Sport, Lichamelijke Opvoeding  en Onderwijs in China.

                         Deze studie is het werk van een team bestaande uit Chinese en Westerse deskundigen. Bij  hen horen o.a. een specialist in sportgeneeskunde in Hongkong en China, een Chinese ex - turnster die  nu coach is van de Chinese nationale vrouwenploeg en aan de universiteit van Beijing doceert, Robin Jones die veel in China gereisd heeft en het onderwijs en de sport heeft mogen observeren, een roeister en zeilster die in China mocht meetrainen, een professor L.O. van de universiteit van Beijing en James Riordan, die al drie boeken publiceerde over sport in de (ex-)communistische landen. De inhoud dan. Wegens het langdurige internationale isolement ( 1949 – 1971) en de Culturele Revolutie( 1966 – 1976) debuteerden de  Chinese atleten  pas in 1984 op de Olympische Spelen ( Los Angeles). Sindsdien haalden ze het nieuws  door hun ups and downs en door spectaculaire wereldrecords, vooral bij de vrouwen in het zwemmen en het lopen. Verdachtmakingen en onterechte conclusies volgden, deels doordat de Chinezen zelf  geen pottenkijkers wensten en n onze ogen geheimzinnig deden. Daar is nu verandering in gekomen. De auteurs van dit boek mochten jaar na jaar de sportscholen bezoeken en de trainingen bijwonen. Chinese trainers en professoren kregen toestemming om mee te werken aan deze studie. Het resultaat is een betrouwbaar beeld van alle vormen van sport die in China van de Oudheid tot nu beoefend werden, zowel in als buiten de scholen. Het verleden krijgt hierbij wellicht meer aandacht dan de meeste lezers wensen ( p. 1 – 89). Hoe ziet de huidige toestand eruit ? De sportieve eisen op school zijn strenger dan hier , maar toch haalbaar : 18-jarige jongens krijgen 100 punten als ze 1.000 m lopen in 3 ‘ 15” of 1500 in 5’14 en 50 punten   bij resp. 4’05” en 6’24” ( p. 96 – 99). Zwemmen en andere sporten staan ook op de tabellen. Het aantal uren L.O. per week is 3 en op 3 van de  7 dagen zijn er nog trainingen  tijdens de middagpauze ( na het vierde lesuur van 50 minuten)  of na het zevende en laatste lesuur ( 101). Maar de grootste stimulans zit wsch. in het schoolreglement zelf : om naar een topuniversiteit te mogen, moeten de scholieren 570 punten halen in sportdisciplines en ook aan de universiteit  krijgen de studenten nog twee jaar lang verplicht L.O. en sport en nadien op vrije basis tijdens het lesrooster ! De school begint met  twintig minuten oefeningen voor alle leerlingen ofwel last men deze sessie in na het tweede lesuur ( p. 102).

            In de “schoolcatechismus” ( p. 103- 104  ) staat : 1° gebod : hou van het communisme, van je land en van … lichamelijke opvoeding. Verhoog je conditiepeil  voor de eer van je klas en van je school. 2° gebod : gehoorzaam aan de regels van de school en neem de lessen ernstig op. 3° gebod : werk hard. Neem het vak L.O. ernstig op. Neem deel aan alle activiteiten. 4° gebod : heb eerbied voor je leraren, bevorder teamgeest, kleed je netjes, vecht niet, wees niet vulgair, draag geen vreemde kapsels. 5° gebod : neem de sport en de competitie au sérieux , gedraag je fair, respecteer de scheidsrechters en je tegenstanders. 6° gebod : werk hard, verzorg je lichaamshygiëne, draag zorg voor je kleren, je schoenen en voor de eigendommen van de gemeenschap. Het boek leert ons dus ook veel over het onderwijs in het algemeen : de hoge fysieke eisen, het  gewicht van de andere vakken , het grote aantal uren Engels  : de lessentabel ( p. 101) is verwarrend, want opgeteld komen we aan 46 i.p.v. 35( 5 x 7 )   of 42 ( 6 x 7 )  uren per week , maar ze illustreert welke vakken de klemtoon krijgen : wiskunde : 9 u  ; Chinees : 8 u ; Engels : 8 u ( helaas met zeer beperkte resultaten naar onze normen) ; geschiedenis, fysica, chemie : elk 5 u ; aardrijkskunde : 3 ; muziek en kunst : 1 ; L.O. : hier “2” u , elders 3 u ( p. 102 , 148).

