Als de schildpad sterft
Het epos van de Irokese Liga der Zes naties
Dick de Soeten
Als de schildpad sterft. Het epos van een Indiaans bondgenootschap.
Amsterdam, Gopher, 2008, 253 blz.
Jos Martens
Zeven generaties
In het park voor het cultureel centrum van de stad Hasselt (Belgisch Limburg)
staat een merkwaardige rij van zes metalen antropomorfe silhouetten, werk van de
beeldhouwer Frederick Franck. Het zesde silhouet heeft een soort hart uit
plexiglas, met daarin een bloedrood embryo. Het bordje in het gras is door een
onvoorzichtige stadswerkman omvergereden bij het grasmaaien, zodat de
voorbijgangers het raden hebben naar de betekenis van het kunstwerk. Het
vermeldde: 'Seven Generations', met
de tekst: "Bij al ons overleg moeten wij ons wel bewust zijn van de gevolgen
van onze beslissingen voor de volgende 7 generaties (Raad van de Zes Naties van
de Irokezen)."
Ondertussen is het embryo verbleekt, het metaal verroest. De tekst hierboven
vormt het enige overblijvende volledige monument. De analogie met de echte
Irokezen en het boek van Dick De Soeten is frappant!
Een lange, lange tocht
In de eerste helft van de 20ste eeuw geloofde zowat iedereen dat de
Indianen hetzelfde lot zouden ondergaan als de bizon een eeuw vroeger: gedoemd
tot verdwijning. Zelfs veel Indianen deelden lange tijd die mening. Doch de Rode
Man wilde maar niet sterven. Overal in de VS en Canada vindt een herwaardering
plaats van traditionele gebruiken en inzichten. Echter, de rechten van de
oorspronkelijke inwoners van de Nieuwe Wereld worden nog steeds miskend door de
blanke regeringen.
In mijn jeugd kende ik de Irokezen uitsluitend als bloeddorstige wilden die
heldhaftige jezuïeten op een afschuwelijke manier dood folterden. In jeugdboeken
en films speelden zij steevast de ‘slechten.’ Het boek van Dick de Soeten
nuanceert dit beeld gevoelig.
Lang voor de komst van Columbus vormden vijf Indiaanse volken in de omgeving van
het Ontariomeer, in de Amerikaanse staat New York en in de Canadese provincies
Quebec en Ontario, een hecht bondgenootschap, dat tot in onze tijd nog steeds
bestaat. Hun Algonkin-sprekende buren noemden hen
Iroquois,
verschrikkelijke mannen. Zelf noemden
zij zich: Haudenosaunee, het
Volk van het Lange Huis, naar de
gemeenschapshuizen waarin de raad vergaderde.
De schrijver geeft een overzicht van de overleveringen, gebruiken en kleurrijke
geschiedenis van deze Irokese Liga. Hij begint zijn verhaal met de ‘Red
Peoples’ Long Walk’ doorheen Canada uit 1984. De tocht was georganiseerd
door een aantal Indiaanse volkeren om te protesteren tegen de nieuwe Canadese
grondwet, die eens te meer hun rechten miskende.
De Levensboom, de vrouw die uit de lucht viel, de schildpad en de tweeling
Om het wereldbeeld van de Zes Naties te doorgronden, wendt de auteur zich van
het heden naar het begin. Ik poog zijn verhaal verkort weer te geven.
In het hart van een wereld die op de onze leek, groeide de Levensboom. Op een
dag huwde de bewaker van de boom. Toen zijn vrouw in verwachting was, droomde
zij dat er onder de boom een andere wereld bestond. De bewaker legde de wortels
bloot en er ontstond een diep gat. De vrouw leunde voorover en viel door het gat
van haar wereld. Na een eindeloze val, kwam ze aan een enorme watervlakte.
Watervogels vingen haar op en zetten haar op de rug van een
reuzenwaterschildpad. Om haar verdriet te lenigen, doken de dieren diep onder
water, om aarde te vinden. Een otter bracht uiteindelijk een klein beetje aarde
mee en legde het op de rug van de schildpad. Dit beetje aarde begon te groeien
en te groeien en werd het vasteland. Kort daarna baarde ze een dochter.
