Brits historicus schrijft de Franco-biografie.

Het beeld en het verloop van de 20° eeuw werden voor een groot deel bepaald door enkele dictators: Stalin, Hitler en in mindere mate Franco en Mussolini. De  prestigieuze Britse uitgeverij  Harper Collins  zorgde in het verleden al voor  historische standaardwerken over Stalin en Hitler : Alan Bullock  beschreef deze "Parallel Lives"; de titel was geïnspireerd door Ploutarchos.  Hun tijdgenoot Churchill kreeg er ook  zijn biograaf (Martin Gilbert) , De Gaulle eveneens (Jean Lacouture) en het leven van Lenin verschijnt in oktober '94 (Dmitri Volkogonov). Mussolini kreeg elders onderdak.

Nu is het dus de eer aan Franco ( 1892 - 1975), een iets minder controversiële  figuur  dan Stalin en Hitler. Op zijn manier drukte hij zijn stempel op de geschiedenis van de jaren '30 en in Spanje  bleef zijn invloed doorwerken tot in de jaren '80 - '90. De Britse historicus en hispanist  Preston  (1)    publiceert al bijna twintig jaar over Franco en zijn tijd. Hij schreef er bijna tien boeken over, zowel in het Engels als in het Spaans. Eigenlijk zijn er aan Franco al genoeg levensbeschrijvingen gewijd, o.m. van  Ricardo de la Cierva (2)  en ook van een aantal gelegenheidsschrijvers (zoals Manuel Vàzquez Montalban) , die zich bij de "honderste verjaardag"   in 1992  geroepen voelden om ook hun visie  en hun versie  in de etalages  te leggen.

Het grote probleem bij Franco was en is  dus niet het aanbod aan  informatie, maar wel dat er weinig eensgezindheid bij de schrijvers bestond, ofschoon de grote leider   al bijna  twintig  jaar overleden is ; de verschilpunten tussen de be staande biografieën lijken  groter dan de overeenkomsten.  De caudillo  leidde bijna veertig jaar een relatief groot land  : toch blijft hij de minst gekende van de grote dictators.              Hagiografen en propagandisten vergeleken hem met de aartsengel Gabriël, Alexander de Grote, Caesar, Karel de Grote, Karel V , Filips II en met Napoleon !  Salvador Dali presteerde het  ooit na een lunch met Franco  te beweren : "Ik ben tot de conclusie gekomen dat hij een heilige is". Anderen gingen nog veel verder :  een generatie Spaanse kinderen werd  grootgebracht  met leerboeken waarin hij werd  voorgesteld als een geschenk van God en als de messias van het uitverkoren volk. Zijn naaste medewerker Luis Carrero Blanco verklaarde in 1957 in volle Spaanse parlement : "God  schonk ons de onmetelijke gunst van een uitzonderlijk leider, een geschenk zoals je van de Voorzienigheid slechts om de drie of vier eeuwen mag verwachten" !  Zulke lofzangen klonken niet ongewoon  in landen met dictatoriale regimes : de Russische, Oosteuropese, Noordkoreaanse en Chinese  politieke  propaganda en "socialistisch-realistische" kunst  leverden ook zulke staaltjes af. Anderzijds was en is er ook de  diametraal  tegenovergestelde interpretatie van de oppositionele linkerzijde :  voor hen was Franco een boosaardig tiran, zonder intelligentie , die enkel aan de macht kon komen dank zij  de  verfoeilijke hulp van Hitler en Mussolini en die overleefde door een combinatie van wrede en massale onderdrukking,  strategische berekeningen  en goodwill van de grootmachten en dan nog veel geluk erbij. Deze zienswijze lijkt dichter bij de realiteit te liggen dan  de wilde, irrationele  hymnen van de Falangisten, maar de historische waarheid is  dan weer genuanceerder : Franco had meer talent en minder geluk dan zijn opponenten beweren.

