Brits
historicus schrijft de Franco-biografie.
Het beeld en
het verloop van de 20° eeuw werden voor een groot deel
Nu is het
dus de eer aan Franco ( 1892 - 1975),
een iets minder
controversiële figuur
dan Stalin en Hitler. Op zijn manier drukte hij zijn stempel op de
geschiedenis van de jaren '30 en in Spanje
bleef zijn invloed doorwerken tot in de jaren '80 - '90.
Het grote probleem
bij Franco was en is dus niet het aanbod aan
informatie, maar wel dat er weinig eensgezindheid bij de schrijvers
bestond, ofschoon de grote leider al
bijna twintig jaar overleden is ; de verschilpunten tussen de be staande
biografieën lijken groter dan de
overeenkomsten. De caudillo
leidde bijna veertig jaar een relatief groot land
: toch blijft hij de minst gekende van de grote dictators.
Hagiografen
en propagandisten vergeleken hem met de aartsengel Gabriël, Alexander de Grote,
Caesar, Karel de Grote, Karel V , Filips II en met Napoleon !
Salvador Dali presteerde het ooit
na een lunch met Franco te beweren
: "Ik ben tot de conclusie gekomen dat hij een heilige is". Anderen
gingen nog veel verder : een
generatie Spaanse kinderen werd grootgebracht
met leerboeken waarin hij werd voorgesteld
als een geschenk van God en als de messias van het uitverkoren volk. Zijn naaste
medewerker Luis Carrero Blanco verklaarde in 1957 in volle Spaanse parlement :
"God schonk ons de onmetelijke
gunst van een uitzonderlijk leider, een geschenk zoals je van de Voorzienigheid
slechts om de drie of vier eeuwen mag verwachten" !
Zulke lofzangen klonken niet ongewoon
in landen met dictatoriale regimes : de Russische, Oosteuropese,
Noordkoreaanse en Chinese politieke
propaganda en "socialistisch-realistische" kunst
leverden ook zulke staaltjes af.
Anderzijds was en is er ook de diametraal
tegenovergestelde interpretatie van de oppositionele linkerzijde :
voor hen was Franco een boosaardig tiran, zonder intelligentie , die
enkel aan de macht kon komen dank zij de
verfoeilijke hulp van Hitler en Mussolini en die overleefde door een
combinatie van wrede en massale onderdrukking,
strategische berekeningen en
goodwill van de grootmachten en dan nog veel geluk erbij. Deze zienswijze lijkt
dichter bij de realiteit te liggen dan de
wilde, irrationele hymnen van de
Falangisten, maar de historische waarheid is dan weer genuanceerder : Franco had meer talent en minder
geluk dan zijn opponenten beweren.
Franco zelf
helpt ons ook niet vooruit, integendeel : hij heeft het de historiografen en de
commentatoren altijd bijzonder moeilijk gemaakt : hij cultiveerde zo'n
duisternis en ondoordringbaarheid en
bouwde zo'n weloverwogen raadselachtigheid rondom zich, dat zelfs zijn persoonlijke
almoezenier , pater José Marìa Bulart, na veertig jaar samenwerking moest
toegeven : "Misschien was het een koele man, maar dat toonde hij nooit ; in
feite toonde hij nooit iets" ! Franco
had dus zelfs aan hem nooit
zijn gevoelens prijsgegeven. Anderen die levenslang met hem optrokken, zoals
zijn neef Francisco Franco Salgado-Araujo of zijn admiraal Pedro Nieto
Antinez, verklaarden dat Franco
almaar streed voor een betere wereld, omdat deze door vrijmetselaars en
communisten verraden was, dat
Franco zichzelf nooit in twijfel trok en dat
zij , zelfs tijdens
dagenlange tochten op zijn vissersjacht, er
nooit in slaagden een gesprek met
hem te hebben : hij debiteerde eindeloze
monologen, niet voor zijn makkers , maar voor zichzelf.
