|
|
Pecunia non olet
|
|
|
Vespasianus in Parijs
Bij KVC proberen we
altijd 'de lijntjes door te trekken',
verbanden te leggen tussen vroeger en
nu. We zijn niet tevreden met de
constatering dat een Romeinse uitvinding
ook nu nog bestaat of juist niet meer:
we willen weten waaróm, en welke
ontwikkeling erachter zit.
In deze nieuwsbrief wordt een
interessant lijntje doorgetrokken door
onze dierbare oud-docent meneer A.
Schulten, die een trouwe verzamelaar is
van tips voor de klassieke nieuwsbrief
(dank, meneer Schulten!!). Deze keer
vraagt hij aandacht voor de
Vespasienne.
|
|
In Parijs stonden er
op een zeker moment minstens 500
urinoirs, ofwel 'krullen', pissoirs of
pissijns, waar heren (alleen zij)
staande een plasje konden doen dat
rechtstreeks het riool inliep. Er was
geen faciliteit om je handen te wassen
(en dat met die Franse gewoonte om
altijd iedereen de hand te schudden die
je tegenkomt...) en in een wijde straal
rond het urinoir was te ruiken waar het
voor diende.
Begin jaren "60 begon de gemeente Parijs
de urinoirs te vervangen door betere
toiletten, waarvoor je moest betalen,
soms zelfs voorzien van een
toiletjuffrouw.
Tegenwoordig zijn ook die weer vervangen
door de 'sanisettes' die je ook in het
Kralingse Bos ziet staan:
volautomatische zelfreinigende
superhygiënische openbare toiletten,
waar het altijd schoon is en waar het
prettig ruikt.
|
|
En dan nu het verband tussen openbare
toiletten en de Romeinse keizer
Vespasianus.
Vespasianus werd keizer van Rome in het
jaar 69 en hij had de pech dat hij begon
te regeren over een staat met een
vrijwel lege schatkist. De regering van
Nero, die in 68 zelfmoord pleegde, en de
aanhoudende ruzies over diens opvolging
hadden ontzettend veel geld gekost.
Vespasianus' eerste opdracht was dus
eigenlijk te zorgen dat er snel veel
geld kwam en daardoor is hij de
geschiedenis ingegaan als een man die
altijd maar zeurde over centen.
Hij hief belastingen op alles waar een
mens maar belastingen op kon heffen: op
een zeker moment hief hij zelfs
belasting op urine. Niet dat je hoefde
te betalen als je een plasje wilde doen,
maar wél als je 's avonds de kruiken vol
urine, die op elke straathoek te vinden
waren, kwam legen. Dat deden de wol- en
leerbewerkers, want urine is een heel
geschikte natuurlijke reiniger voor wol
en leer.
|
Volgens de geschiedschrijver Suetonius
zou Vespasianus' zoon Titus het een
beetje genant gevonden hebben dat zijn
vader zelfs belasting hief op urine:
Toen Titus hem bekritiseerde omdat hij
zelfs een belasting had bedacht op
urine, hield hij een munt uit de eerste
betalingsopbrengst onder de neus van
zijn zoon en vroeg hem of de geur hem
tegenstond. Toen Titus "Nee" zei,
antwoordde hij: "En toch komt het van
urine (Atqui e lotio est)!" (Suetonius,
De Vita Caesarum, Divus Vespasianus,
23).
De bekende uitspraak Pecunia non olet
(Geld stinkt niet) is overigens niet
in een Latijnse tekst terug te vinden en
dateert waarschijnlijk uit de 19e eeuw.
Sindsdien wordt hij graag en veel
gebruikt om aan te geven dat geld geld
is, maakt niet uit waar het vandaan komt.
|
|
|
|
Copyright © 2008 Albert van der Kaap
|
|