Toen de dochter volwassen was, werd ze op een nacht bezocht door de Geest van de
Westenwind en ze werd zwanger. Ze baarde een tweeling, twee zonen. De ene werd
op natuurlijke wijze geboren, de andere brak door de zijde van zijn moeder en
veroorzaakte zo haar dood.
De eerste zoon werd de schepper van veel goede dingen, zijn broer van veel
slechte. Zij verdeelden de macht over de wereld: de eerste zoon heerste over de
dag, de tweede over de nacht. De eerste zoon schiep verscheidene mensenrassen,
elk met zijn individuele eigenschappen. Bij zijn vierde poging ontstond de Rode
Man en zijn schepper was tevreden.
Als men deze scheppingsmythe analyseert naar haar dieptestructuur, is het
frappant hoeveel overeenkomsten te vinden zijn bij de verschillende volken van
Noord-Amerika. Zelfs in Meso- en Zuid-Amerika zijn er sporen van te vinden!
De Boodschappers: Deganawida en Hiawatha
Meer dan duizend jaar voor de eerste Europeanen de kusten van Noord-Amerika
bereikten (zo luidt de Irokese overlevering), werd in een Hurondorp aan de
oevers van het Ontariomeer een jongen geboren, die de naam kreeg
Deganawida, Vredestichter. Onder
veel wondertekenen verkondigde hij zijn boodschap van vrede bij de Irokese
stammen, die onderling voortdurend
False face: ceremonieel masker dat uit één volledige boom wordt uitgesneden
krijg voerden. Een boosaardige vrouw bekeerde
zich als eerste tot zijn Wet van Vrede. Daarop zei Vredestichter: “Omdat je de
eerste bent die mijn Wet aanvaardt, verklaar ik dat het de vrouw zal zijn die
het hoogste leiderschap zal dragen. Zij zal de overige leiders benoemen.”
Hierdoor verklaren de leden van de Liga de grote macht van de matriarchen, de
clanmoeders, tot op de dag van vandaag.
Ondertussen bracht een andere ziener,
Hiawatha, eenzelfde boodschap aan het Onondagavolk (1). Maar hier werd zijn
boodschap niet aanvaard, noch bij de Oneida’s. Maar zij zonden boodschappers
naar Deganawida. De twee profeten stelden samen een aantal wetten op, die zij de
‘Grote Vrede’ noemden en die zij vastlegden in
wampums, schelpenkralensnoeren,
uiteindelijk 113 in het totaal (p. 57).
Alle volkeren werden uitgenodigd op een grote vergadering. Vijf volken
reageerden op de uitnodiging: de Mohawks, Onondaga, Oneida, Cayuga en Seneca.
Ieder volk vaardigde voortaan vooraanstaande stamleden af naar een Grote Raad.
Veel later, in 1722 voegden de Tuscarora zich bij het verbond.
Volgens de auteur vond de stichting van de Liga plaats tussen 1350 en 1400.
Anderen denken dat de Liga er reeds was omstreeks 900.
Voornamelijk blanke Amerikaanse
antropologen plaatsen de stichting veel later, in 16de eeuw, als
reactie op de aankomst van de allereerste blanken. Maar zelfs zij beschouwen de
vorm en inhoud van de Grote wet als origineel Indiaans (J.M.).
Wat er ook van zij historisch staat vast
dat Thomas Jefferson,
de opsteller van de Declaration of
Independence uit 1776 en derde president van de verenigde Staten,
grote bewondering koesterde voor de Liga
en haar als voorbeeld stelde voor de blanke Amerikanen, die het onderling maar
niet eens konden worden tijdens en vlak na de onafhankelijkheidsstrijd tegen
Engeland (2)! De gezaghebbende
hedendaagse etnoloog Christian Feest plaatst het ontstaan voorzichtig ergens na
1400, zonder een exacte datum te noemen, maar dus alleszins voor de komst van de
blanken, net als Dick de Soeten (3).
