Om het rood van de krijger
Uitwerking bij enkele hoofdstukken
HOOFDSTUK
1. RODE WOL OP HET WEEFGETOUW
1. STRUCTUUR
1.1. Geef de korte inhoud van het hoofdstuk.
1.2. Geef het plan van het hoofdstuk.
1.3. Situering: wie? waar? wanneer?
1.4. Standpunt van de verteller (ik-vorm?) Door wiens ogen
kijkt hij? Blijft dat standpunt doorheen het hele hoofdstuk ongewijzigd?
Controleer na de volledige bespreking nog eens of je juist geantwoord hebt.
1.5. Ga het tijdsverloop na in dit eerste hoofdstuk.
1.6. In welke tijd is het verhaal geschreven?
1.7. Het verhaal speelt zich af tussen twee verschillende
volkeren. Maak een vergelijkende tabel van hun kenmerken.
2. WOORDUITLEG
vliering
ontweien
3. STIJL
3.1. Dit boek, en ook reeds dit hoofdstuk, bevat
fragmenten, die zeer poëtisch zijn, en andere, die eerder doen denken aan een
oud en machtig heldendicht.
3.1.1.a) Duidt één lyrische passage aan, en zeg waarom ze
lyrisch is (zo volledig mogelijk bespreken)
b) idem voor een epische passage
3.1.2. Zoek in uw leerboek de kenmerken op van a) lyrisch
proza, b) episch proza
c) lees wat uw boek zegt over de positie van het episch
proza (of epische lyriek!) in de literatuurgeschiedenis.
3.2. Geef drie voorbeelden van tekenende beschrijving,
Bespreek ze kort.
3.3. Hoe zegt zij:
3.3.1. Het geluid kwam op hem toe - p. 8.
3 3.2. Zij gaven een ontwijkend antwoord - p. 10
3.4. Wat vind je van een beeldspraak als deze:"Drem stormde
door de struiken als een locomotief"? Tref je iets dergelijks aan in het boek?
3.4.1.Zoek enkele treffende vergelijkingen op en bespreek
(niet oppervlakkig, er zit veel in!)
3.4.2.Zoek enkele
metaforen op en bespreek ( het beeld wordt rechtstreeks gebruikt, zonder
voegwoord ‘als’)
3.4.3. Associaties:
wanneer men iets vergelijkt met iets dat men vroeger heeft waargenomen of
ervaren. Associëren betekent: spontaan een verband leggen tussen twee analoge
situaties of feiten.
3.4.4.
Personificaties (een zaak of dier wordt voorgesteld als ware het een
persoon).
3.5. Bij de beschrijving spreekt de schrijfster alle
zintuigen aan.
Geef één voorbeeld voor geluid - gehoor - geur- gevoel.
3.6. Licht en schaduw spelen, zoals je ook verder nog zult
merken, een grote rol. Zoek enkele typische voorbeelden.
3.7. Ook kleuren weet ze prachtig weer te geven met het
palet van haar taal (vaak door gebruik van vergelijkingen of metaforen). Zoek
ook hier een paar voorbeelden op.
4. PSYCHOLOGISCHE OPBOUW
Het gehele hoofdstuk is als het ware opgebouwd rond een
pareltje van een psychologische vondst, een ware
VOLTA, die het normale verloop van
het verhaal plotseling een andere wending geeft en als het ware het
MOTORISCH MOMENT vormt voor het
boek: hier schiet de geschiedenis van Drem plotseling in gang.
4.1. Wat is die volta?
4.2. Hoe wordt ze aangebracht? Hoe komt ze aan bij Drem?
4.3. Welke zin vormt de kern van dit hoofdstuk en van dit
boek?
4.4. In het licht van de volta krijgen een aantal
fragmenten uit de eerste bladzijden plotseling een diepere dimensie, en kun je
slechts het talent van de schrijfster bewonderen, die als het ware de wereld
bekeken heeft. door de ogen van de nog onbewuste Drem.
4.4.1.Bewijs dat Drem nog nooit voordien gedacht had aan
zijn handicap - direct p. 18, indirect, p. 16
4.4.2. Hoe ziet Drem voor de volta zijn toekomst? Herlees
in het licht hiervan p. 11.
5. ETNOLOGIE: de schrijfster vertelt heel wat over de
gewoonten van de bronstijdmensen.
5.1.Welke indruk maakt dat op u (overbodig- nuttig?)
5.2. Wat denk je over de exactheid van haar gegevens? Waar
haalt ze die?
