Westerlo,
Kramat, 2006, 509 blz. ISBN 90 75212 666, 22,5 x 15 cm
Tijd en ruimte: Frankrijk
(voornamelijk), 16de eeuw.
Doelgroep: 14+ & volwassenen
Regelmatig bezoekt de kleine Michel
de Nostredame met zijn overgrootvader de ruïnes van de
Keltisch-Grieks-Romeinse stad Glanum, bij
Saint-Rémy-de-Provence. Michel bezit een onverzadigbare
weetgierigheid, “zijn geest leek een spons die
moeiteloos de kennis opzoog die de oude man kwistig
rondstrooide.” (p. 14)
Vooral de sterren fascineren hem
mateloos. Zegt zijn overgrootvader niet: “In de sterren
ligt de sleutel van onze toekomst. Wie de
hemelwetenschappen beheerst, kan plagen en andere
calamiteiten voorspellen en koningen en keizers ten
dienste staan.” (p. 15)
Reeds op deze prille leeftijd geeft
de jongen blijk van profetische gaven, zonder dat hij
zich daar echt van bewust is. Later gaat hij
studeren in Avignon, waar hij het soms hard te verduren
krijgt wegens zijn joodse afkomst. Zijn studies worden
abrupt afgebroken door het uitbreken van de zwarte dood,
de pest. Michel beseft plots dat hij de naderende ramp
had gezien in een voorspellend visioen. Het is niet de
eerste, noch de laatste keer dat de vreselijke ziekte
zijn levensweg kruist. Hij zoekt zijn familie op in
Saint-Rémy, doch vindt het huis verlaten.
Voor hij vertrekt haalt hij het
astrolabium van zijn overgrootvader uit zijn
schuilplaats. Gedurende jaren zwerft hij door Spanje als
‘pillendraaier’. In een klooster stoot hij op een
eeuwenoud boek, geschreven door een Tempelier in… 1215.
Hierin wordt de toekomst voorspeld in raadselachtige
verzen van vier regels. Begiftigd met een fotografisch
geheugen, leert hij de kwatrijnen in nachtelijke
bezoeken uit het hoofd en noteert ze. Later zullen ze de
stof leveren voor de kwatrijnen van zijn ‘Centuries’,
waaraan hij zijn roem dankt tot onze tijd toe.
Terug in Frankrijk gaat hij
geneeskunde studeren aan de universiteit van Montpellier.
Niet voor lang echter. Na een ruzie met een van zijn
oude kwelgeesten wordt hij weggestuurd. Zijn goede
vriend François Rabelais adviseert hem zijn studies af
te ronden bij zijn eigen vroegere leermeester, dokter
Scaliger, in Agen. Hier ontmoet Michel de mooie Mylène
d’Encausse, die zijn vrouw wordt. Over het huwelijk
hangt een schaduw: nog voor hij haar ooit ontmoette had
Michel in een beklemmend visioen gezien hoe zij stierf
aan de pest, samen met haar twee kinderen.
Na haar dood reist Michel naar Delphi.
Hij hoopt hier een oplossing te vinden voor het feit dat
zijn visioenen hem teisteren als losgeslagen
projectielen die hij niet onder controle krijgt en niet
kan duiden. In een Griekse herberg kruisen zijn wegen
die van een mysterieuze jonge vrouw, Masagna, die
zichzelf een heks noemt. In Delphi graaft hij een
bronzen driepikkel op waarvan hij gelooft dat ze
eertijds toebehoorde aan de Pythia, de priesteres van
het befaamde orakel. Voortaan zal hij de driepoot
gebruiken voor zijn visioenen.
Jaren later huwt hij een rijke jonge
weduwe, Anne Ponsarde, met wie hij zes kinderen zal
krijgen. Onder zijn Latijnse naam Nostradamus verwerft
hij meer en meer roem door de publicatie van zijn
jaarlijkse almanak. Maar wekt hij ook de ongezonde
belangstelling van de plaatselijke inquisiteur, een
rabiate ketterjager, die hem in de kerker laat werpen. Op
voorspraak van een hooggeplaatste vriend komt hij vrij,
omdat hij bij de koningin wordt geroepen. Aan Catharina
de Medici voorspelt hij gedetailleerd de dood van haar
echtgenoot, koning Hendrik II. Wanneer die effectief in
de beschreven omstandigheden omkomt, tijdens een
toernooi in 1559 is de roem van Nostradamus voorgoed
gevestigd. Maar met de roem neemt ook de afgunst toe.
Daarbij, de toekomst kunnen zien is geen gunst, maar
eerder een vloek. Gezeten in zijn tuin, op de driepoot
van de Pythia, wordt Michel steeds vaker bestormd door
steeds gruwelijker visioenen die uit een steeds verdere
toekomst over de rivier van de tijd op hem toevloeien,
zonder dat hij ze onder controle kan houden.
