home tijdvak 1 tijdvak 2 tijdvak 3 tijdvak 4 tijdvak 5 tijdvak 6 tijdvak 7 tijdvak 8 tijdvak 9 tijdvak 10
Kinderarbeid
Inleiding
In 1832 werd in het Britse parlement gedebatteerd over
fabrieksarbeid door kinderen. Aanleiding was een rapport
van een commissie die in opdracht van het parlement de
situatie in de fabrieken had onderzocht. De commissie
bestond uit leden van het parlement. Voor hun onderzoek
interviewden zij fabrikanten, arbeiders, artsen en
onderwijzers uit het hele land. De volgende bronnen
hebben met dit parlementaire onderzoek naar kinderarbeid
te maken.
Bron 1
De leden van de parlementaire onderzoekscommissie
bezochten in 1830 een textielfabriek in Manchester. Over
de arbeidsomstandigheden in die fabriek gaat het
volgende interview met een man die als kind in deze
fabriek werkte toen de commissieleden op bezoek kwamen.
Het interview met de man werd later, in 1849, afgenomen.
Met de ‘drie heren uit Londen’ bedoelt hij de
commissieleden.
‘We werkten van ’s morgens vijf uur tot ’s avonds negen
of tien uur en op zaterdag wel tot elf, twaalf uur. Op
zondag maakten we de machines schoon. We kregen geen
tijd om te lunchen: dat moest staand gebeuren. Alle
weeskinderen sliepen in een klein huis, waarvan de deur
op slot ging; alle jongens op de ene kamer, vaak met z’n
drieën in een bed, alle meisjes op de andere kamer.
Meneer Needham, de baas, had vijf zonen: Frank, Charles,
Samuel, Robert en John. Samen met de opzichter liepen ze
de hele dag met stokken de fabriek op en neer. Op een
keer sloeg Frank mij zo hard, dat hij dacht dat ik dood
was. Hij schrok zich rot. Hij had mij op m’n slapen
bewusteloos geslagen. Ook heeft hij mijn elleboog kapot
geslagen. Ik draag er nog de littekens van en ik heb er
de rest van mijn leven pijn van.
Ik was vastberaden om me te beklagen, maar de brief die
ik erover schreef was opengemaakt en aan de baas
gegeven. Hij sloeg ons tot we amper konden kruipen. Op
een keer kwamen er drie heren uit Londen op bezoek. Maar
voor we werden ondervraagd werden we gewassen en werd
ons te verstaan gegeven dat we moesten zeggen dat we het
werk leuk vonden en goed werden behandeld. Needham en
zijn zonen waren de hele tijd in de kamer. De heren
stelden ons vragen over onze behandeling, maar we
vertelden wat we moesten vertellen, bang voor de
gevolgen als we dat niet zouden doen.’
Bron 2
Michael Sadler was lid van de parlementaire
onderzoekscommissie. Voor zijn onderzoek sprak hij heel
veel getuigen. In 1832 verklaarde Sadler in het
parlement:
‘Ouders porren hun kinderen in de ochtend wakker en
krijgen ze diep in de avond uitgeput terug. Ze zien hen
ziek en kreupel worden, of op jonge leeftijd sterven. En
ze laten dit allemaal toe omdat ze anders verhongeren.
Het is bespottelijk om te beweren dat deze ouders een
keuze hebben. Ze kiezen voor het minst kwade en leveren
hun kroost met tegenzin uit aan de gevangenschap van de
fabriek.
Bron 3
In 1830 werd de arts William Sharp door de
onderzoekscommissie gehoord. Zoals alle getuigen voor
een parlementaire onderzoekscommissie legde hij zijn
verklaring onder ede af. Sharp sprak over de fabriek van
John Wood, die hij als arts had bezocht:
‘De fabriek van John Wood is schoon en zo comfortabel
mogelijk ingericht. Er zijn stoelen en badkuipen. De
kinderen werken van zes uur in de ochtend tot zeven uur
in de avond. Ze hebben een half uur ontbijtpauze en
veertig minuten voor de avondmaaltijd.’
Bron 4
In 1833 bezocht een journalist van het tijdschrift Penny
Magazine dezelfde fabriek van Wood. Hij schreef:
‘Het was pauze en de jeugd vermaakte zich met sport op
het fabrieksterrein. Het leek alsof ze allemaal blij
waren om Wood te zien. De kinderen waren zeker blij hem
te zien; zij straalden toen hij dichterbij kwam. Hij was
meer een liefdevolle vader dan een baas.’
versie 1
Gebruik de bronnen 1 t/m 4
1. Het beeld dat in bron 1 en 2 van het lot van
arbeiders wordt geschetst verschilt van het beeld in
bron 3 en 4. Waaruit bestaat dit verschil? Gebruik in je
antwoord elementen uit de bron.
Gebruik bron 1 en 2
2. Stel je doet onderzoek naar de positie van kinderen
in fabrieken, welke bron is dan, volgens jou,
betrouwbaarder, bron 1 of bron 2? Waarom?
Gebruik bron 3 en 4
3. Krijg je, volgens jou, op basis van bron 3 en 4 een
betrouwbaar beeld van de positie van kinderen in de
fabriek van John Wood? Waarom wel of waarom niet?
Gebruik de bronnen 1 t/m 4
4. Welke bron is volgens jou het meest representatief
voor de positie van kinderen in fabrieken? Waarom deze
bron?
versie 2
Gebruik de bronnen 1 t/m 4
Een bewering: 'In de negentiende eeuw werden kinderen in
fabrieken in Groot-Brittannië slecht behandeld.'
Leg, aan de hand van bovenstaande bronnen, uit of deze
bewering waar, niet waar of gedeeltelijk waar is.
Besteed in je antwoord aandacht aan de betrouwbaarheid
en representativiteit van de bronnen.
Beeldenstorm
Copyright: Albert van der Kaap, 2011