Opdracht
Vergelijk op hoofdlijnen de Ilias en Odyssee van Homerus met de Aeneis van
Vergilius. Besteed met name aandacht aan de overeenkomsten en verschillen. Bij
deze opdracht kun je gebruik maken van onderstaande tekst en van deze sites
Aeneas
1 Het Trojaanse paard
Het was al ver na middernacht. In de smalle donkere straatjes van Troje hoorde je
hier en daar nog wat geroezemoes en dronkemansgelal, maar de meeste Trojanen
lagen - sommigen met de lege wijnbeker nog in de hand - hun roes uit te slapen.
En midden in de stad, op het grote marktplein, stond het reusachtige houten
paard dat de Grieken voor de stadspoort hadden achtergelaten.
Tien lange jaren hadden de Grieken Troje belegerd en gisteren waren ze zo maar ineens
vertrokken. Ze hadden dus eindelijk begrepen dat de stad toch niet te veroveren
was! Onder gejuich was het paard binnengehaald en tot diep in de nacht hadden de
Trojanen eromheen gedanst en flink feest gevierd. Nu was het eindelijk rustig in
de stad. Maar wat was dat? In de buik van het houten paard ging een luik open en door dat luik klom een man naar
buiten, die zich geruisloos langs een poot van het paard omlaag liet glijden. En
er kroop nog een man door het luik en nog een en nog een, tot er op het laatst
wel tien mannen - Grieken natuurlijk ! - op het plein stonden. Tot
zover was de list van de Griek Odysseus gelukt. Nu moest de stadspoort nog
geopend worden om de andere Grieken, die na hun vertrek weer stiekem
teruggekomen waren, binnen te laten. Dat was een koud kunstje, want ook de
poortwachters hadden zich de wijn goed laten smaken en hingen, luid snurkend,
onderuitgezakt tegen de stadsmuur. Gedempte stemmen deelden bevelen uit, zware
stappen klonken door de straten en plotseling was de lucht vol gegil, gevloek en gejammer. Tien jaar lang
hadden de Grieken op deze nacht van de overwinning gewacht. Nu werd iedere
Trojaan die zich verzette genadeloos gedood. Vrouwen, kinderen, niemand werd
gespaard. De Grieken gooiden brandende fakkels in de huizen van Troje en weldra
was de nachtelijke hemel oranjerood gekleurd door de hoog oplaaiende vlammen. De
Grieken bestormden ook het paleis van koning Priamus. En hoe dapper de koning en
zijn zoons en schoonzoons zich ook verzetten, ze werden allemaal omgebracht.
Toen Aeneas, de grote Trojaanse held, zag dat de oude koning gedood werd, schoot het door hem heen: Mijn vader!
Ik moet hem redden! Hij rende door de gangen van het brandende paleis, op
weg naar de uitgang, maar struikelde bijna over de mooie Helena, die geknield voor een
altaar aan het bidden was. Woedend greep hij naar zijn zwaard. Het was allemaal
haar schuld! Zij was de oorzaak van alle ellende! Als prins Paris haar niet van
haar man, de Griekse koning Menelaos, had afgepakt en haar niet naar Troje
ontvoerd had, zouden de Grieken zijn stad nooit belegerd hebben. Hij hief het
zwaard om haar te doden, maar ineens voelde hij een ijskoude hand om z'n pols.
Hij keek om, maar zag niemand. Toen klonk de stem van zijn moeder, de godin Venus: 'Laat Helena leven, Aeneas! Het
is haar schuld niet. De goden willen de ondergang van Troje. Maar jij, Aeneas,
jij moet blijvenleven. Vlucht mijn zoon, snel!' Gehoorzaam liet Aeneas het
zwaard zakken en ging naar het huis van zijn vader. Zijn vrouw en zoontje kwamen
hem al tegemoet en vielen hem huilend om de hals. 'Stil maar,' suste Aeneas, 'ik
kom jullie halen.' maar zijn oude, verlamde vader
Anchises, riep: 'Laat mij hier achter om
te sterven, ik ben jullie alleen maar tot last.' Toen tilde Aeneas de oude man
op zijn schouders, pakte de hand van zijn zoontje en zei tegen zijn vrouw dat ze
hem moestvolgen. Maar toen ze al buiten de stadspoort waren merkte hij ineens
dat zijn vrouw niet meer bij hem was. Hij liet zijn vader en zijn zoontje buiten
de stadsmuur achter en rende terug, de brandende stad in. Wanhopig rende hij
straat in, straat uit, telkens haar naam roepend en plotseling stond ze voor
hem. Maar wat zag ze er vreemd uit! Over haar gezicht lag een bovenaardse glans
en het leek wel of ze groter was nu. 'lk kan niet met je mee, Aeneas,' zei ze
zacht. 'je moeder heeft mij van je weggenomen. Voor mij is er geen gevaar meer,
maar jij moet Troje onmiddellijk verlaten. Ver, heel ver hier vandaan zul je een
nieuw vaderland vinden, waar een nieuw Troje gebouwd zal worden.'Aeneas
wilde haar hand pakken en haar meenemen, de stad uit, maar ze was verdwenen,
voorgoed.Toen hij weer op de plaats kwam waar hij zijn vader en zijn zoontje had
achtergelaten, zag Aeneas daar een grote groep Trojanen. Ze waren aan het
bloedbad ontsnapt en vroegen Aeneas of hij voortaan hun leider wilde zijn. Zo
verliet Aeneas, met zijn verlamde vader op de schouders en zijn zoontje aan de
hand, aan het hoofd van de zwijgende groep, de smeulende resten van het eens zo
trotse Troje, een onzekere toekomst tegemoet.
