Recensies

Home    |    Docent    |    Leerling    |    Recensies  |  Historische links   |   Zoekmachines   |   Contact

   

deel 1   |  deel 2  |  deel 3  |  deel 4

   

Dagboek uit de Stalin-tijd

   

Nina Loegovskaja werd geboren op kerstdag 1918. Ze begon haar dagboek te schrijven op 8 oktober 1932. Toen was ze 13  en  de terreur van Stalin  was al aan de gang. De laatste regels schreef ze op 3 januari 1937. ’s Anderendaags werd de woning doorzocht door de NKVD, voorloper van de KGB. Alles werd in beslag genomen. De geheime dienst las haar dagboek zorgvuldig en onderstreepte alle bezwarende passages. Die  onderstrepingen zijn gelukkig bewaard in deze uitgave. Het zouden er nog meer zijn geweest, als haar moeder niet kort van tevoren gevraagd had om een aantal gevaarlijke stukjes te schrappen. Na wrede ondervragingen, werd zij samen met haar moeder en haar twee zussen veroordeeld tot “vijf jaar” werkkamp in Kolyma. Zij stonden op een lijst van verdachten, omdat hun vader tegen de bolsjewieken was en van 1929 tot 1947 meer in de gevangenis of in ballingschap zat dan thuis. Door zijn arrestatie in 1929 viel zijn gezin van relatieve welvaart in extreme armoede. Terloops vermeldt Nina dat ze maar één kleed had en dat ze thuis meestal leefden van aardappelen, brood en thee. Hieraan besteedt ze overigens heel weinig aandacht. Nina en haar gezinsgenoten overleefden het koudste werkkamp. Pas in 1947 mochten ze Kolyma verlaten en naar de Oeral verhuizen. Ze trouwde met een joodse kunstenaar, die ook in Kolyma gezeten had. In 1959 mochten ze in Vladimir komen wonen, op 200 km van Moskou. In plaats van schrijfster, werd ze schilder. In 1963 werd ze min of meer gerehabiliteerd, na een brief naar Chroesjtsjov. Op het einde van de jaren tachtig, mocht ze haar werk exposeren en verscheen in Frankrijk een kunstboek dat aan haar was gewijd. Ze stierf in 1993. Haar dagboek werd in 2001 toevallig teruggevonden in de archieven van de KGB door Irina Osipova, lid van “Memorial”, een beweging die documenten bestudeert over de repressie in de Stalin-tijd en de vervolging van dissidenten daarna.  Haar dagboek is in vele opzichten een unicum, een beetje vergelijkbaar met dat van Anne Frank, want de andere geschriften zijn niet van tieners, de meeste zijn bovendien vernietigd of werden gewoon niet geschreven. Iedere Sovjetburger van de jaren dertig wist namelijk dat een iet of wat kritisch dagboek kon uitmonden in een werkkamp. Doordat de ongeoorloofde passages netjes aangeduid zijn, weten we wat er allemaal als staatsgevaarlijk werd gebrandmerkt.  Het boek gaat over van alles: de terreur, haar haat tegen Stalin en tegen de bolsjewieken, haar minachting voor de leugenachtige slagzinnen die de mensen moesten overtuigen dat de SU het paradijs op aarde was, de alledaagse liefdesproblemen van een jong meisje, haar uiterlijk waardoor ze niet genoeg succes had bij de jongens en haar liefde niet beantwoord werd. Nina was zeer intelligent, maar verre van volgzaam op school. Als jong meisje, las ze kranten en volgde ze de politiek ook via de radio. Blijkbaar was ze dan toch niet zo arm. Helaas kon ze met weinig mensen over politiek praten: haar vader was zelden thuis, haar moeder was vaak overwerkt, haar zussen interesseerden zich enkel voor kunst, muzieklessen en vrienden, op school waren gesprekken over politiek taboe. Van nature was ze optimistisch, maar geregeld doken depressieve buien op. Ze had een scherp oog voor details, ze kon zichzelf en anderen treffend analyseren en haar kritiek op de maatschappij is pijnlijk hard. Bij de alledaagse dingen horen ook de middelbare school, waar ze o.a. Duits en handvaardigheid kregen en waar geregeld ruzies en relletjes waren. De directeur beschrijft ze als een onbeschaafde arbeider, die zich opgewerkt had door zijn partijkaart, geniepigheid en zijn vermogen om zonder nadenken alle bevelen van de partij uit te voeren (238). De onderstreepte passages vallen meteen  op en zijn inhoudelijk ook de  interessantste. Daarin beschrijft ze o.a. de begrafenis van Stalins tweede vrouw ( 1932 ), waarvan ze ooggetuige was. Blijkbaar wist ze toen niet dat het een zelfmoord was. Verder verhalen van andere meisjes bij wie de vader opgepakt werd; haar bij momenten levensmoeheid en zelfmoordplannen, twee dingen die verboden waren in het arbeidersparadijs, waar vrolijkheid een plicht was. En dan de vier soorten winkels (84-85) : één voor de straatarme rode proletariër, één voor buitenlanders, twee voor rijke en bevoorrechte Russen van de nomenclatura. In de laatste twee  zag men chic geklede jodinnen en vrouwen van belangrijke communisten. Wie thuis nog goud en zilver had, mocht ook binnen in de winkel voor vreemdelingen. In de eerste soort kwam alleen volk op de dagen waarop de arbeiders en ambtenaren hun armzalige voedselbonnen kregen. Dan stonden hier reusachtige rijen, vloekend en morrend. Ze schrijft de hongerdoden in Oekraïne toe aan “de smerige bolsjewieken”. Verder spreekt ze over het ruwe, barbaarse volk en de algemene armoede. De moord op Kirov juicht ze eerder toe dan dat zij ze afkeurt; ze snapt niet waarom voor deze ene  bolsjewiek meer dan honderd mensen geëxecuteerd werden. Ze kritiseert ook de informatie en propaganda van de overheid. Als de kranten berichten dat de Maksim Gorki is neergestort en dat dit veruit het grootste vliegtuig ter wereld is, merkt ze hierbij aan dat “onze kranten niet betrouwbaar zijn. Het  vervoerde niemand, maar werd enkel gebouwd om te kunnen zeggen: kijk eens wat een vliegtuigindustrie wij hebben”. Akelig zijn de beschrijvingen van haar bezoek aan de Loebjanka-gevangenis, waar haar vader o.a. in 1936 terecht kwam. En even akelig de bijna laatste woorden van haar dagboek: “Er is weer een jaar van mijn leven voorbij, onbetekenend en overbodig, ik wil er niet aan terugdenken” (361).  