In 1566 sterft Nostradamus. Zijn eigen
dood had hij nauwkeurig voorspeld.
Bespreking
'De Rivier van de Tijd'
is de vierde historische roman van John Vermeulen, zijn
veertigste boek reeds. Met zijn vorige historische
romans werd hij een populair auteur in Duitstalig
Europa. Ik heb de omvangrijke roman uitgelezen in één
weekend. Dat zegt al voldoende over het verteltalent van
Vermeulen. Zeker als je weet dat ik tot nu toe steeds
alles wat met Nostradamus te maken had afgewimpeld heb,
omdat ik hem beschouwde als een charlatan, zoals de
volgende eeuwen er nog een paar zouden opleveren.
Vermeulen weet je echter mee te slepen, zonder dat hij
het mysterie helemaal opheldert. Hij tekent zijn
protagonist als een weliswaar ijdele renaissancemens,
doch ook als een authentieke ziener, een zoeker die de
last van zijn gave vaak met vertwijfeling draagt,
onzeker over de ware betekenis van zijn gruwelijke
toekomstvisioenen.
Lezen brengt bij de lezer een
merkwaardig chemisch proces op gang. Ook hij of zij
reist mee, heen en weer over de rivier van de tijd,
beïnvloed door eigen ervaringen en vroegere lectuur.
Heel regelmatig riep
'De Rivier van de
Tijd' bij mij reminiscenties op aan
L’œuvre au noir
(1968) ( Het
hermetisch zwart, 1971) het meesterwerk van de
gelauwerde Marguerite Yourcenar. Te veel eer? Het boek
van Vermeulen is ongetwijfeld sneller geschreven, minder
hermetisch en toegankelijker voor een ruimer publiek.
Maar met een onverwachte diepgang. Net als de Zeno van
Yourcenar belichaamt Nostradamus de overgang van de op
de theologie berustende wetenschapsbeoefening naar de
exacte wetenschap. Zijn leven speelt zich af in
Frankrijk, waar katholicisme en reformatie elkaar
raakten, net als in het Vlaanderen van Zeno. Ook hier is
intrige vrij eenvoudig en brengt ze vele bekende figuren
uit die tijd en hun gedachtegoed met elkaar in
connectie. Het is een knap, goed geschreven boek,
waarbij meer geconcentreerde lezing nuttig is, wil men
echt de vruchten plukken van de lectuur.
Door de roman lopen als evenzoveel
rode draden: de driepikkel van de Pythia met de
kwatrijnenvoorspellingen, de inquisitie en het telkens
weer opduiken van de pest. Daarbij kun je de antieke
driepoot beschouwen als een tastbare versie van het
ongrijpbare en onverklaarbare van de visioenen, de
pestepidemies als een metafoor voor de geestelijke
epidemie van onverdraagzaamheid en inquisitie.
De stijl van de auteur zou ik
omschrijven als ‘afstandelijk betrokken’ (een epitheton
waarmee meestal het oeuvre van de hedendaagse schilder
Roger Raveel wordt gekarakteriseerd). Dit heeft
vermoedelijk alles te maken met de enigmatische
persoonlijkheid van zijn protagonist.
Nostradamus
Wie was Michel de Nostredame, alias
Nostradamus? En wat zijn de verborgen betekenissen in
zijn beroemde, mysterieuze kwatrijnen? Vijf eeuwen na
zijn dood, waarvan hij de datum voorspeld had, houdt die
vraag nog steeds miljoenen mensen bezig. Was de dokter,
pillendraaier en astroloog, een échte profeet zoals
velen nog steeds geloven, of was hij een lepe charlatan
en een dief van het werk van anderen? Vermeulen denkt
erover als volgt:
Er zijn al heel wat bomen gekapt om
het papier te leveren voor de publicaties van en vooral
over Nostradamus. Meer bepaald over zijn voorspellingen,
want over de man zelf is minder bekend. Zijn biografie
is wel redelijk compleet, op enkele hiaten van een
aantal jaren na. Over wat voor een man Michel de
Nostredame in het dagelijkse leven was, vind je veel
minder informatie. Bovendien hangt er een waas van
geheimzinnigheid over die raadselachtige gave waarmee
hij in staat was al de grote astrologen uit zijn tijd
van het podium te spelen. Er waren nogal wat
sterrenwichelaars. Voor artsen was de sterrenwichelarij
een verplicht studievak. In de zestiende eeuw was
astrologie immers nog steeds een hoogst serieuze
wetenschap, zó serieus zelfs dat zowat ieder Europees
hof enkele sterrenwichelaars in dienst had. Die moesten
dan vooral het juiste moment berekenen om weer eens ten
oorlog te trekken. (Zelfs vandaag zijn er nog altijd
enkele 'grote' staatslieden die zich door een astroloog
laten adviseren, maar dat is een ander verhaal.)