Franco zelf helpt ons ook niet vooruit, integendeel : hij heeft het de historiografen en de commentatoren altijd bijzonder moeilijk gemaakt : hij cultiveerde zo'n duisternis en ondoordringbaarheid  en bouwde zo'n weloverwogen raadselachtigheid rondom zich, dat   zelfs zijn  persoonlijke almoezenier , pater José Marìa Bulart, na veertig jaar samenwerking moest toegeven : "Misschien was het een koele man, maar dat toonde hij nooit ; in feite toonde hij nooit iets" !  Franco had dus zelfs aan hem   nooit zijn gevoelens prijsgegeven. Anderen die levenslang met hem optrokken, zoals  zijn neef Francisco Franco Salgado-Araujo of zijn admiraal Pedro Nieto Antinez,  verklaarden dat Franco almaar streed voor een betere wereld, omdat deze door vrijmetselaars en communisten verraden was,  dat Franco zichzelf nooit in twijfel trok en dat  zij  , zelfs tijdens dagenlange tochten op zijn vissersjacht,  er nooit in slaagden  een gesprek met hem te hebben : hij debiteerde  eindeloze monologen, niet voor zijn makkers , maar voor zichzelf.

In tegenstelling met Hitler en Mussolini, bleef hij voortdurend op een afstand, zowel politiek als fysiek. Hij was altijd gereserveerd, afwezig, zelfs in crisismomenten ; kontakt met hem was moeilijk : zelfs zijn naaste omgeving of familieleden kregen  zelden  een eerlijk of concreet antwoord op een vraag ; hij kon beter en langer zwijgen dan Willem de Zwijger of Tacitus. Bovendien  herschreef hij geregeld zijn eigen leven : in zijn oorlogsdagboek van 1922 , zijn autobiografische novelle en filmversie van 1940 , in duizenden toespraken en ontelbare interviews, polijste hij telkens opnieuw zijn daden  (of wandaden) , plaatste hij zichzelf  in een steeds beter daglicht en leverde hij  het bronnenmateriaal dat elke biografie van deze beleefde , maar afstandelijke heer  automatisch in een hagiografie moest doen uitmonden.

De objectieve en grondige studie van Preston kunnen we dus alleen maar toejuichen : niemand is  gebaat bij onjuiste voorstellingen van historische persoonlijkheden en  mythes   moeten zoveel mogelijk    ontraadseld worden.  De oplossing van het raadsel Franco  was  ook de hoofdbekommernis van Paul Preston . Daarvoor heeft hij alle nog beschikbare primaire en secundaire bronnen bestudeerd en de commentaren van medewerkers en buitenlandse diplomaten ontleed. Hij observeert Franco accurater en gedetailleerder dan eender welke vroegere biograaf : Ricardo de la Cierva  ( 2 ) schreef wel zes boekdelen bijeen (1982),  maar geraakte niet voorbij het stadium van de hagiografie; de Amerikaanse historicus  en Spanje-deskundige  Stanley Payne ( 3 )  stelde een behoorlijk politiek feitenoverzicht samen van de periode 1936 - 1975, maar de dieper liggende economische en sociale krachten werden niet uitgediept, er werd geen balans opgemaakt en de vraag hoe het regime  het zo lang kon uithouden  en wat er allemaal in de Spaanse samenleving veranderde, moet je bij Payne ook niet gaan zoeken. Preston legt niet de  nadruk op de geschiedenis van Spanje in de 20° eeuwen evenmin op elk aspect van het  oerconservatieve Franco-bestuur, maar hij gaat op zoek naar de intrigerende persoonlijkheid van de saaie en  weinig sympathieke man die Franco eigenlijk was. Hij doet dat op minutieuze wijze, in chronologische volgorde :  stap voor stap , dag na dag  reconstrueert hij het leven van de caudillo en maakt hij diens plaats in de geschiedenis duidelijk.

Hij begint dus op  4 december 1892, om 12u30, toen Franco geboren werd in El Ferrol, een kleine vlootbasis in Galicië, de afgelegen noordwestelijke  provincie van Spanje, ten Noorden van Portugal.  Zijn vader  werkte  in  de administratie van de Spaanse vloot; zijn standplaatsen waren El Ferrol, Madrid, Cuba en de Filipijnen, waar hij (wellicht) een onwettelijke zoon had. Franco was alleszins de tweede van zijn vijf legale kinderen.  Preston verwerpt de speculaties dat de familie  joods was. Hij portretteert de jonge Franco, zijn ontrouwe en meestal afwezige vader, zijn brave, vrome en vlijtige moeder, die het volhield te doen alsof het huwelijk rimpelloos was ; verder tekent  Preston de zeer uiteenlopende karakters van de andere kinderen.

