Algemeen wordt aanvaard dat
in dit schilderij de Val van Icarus slechts een detail of
zijdelings evenement is.
De alternatieve benaming van
het schilderij “Landschap met de val van Icarus” lijkt dan ook
logischer: de natuur, met op de
voorgrond een ploegende boer, een visser
en een herder, en rechts onderaan als een
fait-divers, twee benen en een hand die in zee verdwijnen.
In de versie van Ovidius
zijn deze getuigen van de vliegende vader en
zoon:
“Een man die zat te vissen
met een dunnen rieten hengel, een herder leunend op zijn staf,
een boer tegen zijn ploeg zagen hen gaan, verbijsterd, denkend
dat het goden waren die door het luchtruim kunnen vliegen. “
Bij Bruegel
ploegt op de voorgrond de boer, uit de tekst van Ovidius, zich
niet bewust van het lot dat Icarus treft. "Maar de boer hij
ploegde voort," dichtte Werumeus Buning in
zijn “Ballade
van den boer”.
De visser
merkt blijkbaar al evenmin dat Icarus links van hem in het
water stort. De herder keert Icarus de rug toe en gaapt naar het
'mooi weer', of is het misschien naar de nu verdwenen Daedalus?
Onderaan rechts, op een tak links van het hoofd van de visser,
bevindt zich een patrijs, die eveneens in Ovidius' tekst
voorkomt. Dit detail is evenmin toevallig. Daedalus' zuster had
hem de opvoeding van haar zoon toevertrouwd. Toen dit kind
begaafder bleek dan zijn eigen zoon, werd het door de jaloerse
Daedalus gedood, waarop de medelijdende goden het
metamorfoseerden in een patrijs. Door zijn aanwezigheid in dit
tafereel, is het kind getuige van de wraak der goden bij de val
van Daedalus' eigen zoon Icarus.
Op de
zonovergoten zee klieven schepen voor
de wind door de rustige golven, eveneens onbewust van de
tragedie. Zo onderstreept Bruegel de draagwijdte van Ovidius'
tekst: de val van Icarus werd in zijn tijd beschouwd als een
parabel ter waarschuwing van hen die in hun dwaasheid, overmoed,
hoogmoed begeren uit te stijgen boven hun rechtmatige plaats in
het leven.
Bruegel
positioneert Icarus letterlijk in een hoekje van zijn schilderij
en geeft hiermee een verschuiving aan van culturele
waarden: van een “mens in het
middelpunt” positie in de Renaissance naar een meer asymmetrisch
“barokke” perspectief waar het individu geen intrinsieke
betekenis heeft.
Het hier
besproken schilderij werd in het verleden ernstig beschadigd.
Bij een restauratie is de figuur van Daedalus, die linksboven in
de lucht zweefde, verdwenen. Een vreemde hand voegde de zon toe,
die aan de horizon in zee zakt. Bruegel situeerde het tafereel
in een weids landschap, op een ogenblik dat de zon
reeds hoog aan de hemel stond, zoals
te zien is aan het aureool rechts en aan de weerspiegeling in
het water.
In een
versie geschilderd op houten paneel (Museum Van Buuren), ook
toegeschreven aan Bruegel is de figuur van Daedalus wel nog
zichtbaar.
Aan het
schilderij zijn tal van Bruegeliaanse informatieve aspecten
verbonden:
De boer
ploegt in zijn fictieve landschap met wat een goed voorbeeld is
van een Brabantse rolploeg met keerberd. In de kudde bemerken we
twee zwarte schapen. Elke kudde moest er minstens één hebben om
het eventuele onheil naar zich toe te trekken en dus letterlijk
het 'zwarte schaap' van de kudde te zijn.
Het schip
is - zoals blijkt uit gespecialiseerde studies - een zeer
nauwkeurig geobserveerde weergave. Zo wordt Bruegel
voor ons een unieke informatiebron voor werktuigen,
klederdracht, scheepsbouw, gebruiken en mentaliteitsgeschiedenis
uit het midden van de zestiende eeuw.
Bron:
http://members.tripod.com/~LudoVanroy/icarus.htm
|