Fred Vanderpoorten (2024). Antwerpen, stad van handel. Biografie van een stad. Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts, Gent, mei 2024. Paperback, 296 pagina’s, bibliografie, kaart. ISBN 978-94-647-8857-0; € 24,99.

Antwerpen, stad van handel. Biografie van een stad

De auteur, stadsgids, beschrijft de geschiedenis van Antwerpen op een originele manier: hij vertrekt van een gebeurtenis en hangt daar een aantal elementen aan op, waarbij hij zowel naar het verleden kijkt, tot in de Romeinse tijd, als naar de toekomst, b.v. de verbinding tussen beide oevers van de Schelde.

Antwerpen, stad van handel. Biografie van een stad

Jef Abbeel

Hij begint in 1515, toen Thomas More op bezoek kwam. More kwam uit Londen, dat toen slechts een kwart van de Antwerpse haventrafiek verwerkte, maar wel een hogere en langere Saint Paul’s Cathedral had. Hij ontmoette er Pieter Gillis, Erasmus en Quinten Metsys. Komen hier ook aan bod: het dagelijks leven in de stad, de gilden, de handel, de boekdrukkunst en het ontstaan van het boek ‘Utopia’ in Antwerpen en Brugge, maar het werd in 1516 in Leuven gedrukt.

In hoofdstuk 2 is een schilderij en de gebeurtenis die erop afgebeeld wordt, nl. het bezoek van de Aartshertogen, de kapstok waarmee heel die eeuw belicht wordt.
Vooral dan de Tachtigjarige Oorlog of opstand tegen het wettelijk gezag van Filips II. In Antwerpen brachten de Beeldenstormers veel schade aan in de kathedraal en in andere kerken en kloosters, waardoor er weinig kunst van vóór 1566 bewaard is.

Vóór de Beeldenstorm waren er al 55 protestanten, onder wie 53 wederdopers, omgebracht. Tijdens de regering van Filips II ging dat aantal de hoogte in: 77 tussen 1555 en 1560. De adel, onder aanvoering van Willem van Oranje en de graven van Egmont en Horne, protesteerde. Vooral omdat Filips II Granvelle boven hen verkoos. Filips liet o.m. Egmont en Horne onthoofden, zodat hij ook beslag kon leggen op hun vermogens.

In 1577 kreeg Antwerpen een calvinistisch bestuur en werd het de hoofdstad van de opstand. Maar in 1585 werd de stad heroverd door Farnese en begon de exodus: de helft van de 80.000 inwoners trok weg, vooral naar Amsterdam, dat dankzij hen zijn Gouden eeuw beleefde. De Zeeuwen zorgden voor de blokkade van de Schelde. Die werd in fasen opgeheven: eerst door de Franse bezetters in 1792, na 1830 door tolgelden en in 1863 door een definitieve, grote afkoopsom.
De jezuïeten krijgen hier ook de verdiende aandacht. En Rubens nog meer, als uithangbord van de stad. De Joodse diamantairs waren er al sinds de 16de eeuw, nadat ze in 1492 uit Spanje en in 1497 uit Portugal verdreven waren.

De Handelsbeurs dateert uit 1532 en was het voorbeeld voor alle andere beursgebouwen van de 16de -17de eeuw. Ze wordt uitgebreid voorgesteld met de diverse activiteiten. Idem voor de Oostendse Compagnie, die maar 9 jaar bestond (1723-1732) en waarvan het kapitaal grotendeels uit Antwerpen kwam. Slavenhandel was er niet in Antwerpen, maar soms wel zwart huispersoneel. De pruikenmode komt ook ter sprake en het decimaal metriek stelsel werd in 1802 door de Fransen ingevoerd.
We lezen hier ook dat ‘De intrede van Christus in Brussel in 1889’ in 1983 verkocht werd aan een museum in Los Angeles, iets wat sinds het ‘Topstukkendecreet’ niet meer kan.
Maar door die verkoop missen alle Ensor-herdenkingen in Oostende, Brussel en Antwerpen hun topstuk.

De invloedrijke Duitse gemeenschap van 13.346 mensen speelde een zeer belangrijke rol in de ontwikkeling van Antwerpen in de 19de eeuw, maar kreeg na de Eerste Wereldoorlog zware boetes of werd volledig onteigend.

Elixir d’Anvers, graan, koffie, aardolie, vervoer van migranten naar Amerika, diamanten, koekjes, Congo, het MAS, Fernand Huts, de Meir, de modeontwerpers, cinema’s, V-bommen, de haven en de War on Drugs komen ook in beeld.
Vanderpoorten besluit: veel buitenlanders speelden een belangrijke rol in de geschiedenis van Antwerpen, dat nu meer dan 170 nationaliteiten telt. Uit de enorme toevloed van de laatste 60 jaar is de Marokkaanse filmmaker Adil El Arbi de bekendste: de oogst is dus minder rijk dan in het verleden. Er zijn wel veel winkeliers en horeca-uitbaters met buitenlandse roots en hij noemt ook John Chan, stichter van de supermarktketen Sun Wah. De machtige drugsmaffia en de IS-aanhangers vernoemt hij er niet bij. Het boek eindigt met een indrukwekkende en veelzijdige literatuurlijst.

Beoordeling


De schrijver valt op door zijn veelzijdige kennis: hij is op de hoogte van alle beroepen uit het verleden, de schildertechnieken, de inkomsten en uitgaven van welgestelde en van gewone mensen, de duurtijd van de scheepvaart naar Oost-Azië en de winstmarges daarop. Hij vertelt heel vlot en aangenaam en de tekst is voor iedereen verstaanbaar.

Begrippen zoals rui (p. 41), lei (p. 202), vliet (p. 148), converso (p. 192), natie (p. 238) worden uitgelegd in de tekst, maar een lijstje achteraan zou nuttig zijn.
Dan nog wat details: op p. 12 spreekt hij over het symbool van de stad: hier had een afbeelding mogen bij staan. Idem voor het prachtige dubbelportret van Erasmus en Pieter Gillis, gemaakt door Quinten Metsys (p. 20). En ‘De Kunstkamer’ van Cornelis van der Geest, vertrekpunt van hoofdstuk 2.
Maar het boek bevat geen illustraties.

Ik mis ook het indrukwekkende standbeeld van Peter de Grote, prominent bezoeker van de stad in 1717, in de Kloosterstraat nr. 143-147. Maar hij heeft geen rol gespeeld in de wording van de stad.
Gesloopt ‘zal worden’ (p. 13) zou ik veranderen in ‘gesloopt werd’, iemand die vandaag ‘kwam’ in ‘komt’, enkomiom (p. 38) in enkomion, het gallicisme ‘Van zodra’(p. 235) in ‘zodra’.
Globaal gezien is het een boek dat we omwille van zijn originele aanpak, de vakkennis en de aangename verteltrant ten zeerste aanbevelen!

© Jef Abbeel, Turnhout juni 2024 www.jefabbeel.be