          Het verlies  van Cuba, Porto Rico en de Filipijnen  in 1898 en de vuile, langdurige koloniale oorlog  in Spaans Marokko maakten grote indruk op Franco :  die schande wilde hij  later uitwissen. Na zijn militaire opleiding,   trok hij voor lange tijd naar Afrika : van 1912 tot 1936. Hij werd er de jongste  generaal van Spanje en van Europa.  Dat Spaanse protectoraat (Ceuta, Melilla  e.a. ) zou later zijn uitvalsbasis worden voor de burgeroorlog. Van daar uit volgde hij de Spaanse politiek  op de voet, meestal argwanend, vanaf de Republikeinse jaren '30 met  toenemende  vijandigheid.  Zoals vele legerofficieren, hield hij niet van de politieke klasse, temeer omdat de socialistische partij campagne voerde tegen de oorlog in Marokko.

De "cursus honorum"  van Franco wordt gedetailleerd beschreven, met enorm veel feitenmateriaal.  De opgang verliep zeer vlot, met de goedkeuring van koning Alfonso XIII  en van generaal (en latere dictator) Primo de Rivera, maar niet dank zij hun protectie (zoals opponenten beweren) : Franco bewees dat hij bepaalde capaciteiten bezat. In 1936  vond dan de verfoeilijke  aanval  plaats  op de  (tweede) republiek. Franco sloot zich pas in een  heel laat stadium aan bij de militaire samenzwering  (o.l.v. generaal Mola) ,  maar hij werd snel de generalissimo. Deze wrede burgeroorlog bracht mensen uit heel Europa en zelfs uit de V.S.A. op de been : veelal idealisten, sommigen  ook om bepaalde  politieke of literaire ambities te verwezenlijken.

Zoals iedereen weet, kreeg Franco de meeste en de efficiëntste steun, vooral van nazi-Duitsland en Italië, maar ook van de Spaanse bankiers  en olieleverancier Esso. Maar op zwakke momenten speelden  ook zijn  onverwoestbaar en inspirerend geloof in  de eindoverwinning en  eveneens  zijn diplomatieke gaven  een belangrijke rol. Hij kwam als winnaar uit dit  tragisch "voorspel" van de 2° Wereldoorlog  : in april  1939 trok hij , 47 jaar oud , triomfantelijk Madrid binnen.  De paus stuurde hem een felicitatietelegram. Tussen '36 en '39  en ook na april '39 voerde Franco een uiterst gruwelijke repressie door. Het aantal doden, dat door de Franco-supporters geminimaliseerd wordt ( max. 400.000 voor de hele Franco-tijd) en door de linkerzijde gemaximaliseerd (ca. 1 miljoen) , wordt door Preston geraamd op "ruim een half miljoen"  voor de periode '36 - '39 ( p. 322 ) , maar de executies van allerlei tegenstanders nadien  zijn hierin niet verrekend. Misschien gaat de auteur ervan uit dat de lezers zijn vorige boeken  hieromtrent ook al gelezen hebben (4). Het uitbreken van de 2° W.O. speelde in Franco's voordeel : de aandacht van de wereld ging naar de vele fronten. Preston legt uit hoe Franco zich gedroeg tegenover Hitler en de andere Asmogendheden : hij steunde hen bedachtzaam, maar hij nam geen deel aan de oorlog.

Dit laatste was eerder toevallig, zoals we straks nog zullen zien. In tegenstelling met Hitler en Mussolini, ging hij en zijn regime niet ten onder op het einde van deze oorlog : hij overleefde, dank zij   de internationale omstandigheden en  ook  dank zij  zijn behendigheid en voorzichtigheid, een eigenschap die deze geboren overlever eerder gemeen had met Stalin dan met zijn twee geestesgenoten. Honderdduizenden Spaanse ballingen stonden in Frankrijk en Latijns-Amerika klaar om te repatriëren,  maar Franco  bleef overeind en liet hen niet binnen : van verzoening was geen sprake. Wie hij wel verwelkomde, waren de duizenden ex-nazi's, fascisten, aanhangers van de Franse Vichy-regering en Rex-leider Degrelle : hùn kende hij de Spaanse nationaliteit toe en liet ze zo ontsnappen aan  hun   proces. Deze factor verergerde tijdelijk het politiek isolement waarin Spanje beland was.