            Naast de gewone scholen, zijn er vele verenigingen ( 243 – 254)  voor massafitness : elke morgen kun je tientallen groepen een uur lang bezig zien in de parken en op pleinen. Verder hebben ze 3.500 vrijetijdssportscholen ( p. 127) , waar 150.000 jongeren naar toe komen na de schooltijd. En dan zijn er vanzelfsprekend nog ca. honderd specifieke topsportscholen ( p. 110 e.v. ) , opgezet naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie.  De sportstudent is er als staatsamateur bijna voltijds bezig met zijn vak. Daarnaast krijgt hij / zij voldoende gewoon onderricht en de staat zorgt levenslang dat hij een inkomen en nadien een beroep heeft. Deze scholen zijn er al enkele decennia, maar tijdens de funeste Culturele Revolutie( 1966 1976)  viel alle sport stil( 120). In het verleden kregen alle communistische landen het verwijt dat ze staatsamateurs naar de Olympische Spelen stuurden, maar vanaf de jaren ’60 – ’70 hebben de Westerse  en de landen hun voorbeeld grotendeels gevolgd. Afrika volgde daarna, België startte met topsportscholen in 1997.

            Een Chinese sportschool en ook een klein aantal gewone middelbare scholen zijn keurig uitgerust : zwembad van 50 meter met acht banen, tartan-atletiekpiste , midden daarin een voetbalveld, volleybalveld, fitnessruimte, tennisbaan. De meeste scholen meten zich helaas behelpen zonder deze luxe. Naast de schoolinfrastructuur, is er een degelijk uitgebouwd net van sportgeneeskunde, toegankelijk voor alle sporters , zowel voor preventief  sportmedisch onderzoek, wetenschappelijke  trainingsbegeleiding  als voor behandeling van  blessures( 214 – 242). Binnen China zijn er competities op allerlei niveaus. En zoals gezegd , deden de Chinezen hun intrede  op de Olympische Spelen  sinds 1984 , met successen in vooral de volgende disciplines  : volley, handbal, duiken, gewichtheffen, atletiek, zwemmen, turnen, boogschieten, schermen, geweerschieten( 121) ; tafeltennis is er helaas niet bij, want daarin halen ze ongeveer alle goud, zoals in aug. 1999 nog het geval was in Eindhoven.  De Olympische  medailles dan( p. 206)  : 1984 , Los Angeles : 15  goud, 8 zilver, 9 brons; 1988, Seoel : 5 goud, 11 zilver, 12 brons; 1992 , Barcelona : 16 goud, 22 zilver, 16 brons; 1996 , Atlanta : 16 goud, 22 zilver, 12 brons. De Spelen van 2.000 kregen ze niet toegewezen, wegens hun mensenrechtenpolitiek. De ontgoocheling was zo groot, dat ze voor 2.004 geen kandidaat wensen te zijn.  Het dopingvraagstuk dan ( p. 160 – 161 + 178 – 180 ). China gaat niet vrijuit ; wie wel trouwens ? Sinds 1988 zijn 47 Chinese sporters betrapt op anabole steroïden, vnl. in het zwemmen en gewichtheffen, vooral in 1994 ( 38 van de 47). Het is ook bekend dat na de Duitse Eenmaking ( 1990) en na de val van de Sovjet-Unie ( 1991) een groot aantal Oost-Duitse en andere Oost-Europese sportartsen en coaches hun heil zijn gaan zoeken in China. Het verband met het  “dopingjaar” 1994 lijkt voor de hand te liggen. De methode om zwanger te worden en dan te aborteren lijkt in China niet overgenomen te zijn ( 178 – 179).

