home bronnen verhaal Otto van Veen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 docent


Julius Civilis

 
De docentenhandleiding

Het verhaal van de opstand van de Bataven onder leiding van Julius Civilis is goed bruikbaar bij het canonvenster de limes.

U kunt het verhaal vertellen en het illustreren met een twaalftal schilderijen van Otto van Veen, een leermeester van Peter Paul Rubens.

De Bataafse mythe

'Batavieren' te zeggen was streng verboden. 'Bataven', zeg ik! Batavi in het Latijn, praat jullie van de Romanieren? Als je zoo'n man in de Kalverstraat hadt zien loopen en je hadt geroepen: hé Batavier, dan had-ie je niet gehoord en gedacht: Stik-vent. Maar als je geroepen hadt: 'hé Batauwer'dan had-ie zich omgedraaid: was naar je toegekomen, had z'n petje afgenomen en gevraagd: 'Wat belieft-u mneer?''Maar meneer Speier spreekt van Batavieren, meneer'! Dat moet meneer Spier weten, ik weet het beter'!

Aegidius W. Timmerman, Tim's herinneringen (1938)

In 69 na Christus kwamen de Bataven, die in het Romeinse Rijk woonden, onder leiding van Julius Civilis, in opstand kwamen tegen de Romeinen. Zij profiteerden van de onlusten die overal in het Romeinse rijk waren uitgebroken na de dood van keizer Nero. Even leek het erop dat de opstand succes zou hebben, maar na een paar maanden werden de Bataven toch door de Romeinen verslagen.

De verreweg belangrijkste bron voor deze opstand is de Romeinse geschiedschrijver Tacitus. En al is de betrouwbaarheid van Tacitus als bron door diverse mensen in twijfel getrokken , de opstand van de Bataven was wel degelijk een strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid, aldus Hans Teitler in 'De opstand der Bataven'.   

De Bataven werden, vanwege hun mythische moed en vrijheidslievende karakter, vanaf de late Middeleeuwen herhaaldelijk aangehaald als voorbeeld voor latere generaties. Het niet altijd op feiten gebaseerde ‘hergebruik’ van de Bataafse identiteit is bekend geworden als de Bataafse mythe. (Istvan Bejczy noemt Cornelius Aurelius als geestelijk vader van de Bataafse mythe).Vooral in periodes waarin de eenheid van de vroegmoderne Republiek of, vanaf 1813, het Koninkrijk der Nederlanden in het gedrang raakte, genoten de Bataven grote belangstelling in kunst, literatuur en politieke geschriften. 

In de zestiende en zeventiende eeuw  werd de opstand van de Bataven vaak ten voorbeeld gesteld aan de inwoners van de Republiek, o.a. door Erasmus, Hugo de Groot en Joost van den Vondel. Julius Civilis werd, met name in de zestiende en zeventiende eeuw, als een ware held geëerd. In hun  langdurige strijd met met Spanje konden de Nederlanden een vaderlandslievende held goed gebruiken. Zestiende-eeuwse geleerden beweerden dan ook dat de Bataven uit vrijheidsliefde in opstand waren gekomen, en daarom gezien moesten worden als de ware voorouders van Nederlanders. De opstand van Julius Civilis werd gezien als het zinnebeeld van de Nederlandse opstand tegen Spanje.  

Erasmus en de Bataven

Humanisten legden een bijzondere belangstelling aan de dag voor het antieke verleden van hun gebied van herkomst. Zij grepen graag terug op de een beschrijving van de dappere Bataven van Tacitus.

In zijn Adagia, een reeks commentaren bij antieke zegswijzen, nam Erasmus het adagium “Auris Batava” (Bataafs oor) op, gebaseerd op een epigram van de Romeinse dichter Martialis. Hoewel Martialis het begrip Bataafs had opgevat als ‘bot’ of ‘lomp’, gaf Erasmus een positieve beschrijving van zijn Nederlandse landgenoten die hij Bataven noemde. 'Als men de huiselijke zeden beschouwt, dan is er geen volk meer geneigd tot menselijkheid […] Het heeft een eenvoudig karakter en is afkerig van bedrog en alle valse schijn […]). De werken van Erasmus werden door velen gelezen, en zijn positieve beschrijving van de Bataven vond veel navolging.