Zoals bij alles wat naar het
paranormale zweeft, heb je ook bij de nalatenschap van
Nostradamus gelovigen en ongelovigen. Voor de enen was
hij een ongewoon begaafd ziener, voor de anderen de
grootste charlatan uit de geschiedenis. Mijn aan
zekerheid grenzend vermoeden is dat hij beide
eigenschappen combineerde. Hij heeft wel degelijk
merkwaardig rake voorspellingen gedaan. Maar net als
iedere vakbroeder toen en vandaag wist hij de dingen
ongelooflijk slim te verwoorden, wellicht noodgedwongen.
De astrologie was immers de enige door Rome getolereerde
orakelende bezigheid. Wie de schijn durfde wekken dat
hij of zij met andere ingevingen werkte, riskeerde de
brandstapel. Nostradamus speelde het in ieder geval zó
handig dat, zelfs wanneer hij er met een voorspelling
mijlenver naast zat, de gewillige volgeling toch nog
iets uit zijn geschriften kon afleiden waardoor de
voorspelling minstens een vage grond van waarheid leek
te bevatten.
Maar er was duidelijk meer aan de hand
dan dat. Dat vindt een hoop mensen vijfhonderd jaar
later nog steeds. Maar wát was er toch met die man en de
bijna duizend profetische verzen die hij nagelaten
heeft? En... waren de kwatrijnen wel zijn eigen werk?
Ook daarover doen de nodige mysteries de ronde. En niet
in het minst moeten we leven met de vraag waar hij het
idee vandaan had dat de mensheid in een zelfveroorzaakte
wereldbrand zal ondergaan en... dat de eerste aanzetten
hiertoe uitgerekend in het huidige tijdsgewricht gegeven
zouden worden. Wie het wereldnieuws een beetje volgt,
zou stilaan gaan geloven dat Nostradamus het ook met
zijn laatste en meest apocalyptische voorspelling
weleens bij het rechte eind zou kunnen hebben.
Misschien is het dan ook geen slecht
idee nog eens een keer aandachtig de profetieën van de
grootste ziener aller tijden te bestuderen. En je af te
vragen waar hij ze vandaan had. Misschien zijn de
antwoorden te vinden als we proberen in het wezen van de
mens Nostradamus door te dringen. Als hij me daarbij
goed geleid heeft, zou het verhaal in dit boek weleens
het juiste kunnen zijn. (p. 5-6)
John Vermeulen, oktober 2006
|
Historische
betrouwbaarheid
Voor zover ik kan beoordelen heeft
Vermeulen heel behoorlijk zijn ‘huiswerk’ gemaakt. Het is uiteraard niet de bedoeling een
boek uit te pluizen om de auteur te betrappen op fouten.
Ik ben echter blijven haken aan een historische
anomalie, die in een volgende uitgave ongetwijfeld zal
zijn weggewerkt. Op p. 437-438 ontvangt Nostradamus een
brief van de Markies van La Sperzia, waarin hem het
overlijden van zijn alter ego, de ‘heks’ Masagna wordt
meegedeeld, gedateerd: “Nieuw Amsterdam, 13 september
1561.” Nu, dat kan niet. Nieuw Amsterdam (later: New
York) kreeg die naam nadat Peter Minuit in 1626 het
eiland Manhattan gekocht had van de Canarsie Indianen
voor ruilgoederen ter waarde van 60 gulden. Het eiland
in de monding van de rivier Mauritius (later de Hudson)
was bij toeval ontdekt in 1609 door Henry Hudson, een
Engelsman in dienst van de Hollandse Verenigde Oost
Indische Compagnie (de roemruchte VOC).
(Bron: Henri van der Zee,
Het edelste
gewest. De geschiedenis van Nieuw-Nederland 1609-1674,
Amsterdam, Becht, 1982, p. 7-9.)
Didactische
wenken
Je kan het boek laten lezen met andere
romans over dezelfde tijd, onder andere
Tussen God en de
zee. Roman over het leven en werk van Gerard Mercator.
Alleszins loont het de moeite
leerlingen meer te laten opzoeken over personages die in
de roman figureren, zoals François Rabelais. Of over
Catharina de Medici, of de St.-Batholomeusnacht, die
buiten het chronologische kader van het verhaal valt
(maar door Nostradamus zou voorspeld zijn en ook een rol
heeft gespeeld in de geschiedenis van de Nederlanden en
Willem van Oranje).
De roman leent zich uitstekend voor
inschakeling in een vakoverschrijdende leereenheid over
renaissance en humanisme. Heel wat in praktijk uitgeteste
materiaal vind je verzameld onder 'Leeswerk' bij de
recensie van de televisiereeks
'