Amerikaanse holocaust-ontkenners in schaapskleren; steeds meer revisionisten
Artikel van Freke Vuijst in Vrij Nederland, 13 november 1993
Mensen die beweren dat de holocaust niet heeft plaatsgevonden, kun je vergelijken met mensen die beweren dat de aarde plat is. Ze verkopen pure onzin, zegt historica Deborah Lipstadt. Toch hebben de ontkenners van de holocaust in Amerika een zeker aanzien verworven. Hun ideeën worden besproken op universiteiten, in kranten en op televisie. Een geprek met de schrijfster van Denying the Holocaust. The Growing Assault on Truth and Memory, over de metamorfose van neonazis tot gerespecteerde historici.
Een televisiepraatshow. Onderwerp is de Ontkenning van de holocaust. Eerst geeft de gastheer het woord aan de ontkenners, vervolgens worden enkele overlevenden van de vernietigingskampen uitgenodigd om de argumenten van de ontkenners te ontzenuwen. Dan wordt het programma onderbroken voor reclame. Blijf kijken, spoort de gastheer de kijkers aan, want na de reclame zullen we horen of de holocaust mythe of waarheid is. Deborah Lipstadt was door de producente van deze talkshow gevraagd om met de ontkenners in debat te gaan. Dat had ze geweigerd, zegt ze, net zoals ze niet is ingegaan op verzoeken van Donahue, Oprah Winfrey en Ted Koppel. Wie met de ontkenners in debat treedt, geeft hun recht van bestaan. Dan krijgt een antisemitische ideologie de schijn van verantwoordelijke geschiedschrijving. De holocaust staat niet ter discussie. De producente had haar reactie niet begrepen. Onze kijkers hebben toch recht op een tegenargument, meende ze, ook al voegde ze er haastig aan toe dat ze het niet met de ontkenners eens was. Hoe is het mogelijk, had Deborah Lipstadt zich daarna afgevraagd, dat een antisemitische leugen zo diep in de Amerikaanse cultuur is doorgedrongen. Waarom laten de media zich manipuleren door rechtse extremisten? En waarom was de Amerikaanse samenleving zo ontvankelijk voor het antisemitische equivalent van de theorie dat de aarde plat is? Die vraagstelling werd het uitgangspunt voor Denying the Holocaust een onthutsend boek. Haar eerste opzet was een studie van de ontkenners van de holocaust, hun argumenten en methoden, maar uiteindelijk werd het een complete cultuuranalyse.
Emory University in Atlanta. Op prachtige gazons onder majestueuze bomen luieren groepjes studenten frisse jonge mensen die zo uit de reclamefotos van ontwerper Ralph Lauren lijken gestapt. Het is het Amerikaanse zuiden op zijn best: gracieus, elegant. Als ik aan een groepje studenten de weg vraag naar Deborah Lipstadts werkkamer word ik met ouderwetse hoffelijkheid bejegend. Ik vind Lipstadt op haar kamer in het gebouw van de theologische faculteit. Haar specialisatie joodse religie en cultuur- valt bij de ene universiteit onder de faculteit godsdienstwetenschappen, bij de andere onder de faculteit geschiedenis. Lipstadt, een kleine, dynamische vrouw, zit verborgen achter een enorme chaos op haar bureau. Al pratend haar rappe Newyorkse tongval verraadt dat ze niet in het zuiden is opgegroeid trekt ze mappen en artikelen uit de papiermassa voor zich. Lipstadts boek verscheen op het juiste moment. Dit voorjaar werd onder grote belangstelling van de nationale en internationale pers het Nationale Holocaustmuseum in Washington geopend. Maar zelfs die plechtige opening van het museum werd ontluisterd door de aanwezigheid van een ontkenner van de holocaust. Op aandrang van het State Department had het museum de president van Kroatië , Franjo Tudjman, uitgenodigd. Tudjman publiceerde in 1988 het boek Wasteland: Historical Truth, waarin hij beweerde dat de holocaust niet zes miljoen joodse slachtoffers had geëist, maar 900.000. Zijn aanwezigheid te midden van de overlevenden is een schande , meende Elie Wiesel toen en hij voegde eraan toe: Tudjmans boek is koren op de molen van historische revisionisten die ontkennen dat de holocaust heeft plaatsgevonden.
