|
Het is vooral de Griekse schrijver
Plutarchus
geweest die ons rond 100 na Christus de levenswijze
van de antieke Spartanen beschrijft. In zijn werk
"Leven van
Lycurgus", 16, 1-2, schrijft hij over die
babyinspectie door de stadsoudsten:
"Hun
taak was het om het kind nauwkeurig te onderzoeken,
en als ze het sterk en gezond bevonden, gaven ze het
bevel het groot te brengen (...), maar als ze het
kwetsbaar en misvormd vonden, gaven ze de opdracht
het kind naar de zogenaamde Apothetae te brengen,
een soort kloof in het
Taygetosgebergte.
Want ze meenden dat het noch in het belang was van
het kind zelf, noch in dat van de staat, dat het zou
worden grootgebracht als het niet vanaf het begin
een gezonde en sterke indruk maakte."
Lekker horrorverhaal, en het past prachtig in al
onze vooroordelen over Spartanen, maar is het ook
waar?
Dat wilde de Atheense antropoloog Theodoros Pitsios
wel eens
onderzoeken,
en met grote zorgvuldigheid zette hij zich vijf jaar
geleden aan het bestuderen van een flinke
verzameling beenderen die gevonden zijn in een kloof
in het Taygetosgebergte bij Sparta, en die nu eens
goed van de arme onvolmaakte baby's hadden kunnen
zijn.
Maar er zat, zo bleek onlangs uit zijn onderzoek,
geen babybotje bij.
Volgens Pitsios betreft het beenderen die weliswaar
uit het juiste tijdvak komen (de 6e en 5e eeuw voor
Christus), maar afkomstig zijn van ongeveer 46
verschillende mannen in de leeftijd van 18 tot 35
jaar. Deze ontdekking zou passen bij het verhaal dat
de Spartanen gevangenen, verraders of misdadigers in
de kloof gooiden.
Dus of Plutarchus' verhaal nu als een 'broodje
aap'
moet worden afgeserveerd of dat wij gewoon de juiste
kloof in het Taygetosgebergte nog niet gevonden
hebben, blijft onbekend.
Uit het citaat van Plutarchus blijkt overigens niet
dat ze er letterlijk afgegooid werden: ze werden
erheen gebracht. Als ze daar te vondeling werden
gelegd, en de beesten van het gebergte zetten er hun
tanden in, dan is het logisch dat er niets van de
baby's is overgebleven.
Bron: Montessori Lyceum Rotterdam,
H.M. van Egmond, P.N. Westerink-Boshuis, J.C.
Korevaar
|