Nieuw - Nederland en de ‘Two Row Wampum’
Ondertussen bereikte de Europese expansie ook de westkust van Noord-Amerika. De
auteur besteedt heel wat aandacht aan de komst van de Nederlanders en hun
relatie met de oorspronkelijke bewoners. Ook voor Belgen interessant, want een
belangrijke rol werd hierin gespeeld door mensen uit de Zuidelijke Nederlanden,
voornamelijk Walen, die uitweken naar het Noorden om aan geloofsvervolging door
de Spanjaarden te ontsnappen.
In 1614 verleenden de Staten Generaal ‘octrooi’
aan een combinatie van kooplieden, die later, in 1622, de naam kreeg van
West-Indische Compagnie (W.I.C.). Een jaar later besloten de bestuurders een
begin te maken met de kolonisatie van Nieuw-Nederland. Op de plaats van de
tegenwoordige stad Albany werd Ford Oranje gebouwd en een tweede versterking
volgde op het eiland Manhattan. In 1624 gingen de eerste kolonisten (vooral
Walen) aan land rond de Hudson. Een van hen was Pierre Minuyt, die in 1626 voor
de luttele som van 60 gulden voor werktuigen en snuisterijen van de Indianen het
eiland Manhattan kocht (4).
Sinds jaar en dag beweren de volken van de Irokese Liga dat de eerste blanken
met wie ze een verdrag sloten, de Nederlanders zijn geweest. Er was inderdaad
één verdrag bekend, de befaamde ‘Two Row
Wampum’ uit 1618, dus voor de officiële stichting van de kolonie. Toen een
aantal woordvoerders van de Liga in 1979 Europa bezocht brachten zij echter ook
een tweede verdrag mee, ditmaal geschreven en nog ouder, daterend van 22 april
1613. Helaas gaat de Soeten hier niet verder op in. Was het op perkament of
papier? Op losse bladen of in katernen? Bewaarden de Irokezen een origineel? Hoe
komt het dat het in Nederland zelf niet bewaard is?
Uit dit document blijkt namelijk dat er in Nieuw-Nederland al Nederlanders
woonden voor de eerste ‘officiële’ kolonisten werden aangevoerd. Het
merkwaardigste is dat die eerste Nederlanders reeds ver in het binnenland moeten
doorgedrongen zijn, want de kustbevolking bestond uit volken van de
Algonkin-familie, die niets van doen wilden hebben met de Irokese Confederatie.
Zo blijft dit document, trouwens vermoedelijk het eerste officiële verdrag ooit
met een Indiaans volk gesloten, een volslagen raadsel (p. 94-98)
De ‘Two Row Wampum’, het belangrijke officiële verdrag dat de
Nederlanders met de Mohawks sloten. De
bovenste, brede donkere baan is de Grote Kano van de Nederlanders, de smalle
donkere baan is de kano van
de Mohawks. Beide varen een eigen koers zonder in elkaars vaarwater te komen.
Aanvankelijk was de verstandhouding met de plaatselijke inheemse stammen goed.
Geleidelijk aan verslechtte die, voornamelijk door de stommiteiten van twee
opeenvolgende gouverneurs: Kieft, die een aantal Indianendorpen overviel en
uitmoordde wat natuurlijk represailles uitlokte. En toen deze “domkoppige
heethoofd” (dixit de Soeten) op het verzoek van de kolonisten door de W.I.C.
eindelijk vele nodeloze doden later uit zijn functie werd ontheven, kwam in 1646
een nieuwe bewindvoerder naar de kolonie, die geen haar beter was: Pieter
Stuyvesant. Even een misverstand rechtzetten: Stuyvesant was dus niet de eerste
Nederlandse gouverneur van Nieuw-Amsterdam, zoals op de pakjes van een geliefd
gelijknamig sigarettenmerk werd vermeld. Hij zou echter wel de laatste worden.
In 1664 verscheen een Engels eskader voor de haven van Nieuw-Amsterdam en eiste
de overgave van de kolonie. Stuyvesant had geen andere keuze dan zwichten voor
de overmacht. Nieuw-Amsterdam werd herdoopt in New York. En heet zo tot op
heden.
Opkomst en ondergang van de Irokese Liga.
