Community Geschiedenis                                                                Histoforum

    recensies deel 1    deel 2   deel 3   deel 4   deel 5   deel 6   deel 7   deel 8  

Extreem weer  

Jan Buisman, °1925 en dus 87 jaar jong, is een Nederlandse drs. in Historische geografie, die zich gespecialiseerd heeft in het weer van de laatste 1200 jaar. Hij raakte vooral bekend door zijn serie  “Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen” : 5 delen zijn verschenen, delen 6,7 en 8 verschijnen in 2012,2014,2016. Dit alles bij leven en welzijn natuurlijk. Zijn recentste boek is “Extreem weer!”. Het bevat een selectie van 100 hoogtepunten uit de weergeschiedenis. We halen er enkele uit en blijven wat langer stil staan bij de weersomstandigheden die gevolgen hadden voor de geschiedenis.

Buisman beweert bv. dat Caesar in  58-50 v.C. West-Europa makkelijker kon veroveren dank zij een “klimaatoptimum” : blijkbaar was het toen bijzonder zacht en gunstig voor oprukkende legers (60).  Het Romeinse Rijk kende tot in de 3° e. n.C. weinig misoogsten en hongersnoden, een factor die bijdroeg tot het voortbestaan. Ook een verre tegenhanger, het Chinese rijk van de Han-dynastie (206 v.C. – 220 n.C.) kon zich uitbreiden, mede door een gunstig klimaat. De nederlaag van Varus tegen Arminius in 9 n.C. daarentegen werd mede veroorzaakt door de langdurige regen, die de smalle strook tussen de Kalkrieser Berg en het Grosse Moor omgevormd had tot een modderig moeras, waarin de Romeinse soldaten met hun 45 kilo bepakking weerloos waren tegen de Cherusken (61). Ook bij de neergang van het Rijk was het klimaat één van de vele factoren: de Noord-Afrikaanse graanschuur ging verloren door het woestijnzand, dat in de 4° e. n.C. oprukte en Noord-Afrika kurkdroog maakte (63-64). 

De Volksverhuizingen van de 5° e. hadden te maken met de klimaatverslechtering in Centraal-Azië. Ook de regering van Karel de Grote (768-814) had te kampen met een “klimaatpessimum” : na zijn dood viel het uiteen.

Rond het jaar 1.000 volgt voor enkele eeuwen een klimaatoptimum, een relatief warme tijd met milde winters en warme zomers. De cultuur floreerde in de kloosters en in de steden van Vlaanderen, Holland en Frankrijk. Het was dan zo warm dat de Noren bij Trondheim aan wijnbouw deden en de Vikingen nederzettingen stichtten op Groenland, die ze rond 1400 moesten opgeven, doordat er een koudere periode aanbrak, de zogeheten kleine ijstijd, die rond  1690 zijn hoogtepunt bereikte  en veel schilderijen voortbracht met schaatsende mensen.

In de 14° en 15° eeuw leidden overmatige regenval en overstromingen, zoals de Sint-Elisabethsvloed van 1421 tot misoogsten, hongersnoden en grote verwoestingen in Zeeland en Holland. De toenmalige geschiedschrijvers telden wel 100.000 doden, meer dan dat er woonden volgens Buisman. Hij denkt eerder aan een kleine 2.000. Bovendien doodde de pest van 1347-1349 één derde van de Europese bevolking(91). Rond 1430 werd West-Europa dus in een kleine ijstijd gedompeld, vier eeuwen lang. De winters waren  soms bar koud. De jaren 1432-1440 noemt hij “de triomf van de dood”(102). Van 1471 tot 1540 was het klimaat relatief mild, maar van 1541 tot 1600 waren alle seizoenen te koud. Karel V heeft dus een goede en een slechte regeerperiode gehad, Filips II enkel een slechte. In zijn tijd brak de 80-jarige oorlog uit, die sterk beïnvloed werd door het weer, dat vaak in het nadeel van de Spanjaarden was. En als de oogsten tegenvielen, zocht men vaak naar zondebokken, in casu de heksen.

