Recensies |
||||
Home | Docent | Leerling | Recensies | Historische links | Zoekmachines | Contact |
||||
Breendonk in kaart gebracht |
||||
60 jaar na de bevrijding was er nog altijd geen wetenschappelijke studie over het monument dat in België wellicht het meest herinnert aan de 2° W.O. Patrick Nefors (1966), als historicus werkzaam in het nationaal gedenkteken, heeft het nu gepresteerd. Hij is ook de eerste die over alle fasen van Breendonk schrijft en ook de wandaden van de repressieperiode niet verzwijgt. Hij begint met de bouw van de fortengordels rond Antwerpen vanaf 1859. Breendonk, gelegen langs de weg Antwerpen – Brussel, nog net in de provincie Antwerpen, hoorde bij de 2° gordel, nl. 1906 e.v. In de 1° W.O. verbleef koning Albert I met het leger in dit fort tot 7 oktober; het hield stand tot 8 oktober 1914. In de 2° W.O. fungeerde het opnieuw als militair hoofdkwartier van 10 tot 17 mei 1940. Hier voerden koning Leopold III en zijn ministers hun eerste gesprekken ( 15-16 mei) over wel of niet capituleren. Hier deden twee Britten een totaal verschillend beeld op van de koning: generaal Needham noemde hem zwak, volgens admiraal Keyes kende hij geen zwakheden. Na de overgave van België, kreeg het fort in augustus 1940 zijn tweede functie : Auffanglager of opvangkamp en later doorgangskamp van de SS. Volgens hen was het geen concentratiekamp, ofschoon de leefomstandigheden vergelijkbaar waren. Hun keuze voor Breendonk was logisch: langs de autosnelweg, tussen de hoofdstad Brussel en de havenstad Antwerpen, tevens de woonplaatsen van 90 % van de Belgische joden. Het tijdstip ook: in augustus 1940 signaleerde men de eerste gevallen van sabotage en verscheen het eerste nummer van het clandestiene dagblad La Libre Belgique. Vanaf september 1940 kwamen de eerste gevangenen. In de loop de jaren groeide dat aantal aan tot 3500 à3600, van wie 400 à 500 joden. Hun taak : dwangarbeid: een gigantische aardlaag van 250.000 à 300.000 m³ afgraven, met als doel het fort om te bouwen tot een gevangenis en deze te verstoppen achter een hoge dijk. Het kampregime was in 1940 nog redelijk; toen was een kerstfeest nog toegelaten. Vanaf 1941 evolueerde het van hard naar dodelijk: behalve dwangarbeid, kwamen er honger, mishandeling, foltering en executie. Vanaf de inval van Duitsland in de Sovjet-Unie (juni 1941), werd de groep talrijker : meer dan 300 communisten en linkse militanten werden aangevoerd. Vanaf september kwamen de eerste Vlaamse SS-ers in Breendonk voor meer tucht en meer mishandelingen zorgen. Hun kopstukken waren Fernand Wyss, worstelaar uit Antwerpen, verantwoordelijk voor 16 moorden of doodslagen en Richard De Bodt , sluiswachter en wreedaard uit het nabije Wintam. Eind 1943 verbeterde de hygiëne, dank zij nieuwe toiletten, een ziekenboeg en iets meer voedsel. In de zomer van 1944 voelden de Duitsers dat de oorlog op zijn einde liep. Ze brachten de gevangenen naar Buchenwald en op 4 september troffen de Britten een leeg fort aan, met een opgebrand archief; de sporen van foltering, executie en ophanging waren uitgewist. Pas in mei 1945 keerden de overlevenden terug naar België. Op die 4° september begon Breendonk 3: echte en andere verzetslui sleepten personen binnen die verdacht werden van collaboratie. Ook nu ging het er wreed aan toe, net zoals in Lokeren, Leuven en andere plaatsen. Er was nog geen staatsgezag om aan deze misbruiken te controleren of een halt toe te roepen. Van 30 december 1944 tot einde 1946 was het een officiële staatsgevangenis. Sinds 1947 fungeert Breendonk 4 als nationaal gedenkteken, sinds 6 mei 2003 in een nieuwe