In tegenstelling met Hitler en Mussolini, bleef hij voortdurend op een afstand, zowel politiek als fysiek. Hij was altijd gereserveerd, afwezig, zelfs in crisismomenten ; kontakt met hem was moeilijk : zelfs zijn naaste omgeving of familieleden kregen zelden een eerlijk of concreet antwoord op een vraag ; hij kon beter en langer zwijgen dan Willem de Zwijger of Tacitus. Bovendien herschreef hij geregeld zijn eigen leven : in zijn oorlogsdagboek van 1922 , zijn autobiografische novelle en filmversie van 1940 , in duizenden toespraken en ontelbare interviews, polijste hij telkens opnieuw zijn daden (of wandaden) , plaatste hij zichzelf in een steeds beter daglicht en leverde hij het bronnenmateriaal dat elke biografie van deze beleefde , maar afstandelijke heer automatisch in een hagiografie moest doen uitmonden.
De
objectieve en grondige studie van Preston
kunnen we dus alleen maar toejuichen : niemand is
gebaat bij onjuiste voorstellingen van historische persoonlijkheden en
mythes moeten zoveel
mogelijk ontraadseld
worden. De oplossing van het
raadsel Franco was
ook de hoofdbekommernis van Paul Preston . Daarvoor heeft hij alle nog
beschikbare primaire en secundaire bronnen bestudeerd en de commentaren van
medewerkers en buitenlandse diplomaten ontleed.
Hij begint
dus op 4 december 1892,
om 12u30, toen Franco geboren werd in
El Ferrol, een kleine vlootbasis in Galicië, de afgelegen
noordwestelijke provincie van
Spanje, ten Noorden van Portugal. Zijn
vader werkte
in de administratie van de
Spaanse vloot; zijn standplaatsen waren El Ferrol, Madrid, Cuba en de
Filipijnen, waar hij (wellicht) een onwettelijke zoon had. Franco was alleszins
de tweede van zijn vijf legale kinderen. Preston
verwerpt de speculaties dat de familie joods
was. Hij portretteert de jonge Franco, zijn ontrouwe en meestal afwezige
vader, zijn brave, vrome en vlijtige moeder, die het volhield te doen alsof het
huwelijk rimpelloos was ; verder tekent Preston de zeer uiteenlopende karakters van de andere
kinderen.
Het
verlies van Cuba, Porto Rico en de
Filipijnen in 1898 en de vuile,
langdurige koloniale oorlog in
Spaans Marokko maakten grote indruk op Franco :
die schande wilde hij later
uitwissen. Na zijn
militaire opleiding, trok hij
voor lange tijd naar Afrika : van 1912
tot 1936. Hij werd er de jongste
generaal van Spanje en van Europa. Dat
Spaanse protectoraat (Ceuta, Melilla e.a.
) zou later zijn uitvalsbasis worden voor de burgeroorlog. Van daar uit volgde
hij de Spaanse politiek op de voet,
meestal argwanend, vanaf de Republikeinse jaren '30 met
toenemende vijandigheid.
Zoals vele legerofficieren, hield hij niet van de politieke klasse,
temeer omdat de socialistische partij campagne voerde tegen de oorlog in
Marokko.
De
"cursus honorum" van
Franco wordt gedetailleerd beschreven, met enorm veel feitenmateriaal.
De opgang verliep zeer vlot, met de goedkeuring van koning Alfonso XIII
en van generaal (en latere dictator) Primo de Rivera, maar niet dank zij
hun protectie (zoals opponenten beweren) : Franco bewees dat hij bepaalde
capaciteiten bezat. In 1936
vond
dan de verfoeilijke aanval
plaats op de
(tweede) republiek. Franco sloot zich pas in een
heel laat stadium aan bij de militaire samenzwering
(o.l.v. generaal Mola) , maar
hij werd snel de generalissimo. Deze wrede burgeroorlog
bracht mensen uit heel Europa en zelfs uit de V.S.A. op de been : veelal
idealisten, sommigen ook om
bepaalde politieke of literaire
ambities te verwezenlijken.
Zoals
iedereen weet, kreeg Franco de meeste en de efficiëntste steun,
vooral van nazi-Duitsland en Italië, maar ook van de Spaanse bankiers
en olieleverancier Esso. Maar op zwakke momenten speelden
ook zijn onverwoestbaar en
inspirerend geloof in de
eindoverwinning en eveneens
zijn diplomatieke gaven een
belangrijke rol.