Dido en Aeneas
Net als Odysseus zwierf ook Aeneas over de Middellandse zee, maar anders dan de
Griekse held keerde Aeneas nooit naar huis terug. Op het eiland Kreta vertelden
de goden dat zijn uiteindelijke bestemming Italia was, het land waar hun
voorvaderen vandaan kwamen. Na een lange zwerftocht vol ontberingen landen zeven
van zijn twintig schepen in een vliegende storm op de kust van Noord-Afrika, in
Carthago.Carthago was de stad van koningin Dido. Ooit woonde
zij in de stad Tyrus in Phoenicie (Punië), waar ze was getrouwd met een
schatrijke man. Maar haar broer was zo jaloers op die rijkdom, dat hij Dido's
man vermoordde. Ja hij wilde zelfs zijn eigen zuster vermoorden. Ze kon nog net
op tijd ontsnappen en vluchtte toen met een groep volgelingen over zee en ging
ergens in het huidige Noord-Afrika aan land. Van de goden mochten ze een stuk
grond in bezit nemen dat net zo groot was als de omtrek van een runderhuid. Nou, dat was niet veel. Maar wat deed
Dido? Ze sneed een huid in
smalle repen en daarmee kon ze een flink stuk grond omspannen. En daarop is de
nieuwe stad Carthago gebouwd. De Trojanen bleven in Carthago. Ze waren moe van alle omzwervingen en ze waren blij
dat ze nu eindelijk rust hadden. Ze hadden het best naar hun zin in die
prachtige stad en ze namen de gewoonten en gebruiken en zelfs de kleurige klederdracht van de bevolking over. En Aeneas?
Die werd smoor verliefd op koningin Dido en hij beloofde haar plechtig dat hij
haar nooit meer zou verlaten. Maar niet alle Trojanen waren gelukkig met dit nieuwe bestaan. Hun hart trok toch
naar het onbekende vaderland en ze ergerden zich aan Aeneas, die zich gedroeg
als een verliefde schooljongen en die de opdracht van de goden helemaal vergeten
had. En de meeste Carthagers stond het helemaal niet aan dat hun koningin die vreemde
indringer zoveel macht gaf. Ze mopperden: 'Wij hebben Carthago zelf gebouwd,
zonder hulp van anderen en we hebben die Trojanen helemaal niet nodig. En nu moeten we toezien hoe onze
koningin met de eerste de beste zwerver aanpapt en hem de baas over ons laat
spelen!' Jupiter, de oppergod, hoorde al dat gemopper en barstte woedend uit:
'Wat denkt die Aeneas wel? Dat hij maar een beetje in Carthago kan rondlummelen
en het knechtje van Dido spelen? Heb ik hem daarvoor soms gered? Naar Italia
moet hij en gauw ook!'En hij stuurde een boodschapper naar de aarde om Aeneas te waarschuwen. Die schrok
daarvan geweldig. Het was waar, door zijn liefde voor Dido had hij de opdracht
van de goden helemaal vergeten.
Hij vond het vreselijk haar te moeten verlaten, maar er zat niet anders op. Maar
wat zou Dido ervan zeggen? Aeneas durfde het haar niet te vertellen en daarom
liet hij in het grootste geheim alles voor het vertrek in orde maken. Natuurlijk
kwam Dido er toch achter en ze smeekte Aeneas bij haar in Carthago te blijven.
Aeneas legde haar uit dat het de wil van de goden was dat hij vertrok. Toen werd
ze lijkwit van drift en stampvoetend schreeuwde ze: 'Als een stelletje zwervers
kwamen jullie hier. Ik heb jullie voedsel en kleren en onderdak gegeven. En jou,
Aeneas, heb ik mijn paleis, mijn liefde, ja alles gegeven wat ik had. En nu ga
je er vandoor. Je maakt me tegenover iedereen belachelijk. 0, ik haat je,
Aeneas. Ik haat je! Ik haat je!' Aeneas voelde zich ellendig en schuldig. In z'n
hart gaf hij haar gelijk, maar toch kon hij niet blijven. De goden wilden het
immers zo. Toen bedacht Dido, die begreep dat ze Aeneas voorgoed verloren had,
een afschuwelijk plan. Op de binnenplaats van haar paleis liet ze een enorme
brandstapel oprichten en daarop legde ze de wapens en de kleren die Aeneas in
Carthago gedragen had. Haar zuster, die verbaasd vroeg waarom ze dat deed,
maakte ze wijs dat het ging om een toverkunst, waarmee ze Aeneas terug kon
krijgen. In het holst van de nacht zeilden de schepen van de Trojanen de haven
uit. Met een hart zwaar van schuld stond Aeneas aan dek en keek naar de stad die
steeds kleiner werd. Plotseling werd de nachtelijke hemel boven Carthago fel
verlicht door hoog opschietende vlammen en de wind droeg Dido's laatste woorden
over het water: ' Aeneas , ik vervloek je en in jou vervloek ik alle Trojanen!' Er
klonk nog een doordringende kreet van de stervende koningin en toen werd het
stil. Dido had in de vlammen de dood gezocht en gevonden.
Nog heel wat jaren gingen voorbij eer Aeneas en de zijnen zich in Italia konden
vestigen en pas veel en veel later - Aeneas was toen allang gestorven - werd
door zijn nakomelingen de stad Rome gesticht. Maar door de eeuwen heen bleef
Dido's vloek rusten op het voIk van Aeneas: Altijd zijn Carthago en Rome
doodsvijanden gebleven!
Sites
|