhart reisde over land naar Marseille, waar zijn schepen hem opwachtten. Een gedeelte van zijn leger zeilde van hieruit rechtstreeks naar het Heilig Land.


Filips Agustus marcheerde eveneens over land tot Genua, waar hij onderhandelde over transport naar Sicilië en de Levant voor de verscheping van 650 ridders en 1300 landheren. Met de troepen van Barbarossa inbegrepen was dit de grootste legermacht die ooit in één expeditie optrok naar het Heilig Land, omvangrijker dan tijdens de Eerste Kruistocht. Daarover zijn de belangrijkste hedendaagse experts het eens. Doch zoals gewoonlijk lopen de schattingen over de exacte cijfers gevoelig uit elkaar. Gedeeltelijk is dat doordat de tijdgenoten de gewoonte hadden de aantallen te overdrijven, gedeeltelijk doordat grotere groepen dan voorheen op eigen krachten uitzeilden én door de ongetelde verliezen ten gevolge van ziekten, later bij de belegering van Akko.

In september meerden de twee vorsten kort na elkaar aan in Messina. Het seizoen was te ver gevorderd om de overtocht te wagen over de wispelturige golven. Richard maakte van het oponthoud gebruik om enkele persoonlijke aangelegenheden te regelen. Zijn zus, Johanna, was gehuwd met koning Willem II, de man die als allereerste uitgezeilde naar de Levant na de ramp van Hattin. Willem was in november 1189 op 36-jarige leeftijd overleden zonder kinderen. Zijn opvolger, Tancred, weigerde de bruidschat uit te betalen. Daarop belegerde en veroverde Richard Messina. Het kwam snel tot een akkoord. Tancred kreeg zelfs Richards zwaard cadeau, Excalibur, waarvan men vertelde dat het had toebehoord aan de legendarische koning Arthur. In ruil leende Tancred hem vier grote transportschepen en vijftien galeien. In de gauwte bestelde de vooruitziende Richard een grote voorraad reusachtige ronde katapultstenen, die bij de belegering van Akko hun nut zouden bewijzen. In februari voegde ‘de ervaren kruisvaarder graaf Filips van Vlaanderen’, zich bij de twee koningen. Filips had zijn graafschap verlaten in september 1190 in gezelschap van een groot gevolg Vlaamse, Noord-Franse en Zeeuwse ridders, ‘allen wel uitgerust en geoefend in de strijd’. Filips was de zoon van de zeer ervaren kruisvaarder Diederik van de Elzas, afstammeling van de graven van Vlaanderen tot en met Robrecht de Fries, die hier al gestreden had nog voor de Eerste Kruistocht. Filips had reeds in 1177 in het Heilig Land een campagne geleid tegen Noord-Syrië, die echter weinig resultaat had opgeleverd. Veel kans dat minstens een deel van zijn achterban uit veteranen van deze tocht bestond.

Koning Filips van Frankrijk was de eerste die Messina verliet. Hij bereikte Akko op 20 april 1191, in gezelschap van veel grote heren, onder wie graaf Filips van de Elzas. In juni volgde Richard Leeuwenhart, aan het hoofd van een smaldeel van niet minder dan 25 galeien. Op weg naar Akko had Richard Cyprus veroverd op een Byzantijnse troonpretendent, die zijn zuster en zijn kersverse bruid Berengaria onheus had bejegend. Dit leverde hem niet alleen een veilig tussenstation op naar Palestina, maar ook een enorme buit aan geld en voorraden.


..... 

Frederik Barbarossa


Van de campagnes was die van de Duitse keizer Frederik Barbarossa de eerste en de omvangrijkste. De 67-jarige Frederik was een veteraan van de moeizame mars tijdens de Tweede Kruistocht door Klein-Azië. En toch verkoos hij dezelfde weg te volgen, misschien door de grote omvang van zijn leger. Hij besloot zijn strijdkrachten van waarschijnlijk in het totaal zo’n 30.000 man door Byzantium en de Seldjoekse gebieden te leiden. Met hem reisden niet minder dan elf bisschoppen, achtentwintig graven, vierduizend ridders en tienduizenden voetsoldaten. Indrukwekkend, maar nog altijd veel minder dan het kwart miljoen waarvan Saladin bericht kreeg!

De keizer liet zijn oudste zoon Hendrik thuis als troonopvolger, terwijl zijn jongere zoon, hertog Frederik van Zwaben, hem vergezelde als onderaanvoerder.

Een deel van zijn onderdanen, de Friezen en Keulenaars, verkozen de tocht per schip te volbrengen. Net als tijdens de Tweede Kruistocht maakten ze samen met de Vlamingen, Engelsen en Scandinaviërs een tussenstop in Portugal om de koning te helpen enkele steden te veroveren op de Moren. Toch arriveerden ze lang voor het landleger in Akko, waar ze als redders werden begroet door de belegeraars.