Hij kwam als winnaar uit dit tragisch
"voorspel" van de 2° Wereldoorlog
: in april 1939 trok hij ,
47 jaar oud , triomfantelijk Madrid binnen.
De paus stuurde hem een felicitatietelegram. Tussen '36 en '39
en ook na april '39 voerde Franco een uiterst gruwelijke repressie door.
Het aantal doden, dat door de Franco-supporters geminimaliseerd wordt ( max.
400.000 voor de hele Franco-tijd) en door de linkerzijde gemaximaliseerd (ca. 1
miljoen) , wordt door Preston geraamd op "ruim een half miljoen"
voor de periode '36 - '39 ( p. 322 ) , maar de executies van allerlei
tegenstanders nadien zijn hierin
niet verrekend.
Dit laatste
was eerder toevallig, zoals we straks nog zullen zien. In tegenstelling met Hitler en
Mussolini, ging hij en zijn regime niet ten onder op het einde van deze oorlog :
hij overleefde, dank zij de
internationale omstandigheden en ook
dank zij zijn behendigheid
en voorzichtigheid, een eigenschap die deze geboren overlever eerder gemeen had
met Stalin dan met zijn twee geestesgenoten. Honderdduizenden Spaanse ballingen
stonden in Frankrijk en Latijns-Amerika klaar om te repatriëren,
maar Franco bleef overeind
en liet hen niet binnen : van verzoening was geen sprake. Wie hij wel
verwelkomde, waren de duizenden ex-nazi's, fascisten, aanhangers van de Franse
Vichy-regering en Rex-leider Degrelle : hùn kende hij de Spaanse nationaliteit
toe en liet ze zo ontsnappen aan hun
proces. Deze factor verergerde tijdelijk het politiek isolement waarin
Spanje beland was.
In de jaren
'50 kon Franco weer aansluiten bij het Westerse kamp : de Koude Oorlog
was tussen 1948 en 1953
op zijn hoogtepunt en kwam hem goed van pas. Het Westen verkoos een anticommunistische
Realpolitik boven het antifascisme
dat het na '45 preekte. De "boycot" van de UNO was trouwens beperkt
gebleven en werd al in 1955 opgeheven, hoewel er toen en ook nadien nog
méér dan 100.000 politieke
tegenstanders in
de Spaanse gevangenissen of in kampen opgesloten
zaten.
Het boek van
Preston is in alle opzichten geslaagd : de inhoud is degelijk , de verwijzingen
naar de bronnen beslaan 130
pagina's, de opsomming van die bronnen nog eens 33 bladzijden ; in de zeer
gedetailleerde index
van 58 pagina's vind je werkelijk
àlles terug. Eén voorbeeld : een item zoals "Franco" is
nog eens onderverdeeld in elementen zoals
: caudillo, karakter, kinderen, Burgeroorlog, Marokko, economische visies,
vrienden, gezondheid, militaire carrière,
ambities, bijnamen, hobby's, ideeën, politieke methodes, politiek
inzicht, publicaties, godsdienstige opvattingen, 2° W.O.
! De
historisch-geografische situatie is weergegeven op
twee kaaarten : één van de Spaanse regio's en provincies ; één van
Spaans Marokko ca. 1920.
Behalve dit totaal van 1.002 blz. , zijn er nog
vier bundeltjes van telkens acht pagina's foto's,
die de lezer ook enige ontspanning bezorgen : je ziet er o.m.
de levensloop, de medewerkers ( of collaborateurs ?) , Hitler, Mussolini, Pétain,
kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, de presidenten Eisenhower en Nixon, "troonsopvolger"
Juan Carlos. Het boek verdient de
naam standaardwerk ; ondanks zijn (voor
sommigen misschien ontmoedigend) volume
, is het zeer aangenaam leesbaar. Preston weerlegt
ook vele mythes
en doet dat met afgewogen, serene beoordelingen, zodat hij
m.i. zelfs de Franco-fanaten
of wat er nog leeft van de "Moviemento"
niet al te zeer choqueert of kwetst. Een voorbeeld van zo'n taaie
mythe is het verhaal van de ontmoeting tussen Franco en Hitler in oktober
1940 in Hendaye (Z.W.-Frankrijk , grensstad in de Westelijke
Pyreneeën). Franco zou
daar een Duitse doortocht naar Gibraltar verhinderd hebben.