Opmerkelijk is dat de auteur de Beeldenstorm van 4 augustus tot 25 september 1566 niet vernoemt en dus ook niet in verband brengt met koude en honger. Eén van de hoofdoorzaken was dat de graanprijs in  1565-1566 onbetaalbaar was geworden. Hij toont de weersomstandigheden wel met schilderijen en tekeningen van Breughel, Rembrandt, Ruysdael en anderen. Bij Pieter Breughel de Oude beweert hij dat hij uit Breda kwam(123). Menige lezer zal dit in twijfel trekken.

Behalve door het weer, werden de mensen en vooral de stedelingen  vaak ook geteisterd door brand, waar ze veel schrik van hadden en weerloos tegenover stonden. Amsterdam maakte in 1651 zowel een stormvloed als een brand van het stadhuis mee, de brand van Londen in 1666 zit nu nog in het geheugen van veel Londenaars. De winters van 1664, 1667, 1684 en 1689 waren ijskoud, van december tot maart. Men reed met vrachtsleden en paarden over de Zuiderzee en de Theems. In 1674 viel  de Dom van Utrecht in puin door een storm. Tussen 1675 en 1788 maakte Nederland nog 15 rampjaren mee, meestal met doden, tot 13.000 toe. Er waren winters bij waarin men hele gezinnen doodgevroren in hun onverwarmde woningen aantrof(182).

1788/1789 was de aller-strengste winter in eeuwen. Zoals bekend, was dit een van de aanleidingen voor de Franse revolutie, de belangrijkste revolutie uit de Europese geschiedenis. Op 13 juli 1788 had een hagelramp met bollen tot 250 gram de oogst van graan, vlas en druiven vernield in grote delen van Frankrijk. De inwoners konden ’s anderendaags de getroffen hazen, konijnen, patrijzen en fazanten zo van de velden oprapen. Dan volgde er nog een ijskoude winter, waarin het graan bevroor. Landarbeiders en boeren, die zo al uitgeperst werden, leden honger. Maar het waren de welgestelde burgers van de derde stand, die de revolutie in gang hebben gezet en de macht overnamen. De plattelandsmensen kregen ook een troostprijs : lijfeigenschap, horigheid, heerlijke rechten, tienden en karweien werden afgeschaft. In 1794 veroverden de Franse legers, gebruik makend van de warme en droge zon, in snel tempo “België” en nadien Nederland. In juni 1812 trok Napoleon met ca. 600.000 soldaten naar Rusland, zes weken te laat en zonder dat hij eerst Engeland verslagen had. Op 14 september trok hij Moskou binnen. Hij slaagde er niet in de tsaar een vredesakkoord te doen tekenen en verloor er vier milde weken. Op 19 oktober begon de terugtocht. Op 22 oktober veranderden zware regens de onverharde wegen in modderpoelen. Vanaf 5 november lag er een dik sneeuwtapijt, waardoor de soldaten moeilijk vooruit kwamen. Een bijtende noordenwind zorgde voor een zeer koude gevoelstemperatuur en deed vele duizenden soldaten en paarden doodvriezen. Deze weersomstandigheden waren lang niet de enige oorzaak van de nederlaag, maar ze maakten ze wel veel dramatischer.

Hitler deed in 1941 ongeveer hetzelfde : zonder eerst Engeland uit te (kunnen) schakelen, trok ook hij te laat naar Rusland, zonder rekening te houden met de Russische winter. Ook hier was de koude (slechts) één verklaring van de nederlaag.

