Alleen winnen telt
Roem en schande
Als een Griek zou zeggen 'deelnemen is belangrijker dan winnen' dan zou hij zich onsterfelijk belachelijk maken. De ouude Olympische Spelen kenden alleen maar winnaars en verliezers. Deelname aan de wedstrijden was op zich zelf geen deugd. Een overwinning betekende geweldige roem. Een tweede of derde plaats was gelijk aan verliezen en betekende dus schande. Voor een wedstrijd bad een deelnemer daarom ook om de overwinning of de dood, zoals te lezen is op een grafschrift van de Alexandrijnse bokser, Agathos Daimon, bekend als 'de kameel':
Hier (in Olympia) stierf hij, boksend in het Stadium,
Nadat hij tot Zeus gebeden had hem of de krans of de dood te schenken.
Op de leeftijd van 35 jaar. Vaarwel.
De dichter Pindarus schreef over een jonge worstelaar:
'En nu bent gij vier maal neergekomen met lichamen, die gij onder had liggen
(Gij wilde hen kwaad doen),
Hen, aan wie het Pythische feest niet gegeven heeft
Een vrolijke thuiskomst als de uwe.
Wanneer zij hun moeders weer zien,
Zullen zij geen zacht gelach om hen heen horen, die de vreugde opwekt.
In achteraf straatjes hurken zij uit de buurt van hun vijanden
Bevend neer; inheil heeft hen aangeraakt'
Het deed er ook niet veel toe of iemand nu op zijn gemak had gewonnen met een matige
worp of in een slechte tijd. Je kon zelfs Olympische winnaar worden zonder in een
wedstrijd in actie te zijn gekomen. Het gebeurde namelijk wel eens dat een deelnemer op de
training al zoveel ontzag had ingeboezemd, dat niemand uit angst voor verlies in de
wedstrijd tegen hem uit durfde te komen. Wie op zo'n manier Olympisch kampioen werd,
vergaarde onsterfelijke roem! Records werden niet bijgehouden: het ging alleen om het
winnen. Het Grieks kende geen uitdrukkingen voor 'een record vestigen' of 'een record
breken'.
Op de regel dat alleen de eerste plaats telde, was eigenlijk maar één uitzondering. In
de paarden- en wagenrace won niet de berijder van het paard of de wagenmenner, maar de
eigenaar van de paarden. Rijke mannen schreven soms meer paarden en wagens in voor
dezelfde wedstrijd. Zo kon het gebeuren dat de paarden van één eigenaar niet alleen de
eerste, maar ook de tweede of derde plaats behaalden. In zo'n geval kon de eigenaar zich
ook op die tweede of derde plaats beroemen, als zijn paarden tenminste ook de eerste
plaats hadden behaald.
Bronnen
Bron 1 Poulydamas
Toen Pausanias, een reiziger uit de tweede eeuw na Christus Olympia bezocht, stond er een beeld van Poulydamas. Pausanias vertelt over hem het volgende:
Poulydamas had het grootste lichaam, van alle mensen uit deze tijd. Alleen in een vroeger tijdperk hadden mannen geleefd met een groter lichaam. Poulydamas had tijdens de Olympische Spelen de overwinnlng behaald in het pankration. Maar wat ik nu over Poulydamas wil vertellen, is nog veel uitzonderlijker dan die overwinning. In het bergachtige Thrakië kwamen zeer veel wilde dieren voor, vooral leeuwen. Deze zwierven rond en maakten ook het gebied rond het Olymposgebergte onveilig. Daar doodde Poulydamas met zijn blote handen één van hen, een geweldig sterk roofdier. Hij deed dit om Herakles te evenaren.
Poulydamas heeft nog andere daden verricht, die de moeite waard zijn om te vermelden: eens koos hij uit een kudde runderen de grootste en sterkste stier, pakte hem bij één van zijn achterpoten en hield hem stevig vast. Hoe de stier ook zin best deed om zich te bevrijden, Poulydamas liet hem niet los. Eindelijk wist het beest zich los te rukken . .. één hoef in Poulydamas' hand achterlatend!
