Marx voor de 21e eeuw

Hoewel de geschriften van Marx wereldberoemd zijn, kun je ze in vele boekhandels nauwelijks vinden en zijn recente edities uitzonderlijk, behalve van “
Het Communistisch Manifest” ( 1 ; zie F.E.T. , 18 . 07 . 98 ). Een bloemlezing uit praktisch alle publicaties van de grote denker komt nog minder voor.  Robert KURZ ( 2 ) , Marxistisch filosoof , schrijver en criticus van het kapitalisme, probeert aan te tonen dat Marx nog minstens zo springlevend en actueel is als de kapitalistische economie. Hij kwam op het lovenswaardig idee om een ruim publiek de kans te bieden om kennis te maken met citaten uit de meeste  geschriften van Marx. Hij zocht specifiek naar teksten die nog toepasbaar zijn op de huidige economische toestand in de wereld.  Voorbijgestreefde teksten heeft hij zoveel mogelijk weggelaten. Het zijn dus grotendeels kritieken die Marx   zou kunnen uiten op het kapitalisme zoals het zich nu voordoet en zoals wij het nu kennen : de huidige productietechnieken , de behandeling van het werkvolk , de rol van grondstoffen en machines , de accumulatie van rijkdom, de arbeidersverenigingen , de vervreemding  van de mens van zijn medemens en van zijn arbeid , de verwoesting van de aarde , de falende overheid , het recht , de mensenrechten die hij de rechten van de egoïstische bourgeois noemt , de bureaucraten of “staatsjezuïeten” , het mechanisme van economische crisissen , de arbeidsproductiviteit , globalisering , concentratie , “fusionitis” , de religie van de vrijhandel , interesten , staatsschulden , speculatieve beleggingen , fictieve kapitalen op de aandelenmarkten. De citaten  komen uit een groot pak werken en werkjes van Marx , evt. samen met Engels. Kurz somt ze helaas nergens op, maar we distilleren ze uit het boek : het chronologisch lijstje geeft  een idee van de  tomeloze  arbeidsproductiviteit van Marx.

Kritik des Hegelschen Staatsrechts ( 1843 ) ;

Zur Kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie ( 1843 / 44 ) ;

Zur Judenfrage ( 1844 ) ;

Briefe aus den “Deutsch-Französischen Jahrbüchern” ( 1844 ) ;

Die heilige Familie ( 1845 ) ;

Über Friedrich Lists Buch “Das nationale System der politischen Ökonomie” ( 1845 ) ;

Die deutsche Ideologie ( 1846) ;

Das Elend der Philosophie . Antwort auf Proudhons “Hilosophie des Elends” ( 1847 ) ;

Rede über die Frage des Freihandels ( 1848 ) ;

Manifest der Kommunistischen Partei ( 1848 ) ;

Pauperismus und Freihandel – Die drohende Handelskrise  ( 1852 ) ;

Die künftigen Ergebnisse der britischen Herrschaft in Indien ( 1853 ) ;

Grundrisse der Kritik der politischen Ökonomie ( 1857 / 58 ) ;

Zur Kritik der politischen Ökonomie ( 1859 ) ;

Theorien über den Mehrwert ( 1862 / 63) ;

Ökonomische Manuskripte ( 1863 – 1867 ) ;

Lohn , Preis und Profit ( 1865 ) ;

Das Kapital ( 1867 – 1890 ) ;

Der Achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte ( 1869 ) ;

Kritik des Gothaer Programms ( 1875 ) ;

Brief an V.I. Sassulitsch ( 1881 , over de noodzaak van een revolutie in Rusland ) .

De complete MEW of Karl Marx , Friedrich Engels , Werke ( 42 delen , Berlijn , 1958 – 1983 ) is nog uitgebreider, maar ik mis alleen wat  correspondentie, m.n. met zijn dochters en  met de familie Philips ( zie nr. 3 : Jan Gielkens  ) en zijn boek over de Oosterse kwestie : “The Eastern Question. A reprint of letters written 1853 – 1856 dealing with the events of the Crimean War” ( London, 1897).

