Docentenhandleiding
In de invloedrijke laat-middeleeuwse
Divisiekroniek van Cornelius Aurelius (1460-1531)
uit 1517 .... geschreven in de landstaal in plaats van
in het Latijn, worden de beschrijvingen van de Germanen
en vooral Bataven door de klassieke schrijvers
voor het eerst aangehaald bij het samenstellen van een
glorieuze Hollandse nationale geschiedenis en wordt er
voor het eerst een directe verband gelegd tussen
Germaanse stammen uit de Romeinse periode en een
‘vaderlandse geschiedenis’ die bij gebrek aan bronnen
niet verder terug reikte dan een paar honderd jaar.
Daarbij kwam plotseling een veel oudere geschiedenis,
hoewel met een gat van duizend jaar tussen dat verhaal
en wat volgde.
«Behalve voor de verwerkte bronnen
is de Divisiekroniek van belang omdat zij bedoeld was om
het Hollands ‘nationaal’ besef te stimuleren tegenover
het centrale Habsburgse gezag. In deze opzet speelde de
Bataafse voorgeschiedenis van Holland, die Aurelius als
eerste in de volkstaal beschreef, een essentiële rol.
Aurelius legde een rechtstreeks verband tussen de vrije
en dappere Bataven, de speciale bondgenoten van de
Romeinse keizers, en de Hollanders uit zijn tijd,
onderdanen van keizer Karel V. Deze zg. Bataafse mythe,
onder meer bedoeld om de aanspraken op eigen privileges
te legitimeren, had belangrijke politieke invloed.»
«In het begin van de zestiende eeuw
suggereerde de Hollandse humanist Cornelius Aurelius in
Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant
(1517) dat de door Tacitus genoemde Bataven directe
voorlopers waren van de Hollanders. Deze zogenaamde
‘Bataafsche mythe’ kon aanvankelijk op weinig instemming
onder andere geleerden rekenen, maar werd later verder
ontwikkeld door Hollandse intellectuelen als Hugo de
Groot en pieter Comelisz. Hooft. De mythe legitimeerde
de opstand tegen de koning van Spanje en bevestigde de
grootsheid van de Hollandse beschaving. Tot diep in de
achttiende eeuw debiteerden Hollandse geschiedschrijvers
de Bataafse mythe in allerlei varianten, maar de
afbrokkeling van Hollands dominante positie binnen de
Republiek en de strengere eisen die aan
geschiedbeoefening werden gesteld, ondergroeven de
geloofwaardigheid ervan.»
Geschiedenis van Holland, (Deel I, tot
1572). blz. 10-11.
Bron:
De Caninnefaten
|