Er wordt ook van hem verteld, dat hij een wagen met wagenmenner in volle vaart kon stoppen en dat hij hem met één hand kon verhinderen verder te gaan. Toen de koning van de Perzen van de heldendaden van Poulydamas had gehoord, zond hij hem geschenken en nodigde hem uit naar Perzië te komen. Daar liet hij hem tegen drie Perzen vechten, die tot de koninklijke lijfwacht behoorden en de 'Onsterfelijken' werden genoemd. De Perzen waren zwaar gewapend: ze vochten met lange speren en zwaarden. Poulydamas gebruikte alleen een knots. Hij won en doodde ze alle drie tegelijk.
Al deze heldendaden staan op het voetstuk van zijn beeld in Olympia. Maar het leven van de onoverwinnelijke Poulydamas liep slecht af. Met hem gebeurde, wat de dichter Homeros al voorspeld had over hen die prat gaan op hun sterke lichaam: vroeg of laat worden ze onvermijdelijk het slachtoffer van hun eigen kracht. Op een dag in de zomer vierde Poulydamas met zijn vrienden feest op het land. Het was zo heet, dat zij in een grot koelte zochten. Het ongeluk wilde dat het dak van de grot begon te scheuren en dreigde in te storten. ledereen rende naar buiten. Alleen Poulydamas bleef achter, omdat hij erop vertrouwde dat hij het dak van de grot wel met zijn armen omhoog zou kunnen houden. Maar de grot stortte toch ineen: hij, die zichzelf sterker achtte dan een berg, vond zo de dood.
(Pausanias. Rondreis door Griekenland V. 5, 4-9)
Bron 2 Kleomedes
De bokser Kleomedes had tijdens een wedstrijd op de Olympische Spelen zijn tegenstander per ongeluk gedood. De juryleden weigerden hem als overwinnaar te beschouwen.
Kleomedes was hierom zeer bedroefd en keerde naar huis terug. Daar aangekomen, stapte hij een school binnen. waar op dat moment 60 kinderen waren. Hij haalde de zuil omver die het dak stutte. De school stortte in en bedolf de kinderen. De inwoners waren hierover razend en achtervolgden Kleomedes om hem te stenigen. Maar hij vluchtte de tempel van Hera in. Daar zag hij een kist staan, hij kroop erin en deed het deksel boven zich dicht. Zijn achtervolgers probeerden het deksel op te lichten, maar tevergeefs. Tenslotte braken ze de kist open, maar troffen er geen Kleomedes in aan, dood noch levend. Verbaasd over dit wonder zonden ze boden naar Delfi en raadpleegden het Orakel. Dit gaf het volgende advles: 'Kleomedes is de laatste van de helden. Eer hem met offers, want hij is geen gewone sterveling'· Sindsdien vereerden zijn stadsgenoten Kleomedes als een goddelijke held.
(Pausanias, Rondreis door Griekenland VI, 9, 6-9)
Bron 3 Milon
Milon was zesmaal overwinnaar hij de Olympische Spelen. Er word verteld, dat hij zelf zijn eigen beeld naar Olympia heeft gedragen. Een ander verhaal over hem is het volgende: hij kon een granaatappel zo stevig in zijn hand houden, dat niemand in staat was die af te nemen. Ook al gebruikte men geweld, de appel bleef onbeschadigd. Bij een andere gelegenheid ging hij op een met olie ingesmeerde discus staan en daagde iedereen uit hem eraf te trekken: niemand is er ooit in geslaagd!
Een nieuw staaltje van kracht: hij bond een koord om zijn voorhoofd, zoals men een haarband of krans omdoet. Vervolgens hield hij zijn adem in; zijn aderen van zjn slapen begonnen te zwellen. Het koord brak door de drukkracht van de zijn aderen.
Nog een truc: hij hield zijn rechterarm van de schouder tot aan de elleboog stijf tegen het lichaam en strekte zijn onderarm naar voren. Zijn vingers hield hij tegen elkaar, met uitzondering van de duim, die omhoog stak. Niemand kon nu, wat men ook probeerde, de pink van zijn plaats krijgen. Ook met hem liep het slecht af. Eens vond hij in een bos een dode boom, waarin met behulp van beitels spleten waren geslagen· Milon vertrouwde op zijn kracht en stak zijn handen in de gleuven om de boom verder met zijn blote handen te splijten. De beitels gleden eruit en zijn handen kwamen klem te zitten in de boom. Wolven ontdekten hem en verscheurden hem.
(Pausanias, Rondreis door Griekenland VI· 14. 5-9)
Bron 4 Geen woorden, maar daden
Een vijfkamper werd om zijn geringe prestaties steeds door zijn medeburgers uitgescholden. Eens ging hij op reis en toen hij na een tijdje terugkwam, schepte hij erover op, dat hij in andere steden grote successen had behaald en dat hij met name op Rhodos bij het verspringen zo'n sprong had gemaakt, dat hij alle winnaars van de Olympische Spelen verslagen had. En hij benadrukte, dat allen die erbij geweest waren, dit zouden getuigen, als zij ooit langs zouden komen. Iemand van de omstanders viel hem in de rede en zei: 'Hé, als dat waar is, heb je helemaal geen getuigen nodig. Doe alsof het hier Rhodos is en spring'.
Deze fabel geeft aan, dat woorden over daden, die je niet kunt bewijzen, overbodig zijn.
(Aesopus, Thracische slaaf op Samos, 6e eeuw v.Chr.,fabel 51)
Bron 5 De snelste mens
Diogenes ontmoette eens een atleet, die een grote overwinning vierde en er prat op ging dat hij harder kon lopen dan wie ook in Griekenland. Diogenes zei tegen hem:
'Maar niet sneller dan een hert of konijn, en zij, de snelsten onder de dieren, zijn ook de meest laffe'.
Bron 6 De pochende winnaar
Aesopus ontmoette een pochende overwinnaar in een van de lijf-aan-lijf sporten en vroeg hem of de tegenstander, die hij had verslagen de sterkste was van hun beiden. 'Zeg dat niet, antwoordde de atleet, ' mijn kracht bleek veel groter te zijn.' 'Nou dan suffers', zei Aesopus, 'welke eer heb je dan behaald, als je, als sterkere, zegevierde over een zwakkere man? Her zou nog tot daar aan toe geweest zijn als je ons vertelde, dat je door kunde een man overmeesterde, die je de bass was in lichaamskracht.'
Bron 7
'Maar als een man, zegevierend door de snelheid van zijn voeten
Of in de vijfkamp, in het gebied van Zeus
Bij de stroom van Pisa te Olympia...
Dan wordt hij geëerd in de ogen van zijn stadgenoten
Met een erezetel bij de Spelen en de feesten
En met een kostbare gift van de stad...
En onderhouden op kosten van het volk
Toch verdient hij het niet zo erg als ik, want onze wijsheid
Is meer waard dan de kracht van mannen en paarden...
Want al had een stad een edel bokser...
Dan nog zou hij nooit beter georganiseerd zijn...
Of haar graanschuren daardoor beter gevuld.'
Xenophanes, ongeveer 520 v. Chr.
Maar er was ook kritiek op de atleten
Bron 8 Aristoteles
'De lichamelijke gesteldheid van de atleet levert geen goede conditie op voor de algemene eisen van het brugerleven en bevordert al evenmin een normale gezondheid en het voortbrengen van kinderen... Een zekere hoeveelheid inspanning is noodzakelijk voor de beste gesteldheid, maar het mag niet overdreven of gespecialiseerd zijn, zoals dat met atleten het geval is. Het zou meer een algemene inspanning moeten zijn, die gericht is op alle activiteiten van de vrije mens.'
Bron 9 Euripides
'Want als er 10.000 plagen in Griekenland zijn,
dan is er geen erger dan heel het atletengebroed.
Want in de eerste plaats leren zij niet goed te leven,
En dat zouden zij ook niet kunnen; want zou welke man dan ook
Die een slaaf is van zijn eigen kaken en eetlust
Rijkdom kunnen vergaren, die zijn vaders fortuin te boven gaat?
Ook kunnen zij geen armoede velen,
Of zich zelf ooit aanpassen aan wisselingen van het lot;
Want daar zij zo geheel niet gewend zijn aan goede gewoonten,
Komen zij snel in verschrijkkelijke narigheid terecht,
als zij jonger zijn lopen zij schitterend opgedoft rond,
En denken dat zij een eer zijn voor de stad,
Maar als de ouderdom in al zijn bitterheid
Hun schreden inhaalt, zwerven zij door de straten
Als haveloze mantels, wier zachtheid geheel versleten is.
[naar boven]
© 2000-2006 Albert van der Kaap, Enschede. Alle rechten voorbehouden.