Een van die grillige kronkels van de geschiedenis wil dat de Liga der Zes Naties
tot grote macht kon komen dankzij de Europese kolonisatie die zoveel andere
volken noodlottig zou worden.
Voor en bij het begin van de kolonisatie lag het oorspronkelijke woongebied van
de Irokese Statenbond in het noorden van de huidige Amerikaanse staat New York,
tussen het Adirondack gebergte en de Niagara-watervallen. Door verovering en
migratie kregen zij controle over het grootste deel van de noordoostelijke
staten in Amerika en in zuidoostelijk Canada (provincies Quebec en Ontario). In
1680, op het hoogtepunt van hun macht, beheersten zij een gigantisch gebied (p.
103-104). Die uitbreiding van hun invloedsfeer was een gevolg van de kolonisatie
door Frankrijk, Engeland, Zweden en Nederland. De Europeanen waren vooral uit op
bont, voornamelijk van bevers, maar ook van hermelijnen en andere pelsdieren.
Omwille van die handel braken onderlinge oorlogen uit tussen de verschillende
volkeren. Door hun superieure en unieke politieke systeem waren de Haudenosaunee
alle anderen de baas, wat hen in staat stelde tweehonderd jaar lang de
geschiedenis van Canada en de Verenigde Staten te domineren. Vooral in de strijd
tussen de Engelsen en de Fransen was hun tussenkomst vaak beslissend. De Liga
koos consequent de kant van de Engelsen. De auteur zegt dat zij dit deden omdat
zij de Engelsen beschouwden als opvolgers van de Nederlanders, met wie de
Mohawks hun eerste verdrag hadden gesloten. Wat volgde was een werkelijke
vernietigingsoorlog tegen de Hurons en daarna tegen vele anderen (5). (Ik vind
dat de Soeten hier te licht overheen gaat.)
Het zou echter niet lang duren voor de volkeren van de Liga tot hun scha en
schande zouden ondervinden wat hun vertrouwen in hun blanke bondgenoten waard
was.
In 1763 wonnen de Britten de Zevenjarige Oorlog tegen Frankrijk. Die oorlog was
grotendeels ook in Noord-Amerika uitgevochten, waarbij de Britten veel steun
hadden gekregen van de kolonisten, maar ook van de Indianen. Onder anderen de
Mohawks van Aroniateka (door de Engelsen Chief Hendrick genoemd) waren in die
oorlog als kanonnenvlees gebruikt. Als resultaat kon Engeland de Franse kolonie
Canada annexeren wat de Britse macht in Noord-Amerika aanzienlijk vergrootte. De
Engelsen beloonden de hulp van de Indianen door nieuwe verdragen waarin voor hen
een groot gebied vrij gehouden werd van kolonisten. Dat was niet naar de zin van
die kolonisten die zich gedwarsboomd zagen in hun expansiedrang in westelijke
richting. (Dit is vermoedelijk de
verklaring waarom de kolonisten zich in de Boston Teaparty
vermomden als Indianen, toen zij als
protest tegen de Engelse belastingen balen thee in het water van de haven van
Boston gooiden. Een detail dat ontbreekt in onze schoolboeken geschiedenis
(J.M.))
Gegrondvest op hebzucht en trouweloosheid
De auteur brengt
de verdere geschiedenis van de Haudenosaunee tijdens de 18de
en 19de eeuw aan de hand van de levensloop van bekende opperhoofden.
Het is geen vrolijk verhaal, maar een van teloorgang in alcoholisme, van
verbroken verdragen, van moorden omwille van hebzucht, tot wij uitkomen bij: “De
enige goede Indiaan is een dode Indiaan.” Je kan veilig stellen dat de Verenigde
Staten evenzeer gegrondvest zijn op trouweloosheid tegenover de Indianen als op
de Declaration of Independence, waarvan de hooggestemde idealen in flagrante
tegenspraak zijn met de concrete daden van de blanke Amerikanen.