In de jaren '50 kon Franco weer aansluiten bij het Westerse kamp : de Koude Oorlog  was  tussen 1948 en 1953  op zijn hoogtepunt  en kwam hem goed van pas. Het Westen  verkoos een  anticommunistische Realpolitik  boven het antifascisme dat het na '45 preekte. De "boycot" van de UNO was trouwens beperkt gebleven en werd al in 1955 opgeheven, hoewel er toen en ook nadien nog  méér dan 100.000  politieke tegenstanders     in de Spaanse gevangenissen of in kampen  opgesloten zaten. In eigen land probeerde hij steeds meer over te komen als de "Redder van Spanje"  in de strijd tegen de "eeuwige vijanden" ; wellicht begon hij zelf ook te geloven in dit  masker dat hem zo lief was. Die vijanden waren achtereenvolgens  de islam, het protestantisme , de Verlichting, de de vrijmetselarij, het liberalisme, anarchisme, communisme en separatisme ( van Basken en Catalanen) . Franco vergeleek zichzelf dan dolgraag met El Cid, de fameuze Morenbestrijder uit de 11° eeuw  en met Filips II, die de protestanten bekampte in de 16° eeuw. Hij liet zelfs méér Spanjaarden  terechtstellen wegens vermeende vrijmetselarij dan er vrijmetselaars waren. Tijdens de laatste decennia van zijn bewind   bezorgde hij zichzelf het imago van de oude wijze adviseur, die zijn land orde, vrede en vooruitgang bracht en  die Juan Carlos  en de bevolking  voorbereidde op het demokratisch koningschap.

Het boek van Preston is in alle opzichten geslaagd : de inhoud is degelijk , de verwijzingen naar de bronnen  beslaan 130 pagina's, de opsomming van die bronnen nog eens 33 bladzijden ; in de zeer gedetailleerde index van 58 pagina's  vind je werkelijk àlles terug. Eén voorbeeld : een item zoals "Franco"  is nog eens onderverdeeld in elementen  zoals : caudillo, karakter, kinderen, Burgeroorlog, Marokko, economische visies, vrienden, gezondheid, militaire carrière,  ambities, bijnamen, hobby's, ideeën, politieke methodes, politiek inzicht, publicaties, godsdienstige opvattingen, 2° W.O.  !    De historisch-geografische situatie is weergegeven op  twee kaaarten : één van de Spaanse regio's en provincies ; één van Spaans Marokko ca. 1920. Behalve dit totaal van 1.002 blz. , zijn er nog  vier bundeltjes van telkens acht pagina's foto's,  die de lezer ook enige ontspanning bezorgen  : je ziet er  o.m. de levensloop, de medewerkers ( of collaborateurs ?) , Hitler, Mussolini, Pétain, kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, de presidenten  Eisenhower en Nixon,  "troonsopvolger" Juan Carlos. Het boek verdient  de naam standaardwerk ; ondanks zijn  (voor sommigen misschien ontmoedigend)   volume , is het zeer aangenaam leesbaar.  Preston  weerlegt ook vele mythes en doet dat met afgewogen, serene beoordelingen, zodat hij  m.i. zelfs  de Franco-fanaten of wat er nog leeft van de "Moviemento"  niet al te zeer choqueert of kwetst. Een voorbeeld van zo'n taaie  mythe is het verhaal van de ontmoeting tussen Franco en Hitler in oktober 1940  in Hendaye (Z.W.-Frankrijk , grensstad in de Westelijke Pyreneeën). Franco  zou daar een Duitse doortocht naar Gibraltar verhinderd hebben. De weinige nog levende  Franquisten, o.a. de negentiger Serrano Suner, schoonbroer en ex-minister van Buitenlandse Zaken, beweren dat Franco  toen  Hitler overreedde om onverrichterzake naar Berlijn terug te keren.

