|
|
“Horum
omnium fortissimi sunt Belgae. De Belgen zijn de
dappersten van alle Galliërs”.
Met
die uitspraak zijn vele generaties opgegroeid en
ze leerden Latijn dank zij de
verslagen van Caesar, die in foutloos en zeer
toegankelijk Latijn geschreven zijn. We
zijn Caesar dankbaar dat hij als eerste zo lovend sprak over de mensen ten
noorden van Seine, Marne en Moezel. Door zijn veroveringen werden de
latere Nederlanden een onderdeel
van het Imperium Romanum. Robert
NOUWEN ( 1 ),
doctor in de oude geschiedenis, plaatst nogal wat kanttekeningen bij de
illustere generaal en politicus. Hij beschrijft vooral de jaren 60
tot 50 v.C. , nu
eens de veldtochten in Gallië, dan weer de binnenlandse politiek in Rome en hij
toont herhaaldelijk aan hoe beide met elkaar verweven waren.
Hij
begint met een
overzichtskaart van het Rijk, waar helaas veel te weinig plaatsnamen op staan. De
detailkaartjes verderop in het boek maken dat enigszins goed.
Dan
schetst hij Caesars cursus
honorum vanaf zijn geboorte in
100 v.C. en legt uit waarom hij militaire successen nodig had om in Rome consul
te kunnen worden. Zijn concurrent Pompeius had die al wel en daardoor de
eretitel “magnus” ( de grote ) gekregen. Caesar sluit met hem en Crassus een
triumviraat en laat zijn dochter trouwen met Pompeius.
Nouwen beschrijft ook het leger van Caesar : slechts 40.000 militairen ; verder hulptroepen, geniesoldaten, medische staf, dieren ;
samen goed voor 100 ton voedsel per dag.
De
Galliërs stonden er beter voor : 336.000 soldaten , dus ruim 8 keer zoveel, als alle cijfers kloppen. Maar
Caesars leger was beter getraind en had beter
materiaal en een veel betere tactiek en genie dan Galliërs, Germanen en
Britten.
Galliërs
en Britten onderhielden politieke en commerciële relaties ; ze steunden mekaar
in de strijd tegen Caesar ; er waren ook gelijkenissen in hun nederzettingen,
agrarische economie, standenmaatschappijen, polytheïsme. Caesar
ondernam twee expedities
tegen de Britten en twee tegen de
Germanen ; daarmee maakte hij veel indruk en verhoogde hij zijn aanzien in
Rome. De
Helvetiërs werden de eerste slachtoffers , alle andere Gallische en enkele
Germaanse stammen ondergingen hetzelfde lot. Telkens bedacht Caesar een
voorwendsel om de oorlog gerechtvaardigd te noemen. Zijn
Romeins publiek maakte het hem niet moeilijk : elke oorlog was rechtvaardig ,
als hij de roem van Rome en de omvang van het Rijk vergrootte. De balans
van de campagne was minder mooi : uit de tabel van p. 187 – 188 moet blijken
dat minstens 600.000 Galliërs sneuvelden op de slagvelden alleen. Daarbij
kwamen dan nog executies, verkoop aan slavenhandelaars die het leger volgden,
etnische zuiveringen en volkerenmoord, verwoesting van boerderijen, velden,
dorpen, nederzettingen ; handen afhakken bij de verdedigers van Uxellodunum
in Aquitania ( p. 188 ) . De
beroemdste Gallische veldheer Vercingetorix
werd meegesleept
naar en door Rome, dan zes jaar gevangen gezet en uiteindelijk toch gewurgd ; de
Britse leider Vercassivellaunos onderging
wsch. hetzelfde lot ( 188 ) . Gegevens
over Romeinse gesneuvelden verzwijgt Caesar zoveel mogelijk ( 189 ) .