In oktober 1813 verloor Napoleon bij Leipzig tegen een coalitie van Pruisen, Rusland, Oostenrijk, Engeland, Zweden en Portugal. In 1814 werd hij verbannen naar Elba. In juni 1815 werd hij definitief verslagen bij Waterloo,op een slagveld dat helemaal doorweekt was van de regen. De Belgische opstand van 1830 ontbreekt in dit boek. Onterecht, want één van de oorzaken van de ontevredenheid was de strenge winter van 1829/1830 : de graanvoorraden waren  bevroren  en de Schelde was dichtgevroren, waardoor  aanvoer  onmogelijk was. Bovendien regende het in het voorjaar en in de zomer van 1830 zoveel, dat de oogst mislukte. Kortom, het gewone volk leed honger. De auteur beschrijft nog wel een aantal andere barkoude of stormachtige jaren, maar die hadden geen politieke gevolgen : 1820,1825,1836,1845,1855,1879/1880,1881-1882-1883,1890/1891, 1894, 1906-1907,1911,1916.De Oorlogswinter van 1917 leidde (in het neutrale Nederland) tot voedselschaarste en beperkt aardappeloproer. De regering moest ingrijpen. De jaren 1921, 1925, 1926, 1928 en 1929 waren ook bar of nat. De ellende van de Tweede Wereldoorlog werd verergerd door koude winters: 1940, 1941, 1942 en de echte Hongerwinter van 1944/1945, toen België al wel bevrijd was, maar Nederland nog kreunde onder de bezetting.

Uit de naoorlogse periode onthouden de Nederlanders vooral de stormvloedcatastrofe van 31 januari-1 februari 1953. Op 2 dagen tijd zorgde die watersnood voor 1836 doden  in Nederland, 307 in Engeland, 22 in Vlaanderen. Foto’s van deze ramp zijn overvloedig aanwezig. Ze had voor gevolg dat de regering overging tot de grootschalige Deltawerken, die zulk drama in de toekomst moesten voorkomen.  De auteur vertelt nog uitgebreid over de ijskoude winters van 1956,1962-1963,1965-1966, de tornado die op 25 juni 1967 vooral de gemeentes Oostmalle, Chaam en Tricht teisterde, stormen of extreem natte of uiterst droge  weerstoestanden in 1972/73, 1976, 1978/1979,1982 tot 1990, 1993-1995, 1997, 1999, 2003,  2006, 2008 (een witte Pasen),  2009 (vulkaanuitbarsting op IJsland) en 2010. Dan werpt Buisman  een blik op de toekomst: de klimaatverandering. Deze zal wsch. zorgen voor zachtere en nattere winters en warmere zomers.

Hij eindigt met beschouwingen over historisch bronnenonderzoek in het algemeen en van het klimaat in het bijzonder, enkele volkswijsheden omtrent het weer, tabellen met temperaturen, koude- en hittegolven sinds 1901, witte Kersten, Elfstedentochten (laatste in 1997, voorlaatste in 1986), zware stormen, allerlei records (hitte, zon, zeeniveau, overstromingen, windkracht), literatuur en sites en verklaringen  van de vele illustraties. Deze verklaringen zijn zeer degelijk en ook onmisbaar om de schilderijen te begrijpen. Het boek wordt afgesloten met een topografische index. Van de lezer wordt verondersteld dat hij wat weet van de geschiedenis, zeker van de Nederlandse en ook wel wat van meteorologie.

Het boek wordt opgevrolijkt met mooie prenten uit getijdenboeken, schilderijen van Nederlandse en Vlaamse schilders. Voor de uitleg bij die kunstwerken moet je helaas wel telkens helemaal achteraan gaan kijken(p. 540-561). Bij vele overstromingen staat een kaartje zodat we telkens weten waar het gebeurde. Het boek is  interessant voor leraren geschiedenis en voor liefhebbers van extreme weersomstandigheden. De uitgever heeft zijn best gedaan: het boek is mooi uitgegeven, met een kaft die aan de storm kan weerstaan.

Referentie

Jan Buisman, Extreem weer ! Een canon van weergaloze winters & zinderende zomers, hagel & hozen, stormen & watersnoden. Uitgeverij van Wijnen, Franeker, 2011. 576 p.; foto’s, grafieken, tabellen, register. ISBN 978 90 519 4358 0; € 49,50. 

Jef Abbeel, januari 2012

   
 

Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum

Google
Search WWW Search histoforum.digischool.nl