Preston betoogt en bewijst dat Franco  op dàt moment  graag wilde meedoen  met de  schijnbaar zekere overwinnaar, om zijn deel van de aanstaande buit op te strijken. Maar de Duitsers oordeelden dat Spanje     fysiek,  moreel en vooral economisch te zwaar  ontredderd was en dat Franco te veel vroeg  als compensatie,  nl. Frans Marokko. Mogelijk  zouden de Engelsen  en misschien zelfs de Amerikanen daar negatief op reageren.   Anderzijds  had Franco ook wel moeite met Hitlers eis, nl. een basis op de Canarische eilanden. Hitler zou later verklaard hebben dat hij liever een paar kiezen liet trekken dan nog eens met Franco te moeten onderhandelen. Preston nuanceert ook de alomgeprezen tactische begaafdheden van Franco: het  feit dat  hij in de jaren '50 het isolement kon doorbreken, was niet zozeer te danken aan schitterende maneuvers van de dictator , dan wel aan het genoemde welbegrepen eigenbelang van het Westen : élke bondgenoot tegen het communisme werd toen verwelkomd. Franco hoefde dan ook maar te wachten op invitaties en veel meer heeft hij ook niet gedaan. Ook de economische wederopbouw van Spanje is volgens de schrijver minder een prestatie van zijn beleid dan een gevolg van de internationale omstandigheden : in de jaren zestig steeg de welvaart in West-Europa ; hierdoor werd het massatoerisme naar de Spaanse Costa's  vanzelf op gang gebracht. In deze kringen bestonden geen principiële  bezwaren tegen het regime.

Enkele opmerkingen :

de eindeloos vele voetnoten had men beter doorlopend genummerd  i.p.v. telkens per hoofdstuk opnieuw te tellen: nu kijk je soms per vergissing  naar de voetnoot van een ander hoofdstuk;

een chronologische tabel van het leven van Franco zou zeer handig geweest zijn;
het verloop van de Burgeroorlog en de samenstelling van de allianties  zijn niet op een kaart of in een schema  weergegeven;het zal menig lezer  tegenvallen dat zo weinig "grote" namen van de internationale brigades vernoemd worden : latere communistische leiders of auteurs zoals Hemingway en Orwell staan er dus niet in;

het verbaast Preston dat Franco met middelmatige talenten zo ver geraakte, maar Stalin, Mussolini, Hitler of Churchill scoorden op de schoolbanken zeker niet hoger;

Franco was niet de enige die zijn imago hertekende: ook Hitler liet zichzelf levenslang bijpolijsten en niet-geslaagde portretten mochten niet gepubliceerd  worden: de succesrijke expositie in München, Berlijn en Saarbrücken in de lente en zomer van 1994 en het gelijknamige, ontluisterende  boek  van Rudolf Herz (5) zijn levendige bewijzen  van deze "plastische chirurgie" avant la lettre ;

Preston stelt terecht  dat het Franco-regime  in menig opzicht verschilde van dat van Mussolini en Hitler, maar hij preciseert niet in hoeverre het wel en niet fascistisch was ;

Hij verstrekt ook geen  precieze cijfers over  het aantal slachtoffers van de repressie na 1939 of over de  concrete omvang van de hulp aan Franco en aan de legale Republikeinse regering tijdens de  Burgeroorlog. Maar, zoals gezegd, ging Preston niet de hedendaagse geschiedenis van Spanje herschrijven, maar wel de degelijkste biografie van Franco redigeren. 