Goudineau
( 2 ) raamt ze op
slechts 40.000., tegen 1 miljoen gesneuvelde en vermoorde Galliërs ( 190 ) en
evenveel Galliërs die als slaaf verkocht werden ( 213). Daar
kwam nog bovenop een jaarlijkse belasting van 40 miljoen sestertiën, zodat de
ontwrichting
van de Gallische economie dramatische vormen aannam ( 191 -193 ). Tijdens
de winter van 52 – 51 v.C. verwerkte Caesar in enkele weken zijn jaarlijkse
oorlogsverslagen tot de bekende “Commentarii de bello Gallico” en zond ze
vanuit zijn winterkwartier Bibracte naar Rome. Het werden acht boekdelen, één
per jaar . Caesar
wou zijn lezers overtuigen van zijn kwaliteiten als militair strateeg, zijn
prestaties en zijn weldaden t.o. het Romeinse volk. Nouwen
besluit met een hard
eindoordeel over Caesar, een summiere beschrijving van Gallië na de oorlog en als
inwoner van Tongeren met een stukje over de Tungri. De
epiloog
handelt over de manier waarop het onafhankelijke België vanaf 1830 omging met
Caesar, Ambiorix en Boduognat : ze kregen een prominente plaats in
alle geschiedenisboeken, standbeelden en in Velzeke organiseert men om de 25
jaar Julius Caesarfeesten ; de recentste waren in 1998. Het is een leuke
afsluiter na een bij momenten bitter pleidooi. Enkele
bedenkingen
: Nouwen noemt Caesar “één van de moorddadigste mannen uit de
geschiedenis” ( p. 12 + 213 ). Dit lijkt ons fel
overdreven; laten wij het houden bij “uit
de Romeinse geschiedenis”. Hij
zou hem zelfs voor een oorlogstribunaal willen dagen ( 213 ) en Paul Claes ( 3 ) wil zijn lectuur uit ons
leerplan schrappen. De opstellers van het nieuwe leerplan behouden hem gelukkig
als verplichte lectuur, met als argument dat zijn
teksten geschikt zijn om diepere motieven van verslaggeving in
politiek en reclame te onderscheiden. De leerling krijgt de kans om zelf te
zoeken naar voorbeelden van manipulatie. We
appreciëren Caesar ook voor zijn etnografisch
werk : hij maakt een onderscheid tussen Galliërs en andere Kelten, tussen Galliërs
en Germanen, hij geeft van
tientallen volksstammen in Gallië, Germanië en Engeland een nauwkeurige
beschrijving, toont aan welke domineerden en wie als vazalstaat fungeerden,
welke relaties er waren tussen Gallische en Britse stammen. Hij
geeft ook een zorgvuldige indeling van de types
nederzettingen
: oppida ( versterkte steden met centrumfunctie voor de regio ), vici ( kleine
dorpjes ), aedificia ( alleenstaande woningen ) en
van de Gallische standenmaatschappij met zijn druïden, ridders, clientes, gewone landbouwers, ambachtslieden
en handelaars. Nouwen
hecht wel heel veel belang aan de
recente archeologische
vondsten in zijn
provincie: het zwaard van Schulen ( p. 54 ) zou aantonen dat de Kelten
overgeschakeld waren op een langer type .
De
“grote” goudschat van Heers ( 143 ) , bestaande uit 78 munten van de
Eburonen, 21 van de Nerviërs, 1 van de Trevieren, 1 van de Veliocasses , zou
bevestigen dat die stammen een alliantie tegen Caesar gesloten hadden ; dat is
niet uitgesloten, maar er kunnen ook nog andere verklaringen
zijn . Het
is ook niet zeker dat munten van Gallisch-Belgische oorsprong “bewijzen dat er
Belgische immigranten in Engeland leefden” ( 60 ) . Britannia
wordt de ene keer steenrijk genoemd ( 59 ) , de andere keer straatarm ( 189 ) .
Bij
een eerste vermelding van de Veneti ( 60 ) mag hij verwijzen naar het kaartje
van p. 106 ; dan ziet de lezer dat ze heel ver van Venetië woonden. Ik
mis
een register en ook een
lijstje met de toenmalige namen van nederzettingen ( Bibracte, Uxellodonum, …
) en daarnaast de huidige .De
woordenlijst is welgekomen. De bibliografie is zowel
bedoeld voor academici als voor leken.
Referenties:
1 Robert
Nouwe, Caesar in Gallië.
Uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 2003.
208 p. ; kaarten,
tab. , wdl. , bibl. ISBN: 90 5826 232 4 ;
25 €.
2
C. Goudineau, César et
la Gaule.
Parijs, 1990.
3
Paul Claes, Requisitoir
tegen Caesar
, in De Standaard,
4
september 1997.
Jef Abbeel, januari
2004
|