De rol van de Chinese overheid in het fabriceren, toedienen en verbergen van de doping is niet duidelijk ( 180). Voor Oost-Europa is dat inmiddels wel bekend geworden. De Chinese staat lijkt ook niet over voldoende budgetten te beschikken om hierin te concurreren met b.v. de V.S.A. Het dopinggebruik mag alleszins  niet veralgemeend worden en verklaart onmogelijk alle Chinese prestaties in de periode 1984 – 1996. China heeft trouwens ook zijn controlelaboratorium , dat erkend is door het I.O.C. De motivatie om te presteren was en is groot bij de Chinezen. De auteurs stellen dat ze zich via hun prestaties kunnen bevrijden van hun minderwaardigheidsgevoel ( p. 167), dat o.m. verband houdt met hun kleinere gestalte ( p. 178) en hun lichter gewicht : voor mannen is dat gemiddeld 7 à 8 cm vergeleken met hun concurrenten. Bij de vrouwen is dat verwaarloosbaar. Uiteraard zijn er meerdere factoren, o.m. de maatschappelijke voordelen  van topatleten. De schrijvers proberen ook te verklaren ( 181) waarom de vrouwen een snellere vooruitgang gemaakt hebben dan de mannen of dan vrouwen waar ook ter wereld. We  vatten hun verklaringen samen  : 1/ Chinese vrouwen tonen meer werklust, discipline en uithoudingsvermogen dan de mannen. 2/ De overheid bevoordeelt de vrouwentopsport, omdat ze merkt dat ze daarmee meer nationale eer kan halen en rijkere landen kan kloppen ; het is dus niet om de emancipatie te promoten. 3/ De meeste sportvrouwen hebben een rurale achtergrond en zijn meer beïnvloed door de leer van Confucius, die gehoorzaamheid, opoffering, tucht en respect voor mannen en dus ook voor mannelijke trainers preekte. De auteurs vrezen  dat de snelle economische en sociale veranderingen sinds de jaren tachtig deze brave  traditie  zullen  ondermijnen, dat vrouwen economisch onafhankelijker zullen worden ( wat in de steden zeker al het geval is bij goedverdienende dames) ,dat ze  minder vaderlandsliefde zullen opbrengen, minder geneigd zullen zijn om trainingen zoals die van Ma Junren te ondergaan en meer bereid zullen zijn  om hun lichaam chemisch te laten manipuleren.

Voor wie is dit boek bedoeld of bruikbaar ? Voor studenten en leraren L.O. , al wie geïnteresseerd is in het Chinese onderwijs en in hun waardepatroon, sportjournalisten, verantwoordelijken van sportbonden en politici die  het beleid mee bepalen ( en zoals bij ons een florerend sportmedisch laboratorium in Herentals  willen afschaffen ! ) en verder voor al wie zijn vooroordelen over China en over de Chinese sportprestaties wil wegwerken of toetsen aan de werkelijkheid. Een paar zwakke kanten : ik mis de trainingsschema’s , de beschrijving van  het terrein en de omstandigheden waarin   de  zware trainingen verlopen ; zulke zaken zouden de lezer  (nog) meer leren over het waarom van de Chinese successen dan mooie culturele verklaringen. Er staat ook geen enkele foto in van topatleten, van sportscholen of stadia. Deze kritische, deskundige  en bevoorrechte auteurs hadden ons  over deze facetten wat meer kunnen en mogen vertellen. 

Referentie :

James RIORDAN – Robin  JONES , Sport and physical education in China. International Society for Comparative Physical Education and Sport  en Uitgeverij Routledge, Londen, 1999. Bkh. Taxandria, K. Gasthuisstr. 51, Turnhout; 014 42 43 93 ,; fax : 42 08 39. XX + 278 p. ; kaart, tab. , graf. , tek. , noten, lit. , reg. ;  Hb : £ 60 / 93,75 € ;  ISBN 0 – 419 – 24750 – 5 ;   Pb : £ 19,99 / 31,23 € ;  ISBN 0 – 419 – 22030 – 5 .

Oktober 1999