De weinige nog levende Franquisten,
o.a. de negentiger Serrano Suner, schoonbroer en ex-minister van Buitenlandse
Zaken, beweren dat Franco toen
Hitler overreedde om onverrichterzake naar Berlijn terug te keren.
Preston
betoogt en bewijst dat Franco op dàt
moment graag wilde meedoen
met de schijnbaar zekere
overwinnaar, om zijn deel van de aanstaande buit op te strijken. Maar de
Duitsers oordeelden dat Spanje
fysiek, moreel en vooral
economisch te zwaar ontredderd was
en dat Franco te veel vroeg als
compensatie, nl. Frans Marokko. Mogelijk
zouden de Engelsen en
misschien zelfs de Amerikanen daar negatief op reageren. Anderzijds had
Franco ook wel moeite met Hitlers eis, nl. een basis op de Canarische eilanden.
Enkele
opmerkingen
:
de eindeloos vele voetnoten had men beter doorlopend
genummerd i.p.v. telkens per
hoofdstuk opnieuw te tellen: nu kijk
je soms per vergissing naar de
voetnoot van een ander hoofdstuk; | |
een chronologische tabel van het leven van Franco zou zeer
handig geweest zijn; | |
het verbaast Preston dat Franco met middelmatige talenten zo ver geraakte, maar Stalin, Mussolini, Hitler of Churchill scoorden op de schoolbanken zeker niet hoger; | |
Franco was niet de enige die zijn imago hertekende:
ook Hitler
liet zichzelf
levenslang
bijpolijsten en niet-geslaagde portretten mochten
niet gepubliceerd worden: de succesrijke
expositie in
München, Berlijn en Saarbrücken in de lente en zomer van 1994 en het
gelijknamige, ontluisterende boek
van Rudolf
Herz (5)
zijn levendige bewijzen van deze
"plastische chirurgie" avant
la lettre ; | |
Preston
stelt terecht dat het Franco-regime
in menig opzicht verschilde van dat van
Mussolini en Hitler, maar hij
preciseert niet in hoeverre het wel
en niet
fascistisch was ; | |
Hij
verstrekt ook geen precieze cijfers
over het aantal slachtoffers van de
repressie na 1939 of over de concrete omvang
van de hulp aan Franco en aan de
legale Republikeinse regering tijdens de Burgeroorlog. Maar,
zoals gezegd, ging Preston
niet de hedendaagse
geschiedenis van Spanje herschrijven, maar
wel de degelijkste
biografie van Franco redigeren. |
====================================================================
Met het boek
van José
Luis de Vilallonga (
6 ) trekken we
de lijn van de Spaanse geschiedenis even door tot vandaag.
Over het
boek zelf nu: Vilallonga is een adellijke
vriend van de koning en romanschrijver. Dat
laatste aspect komt hier overduidelijk tot uiting : het boek is niet
overzichtelijk ingedeeld in hoofdstukken, zoals bij Preston. Het lijkt wel één
lange monoloog, die geregeld afgewisseld wordt met
(al dan niet fictieve ) dialoogjes. Het woord
"biografie" is hier eigenlijk niet op zijn plaats, zowel
omwille van de stijl als wegens de vele leemtes die het relaas bevat.
Conclusie:
het verhaal van Vilallonga is vlot
en voor een groot publiek geschreven, het bevat vermakelijke anekdotes, de
toelichtingen in de voetnoten onder elke bladzijde zijn zeer verhelderend, maar
het is in kwantiteit en kwaliteit niet vergelijkbaar met
wat Preston onder een biografie verstaat.
Jef Abbeel,
1994
Refenties:
1
Paul Preston, FRANCO.
2
Ricardo de la Cierva,
3
Stanley Payne,
4a
Paul Preston, The Spanish Civil War
1936 - 1939.
4b
Paul Preston, The Politics of Revenge : Fascism and the
Military in 20th Century Spain.
5
Rudolf Herz,
6
José Luis de Villalonga, Koning
tussen Franco en Spanje.