Drie dagen voor de opening van het museum zorgde een opinieonderzoek, uitgevoerd door de Roper-organisatie in opdracht van de American Jewish Committee, voor grote krantenkoppen. De vraag Is het mogelijk dat de holocaust niet heeft plaatsgevonden? was door tweeëntwintig procent van de ondervraagden bevestigend beantwoord. Bijna een kwart van de Amerikaanse bevolking leek dus te twijfelen aan een van de best gedocumenteerde massamoorden in de geschiedenis. Je moet voorzichtig omspringen met het onderzoek van Roper, waarschuwde Lipstadt. Als je Amerikanen zou vragen: denk je dat Elvis nog leeft en dat in Cuba woont, samen met JFK, RFK en Marilyn Monroe? Dan zullen er mensen zijn die zeggen: ja, dat is mogelijk. Een paar jaar geleden, ter gelegenheid van een herdenking van Elvis, werd in een opinieonderzoek inderdaad die vraag gesteld. Tien procent antwoordde dat het mogelijk was dat Elvis nog in leven is. Maar desondanks is tweeëntwintig procent een verontrustend hoog aantal. Want zelfs als je de types die zeggen dat Elvis nog leeft en de mensen die altijd ja antwoorden op een vraag zou het mogelijk zijn dat... niet meetelt, dan blijven er nog genoeg over. En dan is het toch schokkend.
Wat beweren de holocaust-ontkenners? Lipstadt beschrijft in haar boek hun onzinnige argumenten.Het zijn allemaal variaties op het thema dat de holocaust de systematische uitroeiing van de joden door de nazis - een leugen is die door joden en de staat Israël is bedacht om geld af te persen van een verslagen maar eerbaar Duitsland. Er waren geen gaskamers. Of er waren wel gaskamers, maar die werden alleen gebruikt voor ontluizing. Er zijn geen zes miljoen moden omgekomen, maar een fractie daarvan. (Lipstadt noemt dit het goochelen met cijfers, een geliefde bezigheid van de ontkenners). En die andere joden zijn aan ziekte overleden of als gevolg van geallieerde bombardementen of als gevolg van represaillemaatregelen voor anti-Duitse acties.
En wie zijn de ontkenners? Deborah Lipstadt somt op: A. ze zijn antisemieten. B. ze zijn blanke racisten. Vooral zwarte Amerikanen die gevoelig zijn voor de argumenten van de loochenaars van de holocaust moeten zich realiseren dat deze lieden geen vrienden van hen zijn. C. ze zijn neonazis of potentiële neonazis of hun argumenten spelen de nazistische ideologie in de kaart. En D. wat ze zeggen is wartaal. Ze verkopen onzin. Mensen die beweren dat de holocaust niet heeft plaatsgevonden kan je vergelijken met mensen die beweren dat de aarde plat is.
De loochening van de holocaust is geen exclusief Amerikaans fenomeen. Ontkenners zijn overal te vinden. Frankrijk heeft zijn Robert Faurisson, Engeland zijn David Irving, zelfs tot in Nieuw-Zeeland en Brazilië toe zijn ze actief. Het is een netwerk van individuen en organisaties die goede contacten met elkaar onderhouden en gebruik maken van elkaars pamfletten en publikaties. In Amerika was holocaust-ontkenning een activiteit van extreem rechtste groeperingen zoals de Ku-Klux-Klan, die op slordig gestencilde blaadjes hun ideeën publiceerden. Buiten hun directe aanhang besteedde niemand er aandacht aan. Dat veranderde toen eind jaren zeventig door een conglomeraat van holocaust-ontkenners, neonazis, rechts extremisten, antisemieten en racisten het Institute for Historical Review (IHR) werd opgericht. Het IHR presenteerde zichzelf als een serieus wetenschappelijk instituut.
Het instituut belegt nu revisionistische conferenties (de eerste vond plaats op de campus van een universiteit in Los Angeles) en geeft het Journal of Historical Review uit, dat in toon en formaat serieuze wetenschappelijke tijdschriften nabootst. Het eerste exemplaar van dit nieuwe revisionistische historische tijdschrift werd gratis toegestuurd aan de twaalfduizend leden van de Organisatie van Amerikaanse Historici (het IHR had de ledenlijst gekocht). Volgense Lipstadt voert het instituut een intensieve campagne om zijn antisemitische origine te verhullen. IHR-bestuursleden laten zich niet in gezelschap van bekende rechtse extremisten zien. Ze zwijgen over hun eigen extremistische verleden en wijzen de term holocaust deniers van de hand. Ze houden hardnekkig vol dat ze revisionisten zijn.
Deborah Lipstadt noemt dit de David Duke-ing van de beweging die de holocaust ontkent. Net zoals David Duke, die zichzelf van Ku-Klux-Klanner omtoverde tot Republikeins politicus, hebben de ontkenners van de holocaust zich omgetoverd tot gerespecteerde historici. En het werkt. Het grote publiek heeft er moeite mee om ze te ontmaskeren als antisemieten. Ik ken de Duitse situatie vrij goed. En het zou me niet verbazen als over een paar jaar de slimmeriken onder de Duitse neonazis een voorbeeld nemen aan hun Amerikaanse collegas en zich in een colbertje zullen steken met leren lappen op hun ellebogen. Misschien steken ze er dan ook nog wel een pijpje bij op. Ze moet zelf lachen om haar voorpelling. Dan zegt ze streng: Daarom noem ik die mensen consequent ontkenners en verwerp ik de term revisionisten. Als ik hun mantel van fatsoen kan ontnemen, dan heb ik iets bereikt.
