In deze
lessenserie ben je in hoge mate zelf verantwoordelijk voor het verzamelen van de
informatie die je voor de eerste pta toets nodig hebt. Welke informatie je
precies nodig hebt, welke bijdrage jij daaraan moet leveren, welke bijdrage de
docent levert en hoe de toets er uit ziet wordt hieronder beschreven.
Het
thema in deze periode is ‘De Eerste Wereldoorlog’. De hoofdvragen die je
voor dit thema moet kunnen beantwoorden zijn:
Wat
waren de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog? | |
Hoe
verliep de Eerste Wereldoorlog? |
Wat
zijn de verschillen tussen een bewegingsoorlog en een loopgravenoorlog? | |
Was
de Eerste Wereldoorlog een totale oorlog? | |
Hoe
eindigde de Eerste Wereldoorlog? |
Wat
was de betekenis van het verdrag van Versailles? | |
Wat
was de betekenis van de Volkenbond? |
Om deze
hoofdvragen te kunnen beantwoorden kan het handig zijn om bij sommige vragen
zelf deelvragen te bedenken, en er vervolgens uiteraard ook antwoorden bij te
zoeken.
Maak
tijdens de instructielessen aantekeningen die kunnen helpen bij het
beantwoorden van bovenstaande hoofdvragen. | |
Bestudeer
het stencil over het werken met spotprenten. | |
Maak
van elk hoofdstuk van het katern een samenvatting en/of stel je zelf bij
belangrijke gebeurtenissen of begrippen de vragen die in de bijlage
staan vermeld. | |
Maak
van ‘De Eerste Wereldoorlog in spotprenten’ opdracht 1 en 2 (van
opdracht 3 alleen de vragen 1 en 2). Zie http://www.jacobus.nl/geschiedenis2
| |
Maak
van ‘Propaganda Posters uit de Eerste Wereldoorlog’ opdracht 1. Zie http://www.jacobus.nl/geschiedenis2
| |
Maak
de opdracht bij ‘De Volkenbond’ Zie http://www.jacobus.nl/geschiedenis2
|
Lesmateriaal
dat je in ieder geval moet gebruiken:
Het
katern De Eerste Wereldoorlog | |
Het
stencil over het werken met cartoons. |
Daarnaast
kun je ook zelf aanvullend materiaal zoeken als je denkt dat je dat nodig hebt.
Voor sites kun je kijken op http://www.jacobus.nl/geschiedenis/ict/aklink6.htm#Eerste
Een
les in de week (de docent bepaalt welke) moet je aanwezig zijn. In deze les
legt de docent leerstof uit, wordt videomateriaal vertoont en wordt er
gediscussieerd. | |
De
andere les is je aanwezigheid in de les facultatief. Tijdens de facultatieve
les kun je vragen stellen aan de docent , maar je mag ook in het studiehuis
werken aan de opdrachten. |
Tijdens de pta komen zowel kennis als vaardigheden aan bod. O.a. moet je de
belangrijke gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde kunnen plaatsen.
Uiteraard moet je de belangrijke plaatsen en landen op een kaart kunnen aangeven
en moet je kaartjes in de juiste chronologische volgrode kunnen plaatsen.
Er worden in ieder geval vragen gesteld bij een of meer spotprenten en mogelijk ook bij andere bronnen zoals grafieken, foto’s en teksten. Bij het beantwoorden van vragen bij spotprenten moet je het stappenplan van het stencil kunnen toepassen en de belangrijkste symbolen kunnen herkennen.
Een historicus stelt zich bij elke gebeurtenis in principe dezelfde vragen:
·
Wie (welke personen zijn erbij betrokken, wat is hun functie)
·
Wat/hoe (wat gebeurt er en/of op welke wijze gebeurt er iets)
·
Waar (de gebeurtenis in de ruimte plaatsen)
·
Wanneer ( de gebeurtenis in de tijd plaatsen)
·
Waarom (wat zijn de oorzaken van een gebeurtenis of wat zijn de
motieven van mensen om iets te doen). Maak zo mogelijk onderscheid tussen:
o
Aanleiding en oorzaken
o
Belangrijke en minder belangrijke oorzaken
·
Wat zijn de gevolgen van de gebeurtenis. Maak zo mogelijk
onderscheid tussen:
o
Belangrijke en minder belangrijke gevolgen
o
Bedoelde en onbedoelde gevolgen
o Directe en later optredende gevolgen
Bijlage 2
Informatievaardigheden
1.
Taak definitie
a.
Definieer het informatie probleem
b.
Bepaal welke informatie je nodig hebt
2.
Strategieën om informatie te
zoeken
a.
Inventariseer welke bronnen beschikbaar zijn
b.
Kies de beste bronnen
3.
Locatie en toegankelijkheid
a.
Ga na waar de bronnen beschikbaar zijn
b.
Zoek in de bronnen naar bruikbare informatie
4.
Gebruik van de informatie
a.
Analyseer de informatie in een bron (lees de bron, bekijk de bron enz.)
b.
Haal de relevante informatie uit de bron
5.
Synthese
a.
Organiseer de informatie uit verschillende bronnen (bijvoorbeeld door te
schematiseren)
b.
Presenteer de informatie
6.
Evaluatie
a.
Beoordeel het product (doeltreffendheid)
b.
Beoordeel het proces, de gevolgde werkwijze (effectiviteit)