Bij de vorige kruistochten hadden de christenen steeds kunnen rekenen op de hulp van de Byzantijnen. Nu waren die echter na de dood van keizer Manuel Comnenos (1180) bondgenoten van Saladin geworden en weigerden doorgang naar Azië. Frederik marcheerde naar het zuiden tot bij de Byzantijnse stad Adrianopel (Edirne) en sloeg zijn winterkwartieren op. In de maanden die volgden ondernam zijn ruiterij strooptochten op het omringende platteland om voedsel voor het leger te bemachtigen en de Byzantijnen tot onderhandelen te dwingen. Dat lukte uiteindelijk en Pisaanse en Griekse schepen zetten de kruisvaarders over de Hellespont vanuit Gallipoli.

Kilidj Arslan II, de Turkse heerser van Ikonium (Konya) had Frederik vrije doortocht toegezegd. Toen diens leger echter op grondgebied van de sultan door Turken werd aangevallen, verweet de keizer hem schending van de overeenkomst. In mei 1190 veroverde en plunderde Frederik Ikonium. De verdere tocht door het onherbergzame Anatolië was andermaal een hel. Veel mannen en paarden stierven vooraleer Frederik het christelijke Armeense Cilicië bereikte, dat de kruisvaarders welgezind was.


... 

Ellende


Toen de winter van 1189-’90 aanbrak ging de belegering van Akko verder, op een heel laag pitje. Het terrein tussen de legers was veranderd in een drabbige modderpoel die alle omvangrijke operaties onmogelijk maakte. Saladin ontbond een deel van zijn leger, slaagde erin versterkingen en voorraden de stad binnen te krijgen, maar bleef zelf ter plaatse. Ook de kruisvaarders kregen geregeld versterkingen van overzee, soms zeer grote contingenten, aangevoerd door beroemde vechtjassen. Toen moesten de schepen wegens de herfststormen uitwijken naar veiligere aanleghavens in het noorden en stokte de aanvoer ook voor de Franken.

In de lente herbegon de strijd. De Saracenen weerden alle aanvallen op de muren van de stad af, telkens ten koste van vele doden aan beide zijden. Vooral onder de kruisvaarders zaaiden de rottende lijken en andere onhygiënische toestanden dood en verderf. In korte tijd veranderde Akko in het graf van de Latijnse adel. En het ergste moest nog komen!

Het belangrijkste feit van dat jaar, was de dood van Barbarossa, waarmee een zware druk van Saladins schouders werd afgewenteld. Een tweede beslissend gebeuren speelde zich af op zee: de nederlaag van zijn vloot.

Eind maart 1190 vernam de sultan dat er een armada van 50 vijandelijke schepen naderde vanuit Tyrus. Hij zond hen zijn Egyptische vloot tegemoet, die ongeveer even groot was. De uitslag van het gevecht bleef lange tijd onbeslist, maar uiteindelijk moesten zijn galeien zich terugtrekken in de haven van Akko. Als gevolg hiervan stokte de bevoorrading van het moslimgarnizoen binnen de stad nagenoeg volledig, terwijl de christenen quasi ongehinderd voedsel, voorraden en versterkingen konden aanvoeren.

Saladin verloor de heerschappij ter zee en zou die niet meer herwinnen. De toestand verergerde nog voor hem toen Richard Leeuwenhart in juni 1191 met een vloot van 25 galeien voor Akko verscheen. Voor het verdere verloop van de kruistocht was dat overwicht ter zee even doorslaggevend als de geallieerde hegemonie in de lucht, na de landing in Normandië (6 juni 1944) tijdens de Tweede Wereldoorlog.


...

De hongerwinter


De winter van 1190-’91 bracht beide strijdende partijen nog meer ellende dan het jaar daarvoor. Weer ontbond Saladin een deel van zijn leger, weer moesten de Latijnse schepen uitwijken naar het noorden. Weer heerste er al snel hongersnood in beide kampen. De omstandigheden bij de kruisvaarders verslechterden heel snel van zorgwekkend over erbarmelijk tot verschrikkelijk. Achteraf gezien is het onbegrijpelijk dat ze stug bleven doorgaan en blijkbaar niet aan opgeven dachten. Ook Saladin begreep het niet. De moslims constateerden dat er dagelijks honderd tot tweehonderd van hun vijanden stierven omdat “de vlakte bij Akko zeer ongezond werd en de zee voor hen gesloten bleef.”