           Als je de citaten bij Kurz leest , ben je dikwijls geneigd om met Marx en Kurz in te stemmen : ook nu blijft men dwangmatig concurreren en accumuleren , eindeloos  fusioneren en speculeren . Vele teksten zijn  voldoende actueel om ons aan te zetten tot nadenken over de aard en de  hoeveelheid  en het tempo van   ons werk en  het doel van onze bezittingen. Marx scherpt nog altijd ons bewustzijn aan. Maar even dikwijls kun je bedenkingen maken en de teksten van Marx achterhaald en voorbijgestreefd  vinden of hoogstens nog relevant vinden voor achtergebleven regio’s in de Derde Wereld. Laten we ook hopen dat de arbeider hier bij ons zijn bestaan niet meer ervaart als onmenselijk ( p. 155 ) of als een ongeluk ( 157 ) , zeker nu het tekort aan “operators”  steeds nijpender wordt en arbeiders vaak veel  meer consumptieartikelen bezitten dan intellectuelen. Marx en Kurz beweren ( 199 – 203 ) dat onze definities van vrijheid en eigendom nog even liberaal  en egoïstisch zijn als in 1789. Dat is zeker niet zo, want onze rechtspraak en  de herverdelingsmechanismen  via de fiscus en via de sociale zekerheid  zorgen er wel voor dat we lang niet meer ten volle kunnen beschikken over de vruchten van onze arbeid  en over onze bezittingen. En de wet staat eigenaars niet toe hun bezit te beschermen tegen inbrekers en overvallers zoals zij dat zelf zouden willen. Vele ambtenaren zullen zichzelf ook niet beschouwen als parasieten ( 222 ) of staatsjezuïeten ( 218 ).  De “religie van de ongebreidelde vrijhandel en zijn missionarissen”  vinden  wereldwijd nog aanhangers,  maar anderzijds ook steeds meer Europese en Amerikaanse  spelregels waaraan ze onderworpen zijn. Sommige uitspraken durven wij vandaag niet meer in de mond nemen ; b.v. p. 326 : “Niet alle volkeren hebben dezelfde aanleg voor kapitalistische productie. Oervolkeren zoals de Turken,  hebben niet het karakter  en evenmin de geschiktheid daartoe”. Marx bedoelt gelukkig wel iets anders dan wij meteen verstaan : volgens hem moesten alle volkeren van heel de wereld eerst door de fase van het kapitalisme en pas dan konden ze het socialisme bereiken. Aanleg betekent dan vooral dat grondslag of  anders gezegd : dat ze nog niet klaar zijn voor de kapitalistische productie. Oervolkeren hoeven niet achterlijk te zijn : zij zijn gewoon nog niet klaar en nog niet geschikt  voor de industriële maatschappij van het kapitalisme. En met Kritik und Krise der Arbeitsgesellschaft  bedoelt hij kritiek op en crisis van de industriële maatschappij ( bron : Ludo Abicht ).

In  het huidige Turkije en bij  de hedendaagse Turkse diaspora in Europa is nu genoeg kapitalistische productie , bovendien met grotere welvaartsverschillen dan bij ons. Over het algemeen zijn  Marx en Kurz ook sterker in het kritiseren  dan in het aanreiken van bruikbare en haalbare oplossingen. Voor velen die alleen “Het Communistisch Manifest” gelezen hebben, kan dit een eerste kennismaking zijn met andere geschriften van Marx. Hoewel Kurz geen doelgroep  noemt, kunnen we stellen dat leraren geschiedenis, maatschappijcritici , allerlei sociaal geëngageerde mensen , werkgevers die niet behoren tot de “barbaarse bloedzuigers” ( 225 , 227 ) dit boek als bron van bezinning en van inspiratie kunnen gebruiken. Een behoorlijke kennis van het Duits  en een basiskennis van de Marxistische filosofie is daarbij gewenst. Het boek zelf heeft een stevige kaft , maar geen enkele illustratie , tabel, grafiek, geen literatuurlijst, ook geen verklaring van de marxistische begrippen , zelfs geen register. Vergeleken met dat van Jan Gielkens ( 3 ) , kan er bij een tweede uitgave dus nog veel verbeteren.

Referenties :

1   Ludo MARTENS, Het Communistisch Manifest. Uitgeverij EPO , Antwerpen/ Centraal Boekhuis, Culemborg  , 1998. 152 p.;           200 BF /  fl. 11, 50 ; 4,96  € . ISBN: 90 – 644 – 078 – 1. Zie F.E.T. , 30 mei en 18 juli 1998.

2   Robert KURZ, Marx lesen. Die wichtigsten Texte von Karl Marx   für das 21. Jahrhundert. Uitgeverij Eichborn, Frankfurt am Main,       2001. 432 p.; 49,80 DM / 25,40 €  /1027 BF / fl. 56. ISBN  3 – 8218 – 1644 – 9 .

3   Jan GIELKENS, Was ik maar weer in Bommel. Karl Marx en zijn Nederlandse verwanten. Een familiegeschiedenis in documenten.      Uitgeverij Stichting Beheer  IISG , Amsterdam, 1997. 199 p. ; 590 BF ; fl. 29,50  ; 14,63  € . ISBN 90 – 6861 – 099 – 6. Zie F.E.T. , 18 juli 1998.

Februari 2001