inleiding opdracht werkwijze bronnen beoordeling reflectie docent


Orpheus en Eurydice
 

 

Ovidius en Vergilius over Orpheus

 

De Romeinse dichter Ovidius (43 v.Chr.-17 na Chr.) heeft in zijn boek Metamorfosen (boek X, verzen 1-105 en XI, 1-66) over de Griekse mythische zanger Orpheus geschreven, net als zijn oudere collega Vergilius (70-19 v.Chr.) in diens Georgica (boek IV, 452-525).

Dit zijn onze twee belangrijkste antieke bronnen van informatie over Orpheus. In hoeverre verschillen de verhalen van beide dichters en in hoeverre komen zij overeen?

De klas wordt in groepjes verdeeld. Elk groepje leest de vertalingen van Ovidius'en Vergilius'verhalen aandachtig door. Onderstreep alle woorden, uitdrukkingen en namen die je niet begrijpt of kent en bespreek ze in je groepje. De woorden en namen die je dan nog niet kunt verklaren verdeel je over de leden van je groepje. Zoek in de bibliotheek, de boekenkast van de sectie klassieke talen of op internet de betekenis van deze woorden en namen (Wie was hij of zij? Waarom is hij of zij bekend? e.d.)

In de volgende les ondervragen de groepjes elkaar om beurten over deze betekenis. Je mag ieder woord uit een van de twee teksten nemen, maar wel alléén uit deze twee. Op het bord wordt de score bijgehouden: een goed antwoord levert 1 punt voor het antwoordende groepje op, een fout antwoord (of wanneer een vraag nieuw beantwoord wordt) betekent 1 punt voor het groepje dat de vraag gesteld heeft. Ieder lid van het ondervraagde groepje mag antwoorden, maar alle leerlingen ( dus ook van de andere groepjes) schrijven de betekenis van een woord of naam, als zij die niet gevonden hebben, alsnog op of verbeteren hun antwoord, als dat toevallig niet goed is (i.v.m. proefwerk)

Een groepje mag zolang met vragen doorgaan als de gestelde vragen door een van de andere groepjes NIET juist beantwoord kunnen worden. Wordt een vraag juist beantwoord, dan gaat de beurt over naar het groepje dat het goede antwoord gegeven heeft. Je mag geen twee vragen achter elkaar aan hetzelfde groepje stellen: weet een groepje je vraag niet te beantwoorden of is hun antwoord fout, dan moet je de volgende vraag dus aan een volgend groepje stellen.

De vragensteller moet zelf het goede antwoord weten; blijkt dit niet het geval te zijn, dan levert dit 1 punt op voor alle andere groepjes. De docent(e) is spelleider en scheidsrechter.  

Opdracht 2