gedaante. Na het historisch overzicht, komt de hoofdbrok : het leven in het kamp, de sfeer, honger, dwangarbeid, kledij, hygiëne, medische zorg, mishandeling, foltering, executie. Daarna portretten van leidinggevende Duitsers, Vlaamse SS-ers en andere collaborateurs. Ook worden 20 slachtoffers voorgesteld, o.a. zwemmer en zakenman Martial Van Schelle , communist Jacques Grippa , latere artsenleider André Wynen. Een mooi portret van Martial Van Schelle vind je trouwens ook bij Leen Huet, Mijn België, p. 245 – 251. Vervolgens gaat Nefors in op Breendonk na de bevrijding. Tienduizenden zwarten werden in 170 centra geïnterneerd en veelal mishandeld, zeker in Breendonk, waar de executiepalen en de galg heropgericht werden en vooral vrouwen het slachtoffer waren van sadistische mishandelingen, o.a. door vrouwen. Hier kwam pas een einde na toen de geallieerden protesteerden. In zijn geschiedenis als gedenkteken schommelde het aantal bezoekers: een record van 109.731 in 1949, een dieptepunt met 40.066 in 1938; sindsdien stijgt het weer. Momenteel gaan er zelfs stemmen op om een schoolbezoek te promoten of te verplichten. Nefors besluit met commentaar bij kunst, literatuur, toneel en film over Breendonk. De bijlagen zijn ook interessant: graden en kentekens van Waffen SS, Wehrmacht en Belgisch leger; namen van de in Brussel overleden en gefusilleerde personen, met hun herkomst, geboorte- en sterfdatum. Verder een plattegrond, bibliografie en register. Elders in het boek staan ook nog tabellen, b.v. van de deportaties naar concentratie- en uitroeiingskampen in Duitsland en Polen (176). In deze bibliografie ontbreekt Jos Vander Velpen, “En wat deed mijn eigen volk? Breendonk, een kroniek ( 2003 ). Nefors beperkt zich tot wetenschappelijke studies en vermijdt vulgariserende, geëngageerde geschriften, die niet verwijzen naar bronnen. Het boek heeft uitsluitend sterke kanten: Nefors slaagt erin afstandelijk te blijven, de feiten weer te geven zoals ze waren. Als anderen schreven of beweerden dat de Duitsers iets doelbewust deden, accepteert hij dat pas als zulke complottheorieën terug te vinden zijn in Duitse bevelschriften. Hij behandelt verklaringen van overlevenden met tact, maar controleert of ze niet sterk overdreven zijn. Zo vernemen we dat er wel medische verzorging was, dat de folterkamer bestond vanaf de herfst van 1942 en nog niet vanaf het begin, dat de solidariteit onder de gevangenen klein was i.p.v. groot. Maar ook zo, gezuiverd van overdrijvingen, is duidelijk hoe erg de dwangarbeid, honger, terreur, slagen, verwondingen, folteringen, executies en deportaties waren. Uit de profielen van de daders kunnen we ook afleiden dat omstandigheden zoals een autoritair regime, oorlog, depersonaliseren van gevangenen kunnen leiden tot wreed wangedrag. Nefors’ prestatie is des te groter, omdat het archief over de kampperiode in brand is gestoken en omdat er tijdens de ergste periode van de repressietijd ( 4 september – 11 oktober 1944 ) niets opgeschreven werd. Die repressie was ook een schande, maar niet zo gruwelijk als de veel langere nazi-tijd. Eén detail : in de titel had gerust 1910 – 1947 mogen staan i.p.v. 1940-1945. Tot slot: Nefors schrijft voortreffelijk en begrijpelijk Nederlands. Zijn boek is goedkoop gezien de kwaliteit en de omvang en mag niet ontbreken in bibliotheken van leraren geschiedenis, scholen en gemeenten. Referentie :
Patrick Nefors,
Breendonk 1940 – 1945. De geschiedenis. Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2004.
Jef Abbeel, november 2004 |
||||
© 1998-2004 Albert van der Kaap, Enschede. Alle rechten voorbehouden. |
||||