Slechts één figuur uit de hele lijst willen we hier even belichten: de
Seneca-generaal Ely S. Parker. Hij werd in 1826 geboren als Donehogawa en was
een kleinzoon van de befaamde Red Jacket. In de zendelingenschool kreeg hij zijn
Amerikaanse naam Ely S. Parker. Hij ontdekte al snel dat heel wat
studiemogelijkheden, zoals rechten, afgesneden waren voor Indianen. Dan ging hij
maar een opleiding volgen als ingenieur, wat wel mogelijk was. Tijdens zijn werk
ontmoette hij Ulysses S. Grant, met wie hij bevriend raakte. Tijdens de
Amerikaanse Secessieoorlog (1861-1865) stelde hij voor een regiment Irokezen te
vormen, wat afgewezen werd. Zijn oude vriend Grant haalde hem in het leger
binnen. Parker klom aan de zijde van Grant op tot de rang van brigadegeneraal.
Het schijnt dat het Parker was, die de overgave van de Zuidelijke
opperbevelhebber Robert E. Lee op papier stelde. Toen Grant na de oorlog
president werd, benoemde hij zijn oude vriend tot gevolmachtigde voor Indiaanse
aangelegenheden. In deze bevoegdheid poogde hij de augiasstal van het door en
door corrupte Bureau te zuiveren, wat hem bittere en machtige vijanden
opleverden. Uiteindelijk wisten die hem tot ontslag te dwingen. Hij overleed in
1895.
Brigadegeneraal Ely S.
Parker
De cirkel is rond: de schildpad sterft
Zo belandt Dick de Soeten bij de 20ste eeuw en de strijd van de
Indiaanse volkeren voor hun rechten. Een strijd waar hij al decennia van binnen
uit bij betrokken is. Voor zijn gedetailleerde uiteenzetting verwijzen we graag
naar zijn boek.
Tot slot nog dit. Tot de Amerikaanse Revolutie (1776) beheersten de
Haudenosaunee miljoenen acres land. De wateren van de rivieren zorgden voor
vruchtbare grond. Indianen zien land niet als eigendom, maar als een erfgoed der
vaderen waarvoor ze zorg moeten dragen voor de zeven generaties die na ons
komen. Een besef dat slechts uiterst langzaam begint door te dringen tot de
rijke geïndustrialiseerde naties van onze planeet. Tegenwoordig zijn zowel de
Grote Meren als de Saint Lawrence zo onherstelbaar vervuild, dat visvangst en
zelfs landbouwproducten vergiftigd zijn. De chemische industrie loosde
tientallen jaren lang dodelijke gifstoffen zonder waarschuwing in het water. Uit
het scheppingsverhaal blijkt al de belangrijke rol die de schildpad speelt in
het denken van de Haudenosaunee. Nu kan de schildpad niet meer overleven. De
Mohawks zeggen: “Als de schildpad sterft, zal de hele wereld sterven.”
Daarom is de strijd van de Indiaanse volkeren geen ver-van-mijn-bed-show, maar
ook onze strijd.
NOTEN
1. Niet te verwarren met de denkbeeldige Ojibwa cultuurheld Hiawatha uit
Longfellows bekendste epos in dichtvorm
The Song of Hiawatha (1855). De grote Vlaamse dichter Guido Gezelle
vertaalde en hertaalde dit in 1886 met behoud van de Engelse titel.
The Song of Hiawatha,
in: Guido Gezelle Gedichten (Prisma
57), Utrecht - Antwerpen, Het Spectrum, 1968, p. 111-145.
Het werk is volledig te vinden op de
Digitale Bibliotheek voor de
Nederlandse Letteren
2. De Indianen, De Haan, National
Geographic Society, 1978, p. 130 en 133.
3. Feest, C.( samenstelling),
Noord-Amerikaanse Indianen, cultuur en levenswijze, Keulen, Könemann, 2000,
480 blz. Besproken op deze website en hartelijk aanbevolen voor
achtergrondinformatie.
4. De Soeten geeft de datum niet, die ontlenen we aan de zowat uitvoerigste
studie die wij kennen over Nieuw-Nederland: van der Zee, H(enri),
Het edelste gewest. De geschiedenis van
Nieuw-Nederland 1609-1674, Amsterdam, Becht, 1982, 278 blz.
5. De Indianen, De Haan, National
Geographic Society, 1978, p. 129-130.
Jos Martens, september 2008
|