Er ontstond zelfs een strijd (tussen Cornelius Aurelius en Gerard Geldenhouwer van Nijmegen) over  de vraag waar de Bataven precies hadden gewoond en welke gewest zich mocht beschouwen als de opvolger van het oude Batavia, Holland of Gelre. Dat Holland deze strijd won (al werden niet alleen Hollanders als Bataven beschouwd), zal niet verbazen.

In zijn treurspel Baeto verhaald P,C. Hooft in 1626 over de stichting van batavia: 'Een leêghgelate pleck.../Die Maas, Ryn en Oceaan/Omheinen. Over het volk dat zich daar vestigt wordt voorspeld: 'baetauwers eerst zal zyn hunn'naam: Hollanders nae, met hunn'gebuuren'.

Hugo de Groot en de Bataven

Hugo de Groot (1583-1645), openbare aanklager van de provincie Holland, schreef in 1610 een werk dat door de Staten-Generaal  tot de officiële lezing van de geschiedenis van de Republiek werd uitgeroepen. In De antiquitate reipublicae Batavicae, vertaald als Tractaet vande Oudtheyt… probeerde De Groot met behulp van Tacitus duidelijk te maken dat er sprake is van continuïteit tussen de Bataven en de tegen Spanje rebellerende Republiek. Zijn belangrijkste argument hierbij is dat de Nederlanders vanaf de oudheid een vrij volk zijn geweest: vrij om hun eigen vorst te kiezen, maar ook vrij om hun vorst af te zetten als deze de belangen van de bevolking niet goed behartigt. Op basis van Tacitus formuleert De Groot het volgende uitgangspunt: 

Vande Oudtheyt, Cap. I, 1:

ìSoo is dit dan van een tíeenemael rechtveerdigh beginsel van een vrije regeeringhe, als dewelcke ghevestigt is by een volck vry van sijnen oorspronck, in een vrij landtî.

Net als ten tijde van de Bataven, was ook in de tijd van De Groot, aldus de jurist in zijn traktaat, de vorst ondergeschikt aan de Staten: 

Vande Oudtheyt, Cap. I, 4:

“Dit bewijst merkelijk Tacitus, als hy seydt, dat de Koningen van de Duytschen geen oneyndelijcke ende vrije macht en hebben gehadt, ende als hy verhaelt dat sy in de vergaderinghe ghehoort zijn, meer met authoriteyt om aen te raden, dan met macht om te ghebieden”. 

In de 16e eeuw heeft koning Filips II deze eeuwenoude afspraken echter eenzijdig naast zich neergelegd. Om hun vrijheid en hun rechten te bewaren moesten de Hollanders zich tegen Filips keren. De vorst, aldus De Groot, is de werkelijke rebel:

Vande Oudtheyt, Cap. VI, 7:

“De ghetrouwigheydt van dese natien, ende de vryheydt hebben langh te samen ghestreden: Maer alsoo niet mogelijck en was dat nae de verdruckinghe van de Wetten, ende nae de verachtinghe vande Staten, de regeeringe die soo veel hondert Jaren gheduurt konde zijn, soo hebben de Staten van Hollandt, de welcke toestont soo wel de Wetten, als het gemeene ende haer eygen recht te beschermen, inden Jare 1572. op den 19 Julij, in de vergaderinge, bestaende uyt verscheyden Edelen, ende de gedeputeerden van ’t meerendeel vande Steden, nae ’t exempel van hare voor-ouders, die teghens de Romeynen, als sy nae heerschappije trachteden, de wapenen hadden aenghenomen, ’t oorlogh tegens den Hertogh van Alva geresolveert”.

Zoals de Bataven voor hun vrijheid hadden gestreden tegen de Romeinen, zo dienden nu de Hollanders zich tegen Spanje te verweren, aldus De Groot. De macht behoorde toe aan de Staten, niet aan de vorst.  

Vondel en de Bataven

Vondel schreef in 1663 het treurspel Batavische Gebroeders, Of Onderdrukte Vryheit: een ode aan Civilis, die in een vergelijkbare situatie strijd had geleverd met een overheerser, net zoals Willem van Oranje dat deed in zijn tijd, een eeuw voordat Vondels stuk ontstond.  

Het Twaalfjarig Bestand en de Bataven

De relatieve politieke rust tijdens het bestand bood onder andere historici, toneelschrijvers en kunstenaars de gelegenheid zich te verdiepen in de staatsinrichting van de jonge Republiek.