5.3. Nu kun je reeds weten wat de betekenis is van de
titel, zowel van het hoofdstuk, als van het hele boek? Verklaar.
5.4. Wat moet men er voor doen? Wat komt er bij kijken?
5.5. Wat leer je over het weefgetouw? Kun je er een tekenen
aan de hand van de beschrijving?
5.6. Wat leert u dit hoofdstuk over het werk en het
tijdsgebruik van de vrouw? Voorbeelden uit de tekst a.u.b.
5.7. De beschreven maatschappij is een strikt hiërarchisch
geordende samenleving, waarin ieder zijn plaats en zijn taak heeft en kent.
Bewijs.
5.8. Ook in de bronstijd bestonden er belangrijke
handelsbetrekkingen.
Zet de gegevens daarover uit dit hoofdstuk even op een
rijtje.
Zoals de vorige vragen zullen wij ook dit thema volgen
doorheen het hele boek.
Bij 5.7. Ken je nog voorbeelden van een dergelijke
samenleving.
HOOFDSTUK 2. TALORE, DE JAGER
1. STRUCTUUR.
1.1. Korte inhoud
1.2. Structuur (grote indeling)
1.3. Even nadenken:
1.3.1. De blz. 23 tot 25 zijn niet zozeer het verslag van
de tocht van Drem, maar veeleer van zijn gevoelens.
a)verdriet
b) kalmeert
c) verdwaalt verder
d) climax van angst naar paniek
e) anticlimax: de omgevallen boom
1.3.2. Wat is in d) van het overzicht werkelijkheid en wat
fantasie?
1.3.3 .p. 31… zijn ogen helemaal goudkleurig. waarom
goudkleurig?
1.3.4. "Zij vermoedt wel waarom ik ben weggelopen." Welke
woorden en feiten uit dit hoofdstuk en het vorige, bewijzen dat Drem
waarschijnlijk gelijkheeft? (4)
1.3.5. Welke diepere zin heeft de laatste zin van het
hoofdstuk?
2. STIJL
2.1. Hoe vaak worden op p. 24 en 25 personificaties of
personifiërende vergelijkingen gebruikt? Welk effect bereikt de auteur daarmee?
Geef voorbeelden.
2.2. Opsommingen van woorden of korte zinnen kunnen een
speciaal effect bereikten. Welk en geef voorbeelden.
2.3. “Je had haar gemakkelijk kunnen doden, de ree…” p. 29.
Wat voor speciaals merk je aan deze zin? Geef nog een paar
voorbeelden uit dit hoofdstuk. Waarom doet de auteur dit? Welk resultaat bereikt
ze hiermee?
2.4. Welke stijlfiguur herken je in: "niets, behalve de
donkere duisternis; de lage grondnevel.”
3. TAALSCHAT: nieuwe woorden
4. ANTROPOLOGIE
p. 28-29. Talore geeft Drem én ons een ernstige les. Welke?
Wat blijkt hieruit? Heeft dit iets te maken met echte
beschaving?
HOOFDSTUK 4. DE PRIJS
VOOR ZILVERVLAM
1. STRUCTUUR
1.1. Korte inhoud.
1.2. Structuur - grote lijnen?
één deel in detail..
1.3. Even nadenken:
1.3.1. p. 57. ." Maar toen had Talore gezegd dat de zwaan
net zoveel koperen potten waard was...."
a) Hoe heeft Talore dat bedoeld en in welke zin heeft Drem
dat verkeerd begrepen?
b) Glanzen die veren werkelijk opnieuw? Leg uit.
1.3.2. Herlees de laatste zin van dit hoofdstuk en leg uit
waarom precies deze zin daar staat.
1.3.3. Toon met een viertal voorbeelden dat Sutcliff
uitstekend de natuur kent.
2. STIJL.
2.1. Omschrijf met eigen woorden:
a) .. het roomkleurige meel (p. 51)
b) de blauwe schemering (p. 53)
c) met een lichte schaduw van opkomende twijfel (p. 53)
d) Drems trots schoot omhoog in zijn keel (p. 52)
2.2. Morvidd wordt door woorden en handelingen onsympathiek
getekend, maar ook door de fragmentarische beschrijving van zijn persoon. Bewijs
dat.
2.3. Hetzelfde geldt ook -in mindere mate - voor Luga.
Voorbeelden?
2.4. De auteur zet Morvidd nogal eens in tegenstelling met
Talore. Bewijs uit een viertal fragmenten.