 ====================================================================

Met het boek van José Luis de Vilallonga ( 6 ) trekken we de lijn van de Spaanse geschiedenis even door tot vandaag. Kennelijk hebben de Spanjaarden de bijna veertig jaar van het  Franco-bewind  nodig gehad om van de gruwelijke  broederstrijd  te bekomen en om weer aan te sluiten bij de Westerse demokratische en mensenrechten-respecterende regimes.Over Franco wordt in dit boek geen kwaad woord gesproken : de bejaarde potentaat  wordt omschreven als "vreemd en kil", maar  de auteur keurt  zijn bewind niet af. Het was trouwens op aanraden van Franco dat Juan Carlos stage liep bij diverse ministeries en vele Spaanse  dorpen, steden, feesten, vergaderingen, universiteiten en ziekenhuizen bezocht. Zo gaf hij de Spanjaarden de gelegenheid hem te leren kennen en zo won hij hen (terug) voor de monarchie of minstens voor  de persoon van de koning, zoals premier Filipe Gonzalez het  genuanceerder  uitdrukte. Behalve door deze  geadviseerde promotiecampagne, kreeg  Juan Carlos de Spaanse bevolking op zijn hand door na de dood van  Franco  zo snel mogelijk  een nieuwe grondwet (1978) te laten goedkeuren, demokratische partijen weer toe te laten (1976-1977, inclusief de Partido Comunista de Espana),  regionale autonomie in te voeren en door  krachtig op te treden tijdens en tegen de staatsgreep (1981) van kolonel Tejero, generaal Armada en anderen.

Over het boek zelf nu: Vilallonga is een adellijke vriend van de koning en romanschrijver.  Dat laatste aspect komt hier overduidelijk tot uiting : het boek is niet overzichtelijk ingedeeld in hoofdstukken, zoals bij Preston. Het lijkt wel één lange monoloog, die geregeld afgewisseld wordt met  (al dan niet fictieve ) dialoogjes. Het woord  "biografie" is hier eigenlijk niet op zijn plaats, zowel omwille van de stijl als wegens de vele leemtes die het relaas bevat. De informatie is ook veel minder zorgvuldig en precies dan b.v. in "El piloto del cambio" (de stuurman van de verandering)  van de Britse historicus T. Powell(1992).  Vilallonga zwijgt b.v. over de onenigheid tussen Juan Carlos en zijn vader Juan de Borbon : deze gaf zijn troonpretenties pas op in 1977, m.a.w. toen zijn zoon al twee jaar koning was. Het dramatische ongeval, waarbij Juan Carlos zijn broertje Alfonso doodschoot, wordt niet vernoemd; hetzelfde geldt voor de  vermeende politieke invloed van zijn vrouw en de rol van Alfonso Suarez, de overgangspremier. De naam  "geautoriseerde" biografie is  wellicht een verkoopsargument : het blijkt uit geen enkel document  en  het koningshuis schijnt het zelfs ontkend te hebben. Nog een paar details : wellicht heeft de Franse vertaling  voor verwarring gezorgd, maar Valence ligt ver van Valencia  en Gallego  betekent  niet Gallisch, maar Galiciër. Van Dolores Ibarruri alleen zeggen dat ze "raadgeefster" was van de communistische partij, is wel een onderschatting.

Conclusie: het verhaal van Vilallonga  is vlot en voor een groot publiek geschreven, het bevat vermakelijke anekdotes, de toelichtingen in de voetnoten onder elke bladzijde zijn zeer verhelderend, maar het is in kwantiteit en kwaliteit niet vergelijkbaar met  wat Preston onder een biografie verstaat. We kunnen het dan ook best beschouwen als ontspannende lectuur na en aangename aanvulling bij het monumentale werk van Preston. 

Jef Abbeel, 1994

Refenties:

1 Paul Preston, FRANCO. A Biography. London, Harper Collins Publishers, 1993. 1.002 p. + 32 p. foto's ;  £ 25 ( 1750 BF) ; ISBN 0 - 00 - 215863-9. 

2 Ricardo de la Cierva, Francisco Franco : biografìa històrica 6 volumes ; Barcelona , 1982.

3 Stanley Payne, The Franco  Regime 1936 - 1975. Madison , 1987  ( 677 p. ) .

4a Paul Preston, The Spanish Civil War  1936 - 1939. London, Weidenfeld  & Nicolson , 1986.  

4b Paul Preston The Politics of Revenge : Fascism and the Military in 20th Century Spain. London, Unwin Hyman, 1990.

5 Rudolf Herz, Hoffmann und Hitler. Fotografie als Medium des Führer-Mythos. München,  Klinkhardt & Biermann  Verlagsbuchhandlung,  1994.

6 José Luis de Villalonga, Koning tussen Franco en Spanje. Uitg. De Kern, Baarn ; Standaard Uitgeverij, Antwerpen ; 1993. 184 p. ; 650 BF ; ISBN 90 325 0427 4.