De bijlagen bestaan uit brieven van haar vader, waarin hij zijn dochters aanraadt om veel te leren en te lezen en niet mee te doen aan de oktoberfeesten of het verenigingsleven van de partij. Het boek van Nina Loegovskaja sluit goed aan bij de biografie van Stalin door Montefiore, maar het leest vlotter en het taalgebruik is directer. Beide auteurs tonen aan hoeveel talent in 70 jaar Sovjet-Unie verloren is gegaan en hoe weinig waarde er gehecht werd aan mensenrechten en mensenlevens. Enkele details : Nina beweert dat ze thuis straatarm waren, maar dat strookt niet met de mooie foto’s die hier zijn afgedrukt tussen p. 208 en 209. In de tekst verwijst men helaas niet naar die foto’s. Het voorwoord schetst de context waarin het boek ontstond en teruggevonden werd. Maar het klopt niet altijd met de verdere inhoud. Zo schrijft men dat er voor de moord op Kirov 30 mensen werden neergeschoten en één voor de moord op tsaar Alexander II  in 1881 . Nina heeft het over resp. meer dan 100 en 6 ( p. 194/222). Een register ontbreekt in dit schitterend document.

Referentie :

Nina Loegovskaja, Ik wil leven. Het geheime dagboek van een Russisch meisje tijdens het Stalin-bewind. Uitgeverij Archipel, Amsterdam / WPG, Antwerpen, 2004.  400 p. + 12 p. foto’s ; noten. ISBN 90 630514 76; € 19,95.

Jef Abbeel,  februari 2005.

           

 

 

 

 

 
   

© 1998-2004 Albert van der Kaap, Enschede. Alle rechten voorbehouden.