Onder de eerste doden, in het vroege najaar van 1190, telde men koningin Sibylla (de zuster van de melaatse Boudewijn IV) en haar twee dochtertjes, die aan een ziekte bezweken. De opvolgingscrisis voor de kroon van Jeruzalem, die hiervan het gevolg was, zou pas het volgende jaar in alle hevigheid losbarsten. Eind december moesten kostbare strijdrossen worden geslacht. Toch bracht dit nauwelijks verlichting. De hongersnood nam alsmaar toe. Daarbij bleef het maar stortregenen en iedereen werd ziek. Het dodental liep op tot wel duizend per dag. Tot overmaat van ramp teisterde scheurbuik de kruisvaarders, een ziekte die men toen niet kon thuisbrengen. De zeis van de dood maakte geen onderscheid tussen armen en machtigen. Ook de moedige zoon van keizer Barbarossa overleed in januari 1191. Een sterfte op deze schaal was sinds het beleg van Antiochië tijdens de eerste Kruistocht niet meer voorgekomen. Het moreel daalde nog lager dan de temperatuur. Uit de omzwachtelde verhalen van kruisvaarders kan men alleen maar afleiden dat mensen zich in de razernij van de honger op grote schaal aan kannibalisme overgaven! Velen deserteerden naar de Saracenen en verloochenden hun geloof. Alles wees er voor Saladin op dat het beleg van Akko spoedig zou eindigen in een debacle voor zijn vijanden. Maar de Franken hielden tegen beter weten in koppig vol.


.... 

Aankomst van de koningen


Op zaterdag 8 juni 1191 bereikte Richard I de kust van Akko. Hij werd uitzinnig ontvangen door de tienduizenden belegeraars. Zijn aankomst bleef uiteraard ook voor Saladin niet onopgemerkt. Baha ad-Din, een van Saladins raadgevers schreef: “De vervloekte koning van Engeland arriveerde met veel vertoon van pracht… Hij was wijs en ervaren en zijn komst vervulde de moslims met vrees.”


 

Richard Leeuwenhart in de speelfilm Robin Hood (2010)

Filips Agustus van Frankrijk was hem, zoals reeds gezegd, voorafgegaan op 20 april. Baha ad-Din constateerde: “Een groot man, een gerespecteerd leider, een koning met gezag.”

Filips nam de teugels strak in handen en reorganiseerde de belegering. Terstond startte hij de bouw van zeven enorme stenenwerpers. Eind mei stonden zijn blijden in positie en startte een intensief bombardement van ongekende intensiteit. Beschermd door zware metalen schilden losten zijn kruisboogschutters een onophoudelijke regen van dodelijke schichten op de verdedigers. Saladin riep zijn troepen uit winterkwartier terug naar het front en viel dagelijks aan, tevergeefs. Het bombardement bleef doorgaan.

De dagen na Richards intocht arriveerden zijn transportschepen. (Hij was uit Messina vertrokken met een armada van bijna 200 schepen.) Onmiddellijk zette hij de meegebrachte onderdelen voor zijn enorme slingerblijden in elkaar, terwijl zijn stenen kogels meteen reeds Akko teisterden via de katapulten van de Franse koning.

Enkele dagen voor de aankomst van Richard, op 1 juni, bezweek Filips van de Elzas aan cholera, scheurbuik, of een dodelijke combinatie van beide, ‘na op zijn sterfbed zijn noodlijdende strijdgenoten rijkelijk te hebben bedacht’. Het bericht van zijn overlijden bereikte Vlaanderen in september 1191.

Het feit dat hij zonder erfgenamen overleed, zou Vlaanderen in een nieuwe en woelige periode van zijn geschiedenis brengen.

Een kanttekening: Richard en de Vlaamse graaf waren in gelijke mate verwant aan koningin Sibylla, als afstammelingen van Fulco V van Anjou, koning van Jeruzalem (1131-1143).


 

… en als de nobele kruisridder op zijn standbeeld voor de Houses of Parliament in Londen


Nog tijdens diezelfde maand juni vielen de beide koningen ten prooi aan dezelfde ziekte, die men toen arnaldia noemde. Richard moest het bed houden, zijn tanden en vingernagels vielen uit en hij verloor zijn haar met hele plukken: duidelijke symptomen van scheurbuik. Saladin zond hem zijn eigen lijfarts. Dit is een van de vele verhalen die de ronde begonnen doen over Saladin en Richard. Sommige behoren tot het rijk der legenden; andere, hoe ongelooflijk ook, worden bevestigd door betrouwbare bronnen uit beide kampen.


 

Leeuwenhart en Saladin hebben elkaar echter nooit persoonlijk ontmoet, hoewel de eerste daar op aandrong. Saladin vond dat ongepast, zolang er geen vredesverdrag was getekend. Ze hebben elkaar dus zeker nooit in een tweegevecht bekampt, zoals westerse miniaturen vertellen. Wel is zeker dat beide mannen gefascineerd raakten door elkaar. Richard besloot van zijn ziekte gebruik te maken om achter de rug van de Franse koning onderhandelingen te starten. Die liepen op niets uit, maar de sultan liet hem herhaaldelijk fruit bezorgen, waardoor zijn gezondheidstoestand natuurlijk verbeterde. Hij liet ook Frankische gezanten rondleiden in zijn hoofdkamp, om te laten zien hoe goed het georganiseerd was.

Jos Martens, april 2011