  • De oudheidkundige Petrus Scriverius schreef een geschiedenis van de Bataven, Batavica illustrata (1609)

  • De dichter Theodore Rodenburgh componeerde twee toneelstukken, De trouwen Batavier (1609) en Batavierse vrijagie-spel (1616)

  • Jan Sywertsen Kolm schreef in 1615 Battaefsche vrienden-spieghel.

  • De geschiedschrijver Johannes Gijsius publiceerde in 1616 het op de Bataafse mythe gebaseerde Oorsprong en voortgang der Nederlandscher beroerten en ellendicheden.

Rembrandt en de Bataven

In 1648, het jaar dat met de Vrede van Munster een einde kwam aan de Tachtigjarige Oorlog, werd in Amsterdam begonnen met de bouw van een nieuw stadhuis, het tegenwoordige Paleis op de Dam. Er werd veel geld voor uitgetrokken om er een indrukwekkend bouwwerk van te maken. Het stadhuis moest uitdrukking geven aan de macht van de stad Amsterdam. Ook aan de inrichting werd ruime aandacht geschonken.  

Govert Flinck werd in 1659 gecontracteerd voor het schilderen van de twaalf stukken voor de galerij met taferelen uit de opstand van de Batavieren tegen de Romeinen. Deze voormalige leerling van Rembrandt kreeg daarvoor het kolossale bedrag van 12.000 gulden toegezegd. Kort nadat de opdracht was verstrekt, overleed Flinck. Het stadsbestuur vertrouwde daarop het werk aan verschillende kunstenaars toe.  

Rembrandt kreeg één onderwerp te schilderen: De samenzwering van de Batavieren in het Schakerbos met de eenogige Julius Civilis, ook wel bekend als Claudius Civilis. Voor zover we weten, is dit het grootste schilderij geweest dat Rembrandt ooit heeft gemaakt. Het moet maar liefst vijfeneenhalf bij vijfeneenhalf meter hebben gemeten. Het doek is in 1662 in het stadhuis geplaatst, maar het werd vervolgens weer verwijderd. De reden is niet bekend. Waren de burgemeesters ontevreden over de wijze waarop het onderwerp te waarheidsgetrouw was uitgebeeld? Of beviel de afwerking niet? Rembrandt moest de nodige veranderingen aanbrengen, waarvoor hij niet extra zou worden betaald. Kon Rembrandt het met zijn opdrachtgevers niet over de betaling eens worden? Het schilderij keerde hoe dan ook bij Rembrandt terug die later het centrale deel eruit moet hebben gesneden. Dat fragment bevindt zich sinds de achttiende eeuw in Zweden. 

Omdat Rembrandt op een kladje een schets van de gehele voorstelling heeft gemaakt, weten we hoe het schilderij er ongeveer heeft uitgezien.

Patriotten en de Bataven

Patriotten in de de achttiende eeuw vereenzelvigden zich graag met de Bataven.  In januari 1795 publiceerden de Fransen een bericht aan het Nederlandse volk onder de titel 'De vertegenwoordigers van het Fransche volk aan de Bataven'. Dit bericht eindigt met de zin: ''t Bataafsche Volk gebruik maakende van zyn oppergezag, zal alleen kunnen veranderen of verneteren de inrigting van zyne Regeering.' 

In het in 1797 geschreven constitutieplan voor de Bataafse Republiek stond bijvoorbeeld: 'Het Bataafsche volk is één en ondeelbaar'.

In het ontwerp van de staatsregeling van 1798 heet het: 'Laat dan bataven! Uwe oppermagtige uitspraak (...) den Zoonen der aêloude brave Batavieren volkomen waardijg zijn.'

Een van de gewesten in de Bataafse Republiek en departementen in het Bataafse Gemenebest heette Bataafs Brabant.

De Tweede Wereldoorlog en de Bataven

Op 6 juni 1945, kort na de oorlog dus, werd in de Amsterdamse stadsschouwburg het toneelstuk Vrij Volk opgevoerd dat volle zalen trok. Het eerste bedrijf, geschreven door Albert Helman, verplaatst de toeschouwers naar het jaar 69, het jaar van de opstand der Bataven (of Batavieren).  

Bronnen: