De derde dag
De dag van de jeugd
's Ochtends zijn er religieuze plechtigheden, met als hoogtepunt een processie. 's Middags bestrijden de jongens elkaar bij het hardlopen, worstelen en boksen. Een jongen was iemand tussen 12 en 18, de leeftijd waarop in de meeste Griekse stadstaten de dienstplicht begon. De leeftijd was voor de juryleden echter moeilijk te controleren. Zij gebruikten daarom hun ogen en hun gezond verstand om ongelijke combinaties van tegenstanders te voorkomen. Jongens die ongeveer 12 waren werden soms wel en soms niet toegelaten op basis van een subjectief oordeel over hun eventuele problemen, vooral in de zware sporten. Ongeveer 18-jarigen konden soms bij de mannen worden ingedeeld, ongeacht de leeftijd die zij zelf opgaven
Eualkes
In de 4e eeuw voor Christus liet de Spartaan Eualkes, die door zijn lengte en kracht voor de juniorennummers gediskwalificeerd dreigde te worden, door koning Agesilaus van Sparta druk uitoefenen op de jury. Hij werd als 'junior' geaccepteerd, maar won geen wedstrijd.
Pythagoras
De eerste man die 'op een wetenschappelijke manier' bokste, Pythagoras van Samos, schreef zichzelf in 588 voor Christus in voor de juniorenwedstrijden. Hij werd echter door de jury uitgesloten en ging over naar de senioren. In die klasse behaalde hij vervolgens de overwinning.
Bron 1 Een bokswedstrijd
Polydeukes, zoon van Zeus, strijdt op leven en dood met Amykos, zoon van Poseidon.
Zij verstevigden hun vuisten met leren banden en bonden lange riemen om hun armen. Vervolgens traden zij in het strijdperk. Polydeukes speelde het klaar om zijn tegenstander zo te draaien, dat de zon hem pal in het gezicht scheen. De zoon van Zeus viel weer aan, nu eens hier. dan weer daar, nu eens met de linker, dan weer met de rechter vuist. Hij verwondde zijn tegenstander, die ondanks zijn geweldige kracht zijn vaart verminderen moest. Amykos hield verdoofd stil, wankelde onder de slagen en spuwde rood bloed.De supporters van Amykos schreeuwden luid toen zij zijn mond en kaken, die overdekt waren met vreselijke wonden. het opgezwollen gezicht en de dichtgeslagen ogen zagen. Polydeukes ging door. Hij voerde schijnaanvallen uit in alle richtingen. Toen hij zag dat zijn vijand stond te duizelen, trof hij hem met een vuistslag boven de neus: het voorhoofd lag open tot op het been. Amykos ging in zijn volle lengte neer op het bloeiende gras. Toch richtte hij zich weer op en begon opnieuw fanatiek aan te vallen. Amykos wilde een zware slag toebrengen: hij pakte met zijn linkerhand de linkerhand van Polydeukes beet, stapte op rechts in en wilde met zijn machtige rechtervuist een slag toedienen. Wanneer deze slag raak geweest zou zijn, was het slecht voor Polydeukes afgelopen. Hij ontweek de slag echter, hij bukte en trof Amykos onder de linkerslaap. Zwart bloed stroomde uit de wond. Vervolgens sloeg Polydeukes met zijn linker Amykos op de mond zodat de tanden knarsten. Met een regen van snelle slagen bewerkte hij Amykos gezicht zodanig dat zijn wangen scheurden. Amykos stortte dizzy op de grond. Hij stak zijn beide handen omhoog en gaf het op, de dood nabij.
(Theokritos. Idyllen XXII. 80-131)
[naar boven]
Zie ook
© 2000-2006 Albert van der Kaap, Enschede. Alle rechten voorbehouden.