|
Inleiding
Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte
van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de
aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is; Gij
zult u voor die niet buigen, noch hen dienen’.
(Exodus
20:4,
Leviticus 26:1,
Psalm 97:7)
In 1566 woedde de Beeldenstorm in de Nederlanden. Tussen
10 augustus en begin oktober 1566 werden in honderden
kerken, kapellen,
abdijen en kloosters,
altaren, beelden
en
retabels,
doopvonten,
koorgestoelten, predikstoelen
en orgels vernield, kelken en
cibories vertrapt en
schilderijen,
kerkelijke gewaden en boeken verscheurd.
|
|
|
|