Wat zag Marcus Brittannicus
er indrukwekkend uit in zijn schitterende uniform. De
centurio,
de hoofdman over een legereenheid bestaande uit zo'n tachtig man, droeg ter bescherming
een maliënkolder om zijn borst, beenplaten om zijn scheenbenen en een prachtige helm op
zijn hoofd. Alleen al aan die helm kon je zien wat een belangrijk man Marcus was, de kam
op zijn helm was overdwars geplaatst. Bij gewone legioensoldaten liep die kam van achteren
naar voren. Rechts droeg Marcus een dolk en links een zwaard en dan had hij als teken van
zijn functie ook nog een gedraaide wijnstok. Dat laatste vonden de soldaten minder leuk,
want de centurio gebruikte die stok ook wel eens om z'n mannen ermee te straffen. Er was
zelfs een centurio die geregeld stokken op de ruggen van zijn soldaten kapot sloeg. Die
werd centurio Geef-me-d'r-nog-een genoemd.
Klik op het kaartje voor een vergroting
Met Marcus Brittannicus aan het hoofd was het
legioen
op weg naar het Noorden. Daar moesten de mannen aan het laatste stuk van de muur bouwen.
Ze hadden de laatste uren stevig doorgemarcheerd en gelukkig klonk nu het bevel:
Halt houden!
Doodmoe waren ze, maar uitrusten was er nog niet bij. Eerst moesten ze de papilio's
(vlinders) opzetten. Zo noemden ze hun tenten, omdat de tentzijden als de vleugels van een
vlinder naar boven sloegen. Na het eten vielen de soldaten als een blok in slaap. De
volgende morgen in alle vroegte werden ze door trompetgeschal gewekt, de reveille, het
signaal om op te staan.
Geeuwend rekten een paar soldaten zich uit, anderen draaiden zich nog eens om, maar
lang konden ze niet blijven liggen; over een uur zou de aftocht geblazen worden. Weinig
tijd dus om zich te wassen, te eten en het kamp op te breken. Toen de trompetter precies
een uur later het 'klaar-voor-de-afmars' blies, stonden de mannen keurig in het gelid.
Na dagen en dagen marcheren bereikte het legioen van Marcus Brittannicus eindelijk
fort (castra) Cilurnum. Dit
fort was één van de in totaal zeventien forten die vlak bij de muur
stonden. Het was gebouwd door één van de twee andere legioenen, het legioen met
de erenaam Augusta. Het was een indrukwekkend fort, maar de soldaten hadden daar weinig
oor voor, zo uitgeput waren ze, Het enige wat hen nog interesseerde was, dat ze in dit
fort een dag mochten uitrusten. Dat gold trouwens niet voor hun centurio. Die kreeg
allerlei instructies voor de bouw van het laatste, het meest oostelijke deel van de muur,
nog voorbij het huidige Newcastle.
Klik op het kaartje voor een vergroting (zie ook de
interactieve kaart)
Via de militaire weg, die speciaal voor het troepentransport achter de muur was
aangelegd, marcheerden ze de volgende dag oostwaarts. Bij het
fort Cilurnum liep het aan de noordkant van de muur zo steil naar
beneden af, dat men er geen extra hindernis voor de vijand had hoeven opwerpen. Op
plaatsen waar niet zo'n natuurlijke hindernis was, had men een
v-vormige gracht gegraven.
Aan de andere kant van de muur, ten zuiden van de militaire weg, was een 'vallum'
aangelegd: een gracht met een platte bodem en met aan beiden kanten een aarden wal. Zo
kon zeker niemand Brittannië binnendringen.
Op zijn tocht langs de muur passeerde het legioen om de mijn (1600 meter) een
'milecastle'. Tussen elke twee milecastles stonden twee
wachttorens. De wachtposten op die torens hielden overdag
contact met elkaar met behulp van rooksignalen, in de nacht seinden ze vuursignalen.
De soldaten, die op de muur wachtliepen, waren overigens geen legioensoldaten, maar
garnizoensoldaten. En dat was een groot verschil. Alleen mannen die het Romeinse
burgerrecht hadden, konden legioen soldaat worden. De garnizoensoldaten hoorden tot de
hulptroepen. Zij hadden geen burgerrecht. Ze waren waren afkomstig uit de plaatselijke
bevolking of uit andere veroverde gebieden, zoals Gallië. Na twintig dienstjaren kregen
ze als beloning ook het Romeinse burgerrecht.
Maandenlang werkten de vakmensen van Marcus Brittannicus' legioen aan het laatste deel
van de muur. Toen was het gigantische werk, de Muur van Hadrianus, voltooid. Tevreden en
trots keerde het legioen naar z'n legerplaats Deva terug. |