2.5. Wat bereikt zij met dit stijlmiddel?
2.6. Ook in dit hoofdstuk zitten weer erg mooi
vergelijkingen. Zoek daaruit de -volgens jullie - mooiste.
3. TAALSCHAT: nieuwe woorden.
4. ANTROPOLOGIE
Zoals in de vorige hoofdstukken is ook hier sprake van
arbeidsspecialisatie. Welk beroep wordt beschreven? Werk zo volledig mogelijk
uit. Welk is de sociale stand van dit beroep t.o.v. dat van Talore? Hoe denkt de
auteur over de beoefenaars?
HOOFDSTUK 5. DE DOLK
EN HET VUUR
STRUCTUUR
1.1. Geef de korte inhoud.
1.2. Geef het plan van het hoofdstuk.
1.3. Hoe wordt Blais vader aan de lezer overgebracht?
1.4. Zijn er nog elementen in dit hoofdstuk die de
ondergeschiktheid van de herders tegenover de krijgslieden aangeven?
1.5. Wat is de betekenis van de ring?
1.6. Waarom is de titel van dit hoofdstuk niet ‘de
terugkeer van Blais vader’?
STIJL
2.1 Zoek enkele metaforen.
2.2 Zoek enkele personificaties.
2.3 Zoek enkele pleonasmen.
2.4 Omschrijf het onderstreepte met eigen woorden.
p. 60 ...Erp, die als een otter onder water kon
duiken
p. 61 .. iets levends en blauws flitste voorbij
Drem.
p. 67 ...de dolk had de verkeerde kleur.
p. 68....een donkere dreiging...
2.5. Zoek enkele tekenende beschrijvingen.
2.6.1 Zoek een lyrische passage.
2.6.2 Zoek een episch fragment.
2.7 Hoe zegt de schrijfster: ‘een ring in het water werpen’
‘een steen die in het water plonst’
WOORDUITLEG
vrijpostig
stroombed
zoals in de regel
toom
ANTROPOLOGIE
4.1 Bestonden er al handelsovereenkomsten? Welke? Hoe
geregeld?
4.2 Welk land is het "Groene Eiland" ?
4.3 Waarom is het eiland zo belangrijk?
4.4 Hoe kwam het dat ijzer als een geheim werd beschouwd ?
HOOFDSTUK 6. HET
JONGENSHUIS
1. STRUCTUUR
1.1. Korte inhoud
1 .2. Structuur in grote lijnen, één deel in detail
1.3.Even nadenken
1.3.1. Noem de vrienden van Drem en hoe worden ze getekend?
1.3.2."Maar de rest was veel minder duidelijk" p. 83. De
rest, wat is dat?
1.3.3. "Maar vriendelijk zijn tegen Blai leek haar geen
goed te doen; zij deinsde terug”... p. 75. Waarom doet Blai zo?
1.3.4. Bewijs dat Luga haatdragend is, maar Drem niet.
2. STIJL
2.1. Omschrijf met eigen woorden het onderstreepte:
p. 87 Zoals... kijken naar het potsierlijk gedoe
p. 86. Drem stond… een beetje suffig naar Luga te
kijken.
86. De strijders stonden elkaar nogal schaapachtig
aan te kijken
78 Duwde een ogenblik zijn gezicht tegen de ruige
kop
79. Ze werden een beetje schuw voor elkaar
80. Ze negeerden elkaar met een onverschillig air.
2.2. Op p. 76 vind je de beschrijving van de vorming van de
toekomstige krijgers van de stam.
a) Wat valt er op als je naar zinsbouw en woordgebruik
kijkt?
b) De auteur wil duidelijk bepaalde facetten van die
opleiding benadrukken. Welke?
2.3. Om een woord of gedachte in de verf te zetten gebruikt
de auteur in dit hoofdstuk: herhaling, uitroepteken, cursieve druk, nadrukteken,
inversie, en de uitloop of het achteraan plaatsen van woordgroepen. Geef daar
voorbeelden van.
2.4. Lees op p. 87 de beschrijving van het vuur. Waardoor
is die beschrijving zo goed geslaagd?
2.5. Ga in de volgende voorbeelden na hoe de auteur gebruik
weet te maken van een rake, treffende woordenschat.
- en de taaie macht van een os bezat
- het licht was
bruin en vaag versluierd
- het leven tintelend in zijn arm voelde terugkomen
3. TAALSCHAT: nieuwe of onbekende woorden
4. ANTROPOLOGIE: wat vind je over de opleiding van de jonge
krijgers
HOOFDSTUK 7. HET
UITROEPEN VAN DE KONING
1. STRUCTUUR
1.1. Korte inhoud
1.2. Structuur - grote lijnen, één deel in detail
1.3. Even nadenken
1.3.1. p. 90. De dag waarop zij bloedbroeders waren
geworden? Zoek op: wanneer en hoe?