Op de universiteiten hebben de ontkenners het meeste succes. Lipstadt wijt dit aan het postmodernistische deconstructivistische denken dat op dit moment op de campussen in de mode is. Ik zeg niet dat de postmodernisten holocaust-ontkenners zijn. Maar door hun ideeën dat er geen objectieve waarheid is, dat je nergens zeker van kunt zijn, worden mensen toch gemakkelijker beïnvloed. Bij studenten wordt dat dan al snel (ze doet een jong meisje na): o, jee, ik dacht dat we overal vraagtekens bij moesten zetten, dat aan alles een andere kant zit. Lipstadt rilt van afgrijzen.
Twee jaar geleden plaatste de Californische ontkenner Bradley Smith (hij heeft ook banden met het IHR) in de studentenbladen van een aantal grote universiteiten een paginagrote advertentie met de kop: The Holocaust Story: How Much is False? The Case for Open Debate. De advertentietekst bevatte verder niets dan de bekende litanie van beweringen - er waren geen gaskamers, ooggetuigen waren onbetrouwbaar, de processen van Neurenberg waren een schijnvertoning et cetera. Ook viel nog te lezen dat het open debat over de holocaust waartoe Smith opriep, door een machtige, maar geheime groep, de American thought police onmogelijk werd gemaakt. Smith speelde hiermee handig in op de roep naar political correctness op de campussen.
Niet ieder studentenblad publiceerde de advertentie. De Harvard Crimson weigerde de, zoals hij het bestempelde, gemene propaganda, gebaseerd op bullshit. Maar veel andere universiteitskranten drukten de advertentie wel af. De inkt was nog niet droog of de jonge redacteuren moesten zich verdedigen tegen felle kritiek van medestudenten en professoren. Sommige redacties beriepen zich op het eerste amendement van de grondwet dat vrijheid van meningsuiting garandeert. Maar de grondwet noemt nadrukkelijk de staat die het recht op meningsuiting van individuen en groeperingen niet mag beknotten, ook al zijn hun opinies stuitend. Een krant is dus niet verplicht die meningen af te drukken.
Andere redacties zeiden dat ze de ideeën van Smith niet wilden censureren. Maar eerder hadden diezelfde redacties advertenties geweigerd omdat ze racistisch of seksistisch zouden zijn. Waarom zou Bradley Smith wel onder de grondwettelijke bescherming tegen censuur vallen en een advertentie van Playboy of de Ku-Klux-Klan niet, vraagt Lipstadt zich af in haar boek. Dat ze onlogisch hadden gehandeld, zagen de redacties zelf achteraf ook wel in. Maar om hun verdediging toch sluitend te maken schreven ze nu dat de loochening van de holocaust niet antisemitisch is en daarom niet als aanstootgevend kan worden beschouwd. De eerder geweigerde advertenties waren volgens het studentenblad van de universiteit van Michigan wel aanstootgevend. Het ging bijvoorbeeld om een Ku-Klux-Klan-advertentie die lynchen aanprijst, en om een bierreclame waarin een vrouw met een bierflesje tussen haar borsten wordt afgebeeld. Voor veel redacties was het doorslaggevend dat het in de holocaust-advertentie om ideeënging. De opinies, gezichtspunten van Bradley Smith waren weliswaar weerzinwekkend, maar hadden toch een intellectuele legitimiteit. De Duke Chronicle, het studentenblad van Duke University, schreef hier bijvoorbeeld over: Revisionisten herinterpreteren de geschiedenis, iets waar wij ook constant mee bezig zijn , vooral hier op de campus.
Na de affaire rond de holocaust-advertentie tekenden studenten massaal in op colleges over de Tweede Wereldoorlog. Maar Lipstadt vindt niet dat dit positieve effect het negatieve - het gewoon en acceptabel worden van de loochening van de holocaust - uitvlakt. Ze heeft te vaak van bevriende collegas gehoord dat studenten met vragen komen als Hoe weten we of er echt gaskamers waren? en Wat voor bewijs hebben we dat de overlevenden de waarheid vertellen? en Horen we ook het Duitse perspectief?. Dat zijn vragen die door de holocaust-ontkenningsbeweging zijn ingegeven.
Lipstadt vindt ook niet dat de rechterlijke macht het ontkennen van de holocaust kan bestrijden. Het maakt martelaren van de ontkenners en bovendien is een strafrechtelijke vervolging in Amerika heel moeilijk. Wat je kunt doen, zegt Lipstadt, is ontmaskeren wie de ontkenners zijn en hun methoden blootleggen. Als nu iemand van een praatshow opbelt, zeg ik: waarom nodig je niet iemand uit die beweert dat er geen slavernij is geweest, of iemand die zegt dat twee en twee vijf is. Dan heb je een leuke onzinshow.
Klik hier om terug te gaan naar Stap A van van holocaust-ontkenning.