1.3.2. 90."Als Drem afscheid nam van zijn hond was Vortrix
daar nooit bij"... waarom niet?
1.3.3. p. 95 “Zwaardzijde- schildzijde... en Drem.” Leg uit
2. STIJL
2.1. Omschrijf met eigen woorden:
2.1.1. p. 90 ... blauw als houtrook en doofde de
roestrode vlek...
2.1.2. p. 92 saffraan-kleurige kilt
2.2. Karakterbeschrijvingen
2.2.1. p. 95. Dumnorix wordt beschreven als een soort
natuurkracht leg uit.
2.2.2. p. 92: Bewijs dat Luga nog steeds haatdragend is.
2.2.3 .p. 94. Hoe wordt Drems grootvader beschreven?
2.2.4. p. 96. Hoe wordt de blauwe lucht beschreven?
2.2.5. Aanvulling van de karakters van Drem en zijn
vrienden - de koning.
3. TAALSCHAT: nieuwe woorden
Narwal
4. ANTROPOLOGIE
p. 95. "Midir. … uit vrees op zijn schaduw te trappen..."
Waarom?
Zoek alles op met betrekking tot:
- dodenfeest -
- hiernamaals
- begrafenisrites -gouden volk -voorgangers?
- versterkingen van het gouden volk?
HOOFDSTUK 9. DE ZWARTE
KIEZELSTEEN
1. STRUCTUUR
1.1. Korte inhoud.
1.2. Structuur: grote lijnen, één deel in detail.
1.3. Even nadenken
1.3.1. p. 123."... en het ene paar was plotseling helemaal
van goud..." Waarom werden de ogen goudkleurig? Welke vorige keer wordt hier
bedoeld?
1.3.2."... of heb je je hond daarvoor nodig?" Wat blijkt
uit deze woorden? p. 126
1.3.3. p. 130."Uit de wond... het viel op Vortrix' hand.."
Eens betekende dit het begin van een bloedbroederschap. Wat betekent het nu?
1.3.4. p. 129-130. Wat ging in Vortrix om, denk je - voor
de speerstoot? Erna?
1.3.5. p. 131. "Hij was niet meer van plan de
gemakkelijkste weg te kiezen". Waarom niet? Wat was de gemakkelijkste weg? Wat
was de moeilijkste weg?
1.3.6. p. 131. "De anderen... maar Vortrix kwam naast hem
lopen".
Wat is de diepere zin van dit gebaar: voor de anderen? Voor
Vortrix? Voor Drem?
1 .3.7. p. 126. "De anderen... en waar zij hun schaduwen
lieten vallen." Geef twee redenen waarom zij dat doen.
2. STIJL.
2. 1. Hoe zegt de auteur het?
- Gault was gestorven.
- De wolf was een gevaarlijk dier.
- Toen de paartijd aanbrak.
- Het weer veranderde.
- Een fijne, tengere hand.
2.2. Bewijs met zoveel mogelijk voorbeelden of zinnetjes
uit dit hoofdstuk dat de auteur zeer veel belang hecht aan:
a. kleur
b. licht en schaduw
c. zelfs figuurlijk wordt met licht en schaduw beeldspraak
opgebouwd. Geef twee voorbeelden.
2.3. Het hoogtepunt is natuurlijk het gevecht met de wolf.
Hier wordt een zeer plastische beschrijving gegeven, waarbij weer de
verschillende zintuigen ingeschakeld worden. Ga na.
2.4. Onderaan p. 122 lees je dat Drem in grote spanning
verkeert. Wat val stilistisch op bij deze beschrijving en welke reden heeft de
auteur daarvoor?
3. WOORDVERKLARING: nieuwe woorden
4. ANTROPOLOGIE
4.1. Zie 1.3.7.
4.2. p. 127."… Toen begon hij harder te lopen,waar de
vlaamse gaai geroepen had." Waarom?
4.3. Geef een overzicht van de rituele woorden, handelingen
en gedragingen in dit voor Drem belangrijke gebeuren.
4.4. Wat wordt gezegd over de drempel? Vind je hiervan nog
een spoor in onze tegenwoordige gedragingen?
HOOFDSTUK 10. BROEDER,
MIJN BROEDER
1. STRUCTUUR.
1.1. Korte inhoud
1.2. Structuur: grote lijnen, één deel in detail
1.3. Even nadenken:
1.3.1. p. 132 " Gedurende één angstig ogenblik...
geestesverschijning stond." Waarom dachten zij aan een geestesverschijning?
1. 3.2. p. 132: " Toen. liet Zilvervlam... een doordringend
gejank horen." Waarom dit gejank, en hoe merkt de hond dat er iets is
misgelopen?
1.3.3. p. 134:" Dat had je dus gehoord… hadden pijn
gedaan." Is het werkelijk zijn verlangen haar pijn te doen, of is het de zes
jaar opgekropte woede, die een uitweg zoekt?
1.3.4. p. 136 "De gersteoogst is voorbij". Waarom zegt Doli
dit?
1.3.5. p. 137:"Toen zei Drem... verrassing of van
medeleven." Waarom geeft Doli geen blijk van verrassing of van medeleven?
1.3.7. p. 140. Waarom is de scheiding zo meedogenloos? Is
een wolf werkelijk belangrijker dan het leven, de vriendschap?
1. 3. 8. p. 144: "Drem keerde zich… zon verblind." Waardoor
worden zijn ogen verblind?
2. STIJL.
2.1. Ook in dit hoofdstuk gebruikt de auteur weer heel wat
kleurschakeringen. Geef enkele voorbeelden.
2.2. Omschrijf met je eigen woorden:
2.2.1. p. 133: " … een zachte kreet, die rauw en bloedend
uit haar lichaam scheen te zijn losgescheurd."
2.2.2. p. 133: "Hij at als een wolf." .
2.2.3. p. 134..." een van de daksparren had
geleund".
2.2.4. p. 135: Alleen en berooid.
2.2.5. p. 136: zachte geroezemoes
2.2.6. p. 139: rituele loutering.
2.3. De schrijfster geeft hier ook weer enkele staaltjes
van haar natuurkennis. Welke?
2.4. p. 140 -141: Ga na hoe de schrijfster de zonsondergang
beschrijft,
3. TAALSCHAT.
p.134. Dikke knoest
4. ANTROPOLOGIE.
4.1. Waarop berust de geneeskunde van het halfbloedvolk?
4.2. Beschrijf de gebeurtenissen bij het "man-worden" van
de jongens, die hun wolf gedood hebben en tracht ze te verklaren.
Vind je daarvan nog sporen bij hedendaagse volkeren?
HOOFDSTUK 12. DE
DREIGENDE WOLVEN
1. STRUCTUUR.
1.1. Korte inhoud.
1.2. Structuur: grote lijnen - uitwerking van één
onderdeel.
1.3. Even nadenken.
1.3.1. p. 165. Waarom trekt Drem de vacht van het dode lam
over de huid van het moederloze jong?
1.3.2. p. 162. Waarom vond Drem de dood van de ooi, die hij
in de armen hield erger dan de dood van de andere?
1.3.3. p. 160. Waarom ziet Drem tegen het wachtlopen op als
tegen een berg? .
1.3.4. p. 164. Welk gevoel denk je dat Drem had op het
ogenblik dat hij Vortrix in de hut zag staan? Waarom was dit voor hem van
speciale betekenis?
1.3.5. p. 166. Wat bedoelt Vortrix wanneer hij zegt: "Ik
heb genoeg van alles wat mij hier van binnen pijn doet"?
1.3.6. p. 167: "De sterren van de Grote Jager schenen
dichter..." Wat bedoelt hij met de sterren van de Grote Jager?
1.3.7. p. 168. Hoe komt het dat Drem alleen de donkere kant
van de speer zag?
2. STIJL.
2.1. Omschrijf met eigen woorden:
p. 160. Drem uitte een verwensing.
p. 164. Met een soort van wrange triomf.
p. 167. ... met de broze afwachtende stilte....
2.2. Het is stilaan duidelijk dat R. SUTCLIFF bijzonder
sterk is in beeldspraak. Bewijs dat met een hele lijst vergelijkingen en enkele
metaforen uit dit hoofdstuk.
2.3. p. 164 "En binnen stond.... Vortrix". Wat valt er op
en waarom doet de auteur het?
3. TAALSCHAT: p. 160. verstek laten gaan.
4. ANTROPOLOGIE.
4.1. p.
158. In de herfst slacht men veel vee. Waarom? Waar vindt
men daar nu nog overblijfselen van?
4.2. Welke moeilijkheden duiken op wanneer de ooien
lammeren beginnen werpen?
|