Guy Vanthemsche en Roger De Peuter (2024). België. 2000 jaar
geschiedenis. Uitgeverij EPO, Berchem, januari 2024. Paperback,
22x15x4 cm; 696 pagina’s, tabellen, lijst, bibliografie,
register, € 39,90. ISBN 978-94-6267-456-1.
België - 2000 Jaar geschiedenis
De meeste geschiedenissen van België beginnen rond 1830 of 1789. Deze twee auteurs durven het aan om ruim 2000 jaar eerder te starten, met de prehistorie. Sinds de Middeleeuwen speelden ‘Belgische’ vorstendommen, steden en schilders een belangrijke rol in Europa en in de 19de eeuw was België de tweede industriële natie van de wereld, een belangrijke kolonisator en met zijn liberale grondwet een voorbeeld voor vele andere landen.
Inhoud
België - 2000 Jaar geschiedenis
Jef Abbeel
De
auteurs onderzoeken het verleden vanuit de huidige Belgische
ruimte. Ze wijzen erop dat de begrippen België en Vlaanderen,
Belgisch en Vlaams in de loop der eeuwen andere betekenissen
hadden dan nu. Dat geldt ook voor Brabant, Luik e.a.
Ze beginnen met de periode van de prehistorie tot het einde van
de Romeinse tijd. De ‘Belgae’ van Julius Caesar wijzen niet op
een eeuwenoude Belgische identiteit en we mogen ook niet beweren
dat zij onze voorouders waren. Ze waren ook niet de eerste
bewoners van ‘Gallia Belgica’.
Al vanaf 172-174 en zeker vanaf 250-275 vielen Germaanse stammen
binnen in het Romeinse rijk. Vanaf de 3de-4de eeuw kregen ze
toestemming om zich hier te vestigen. Een massale aanval van
Germanen in 406-407 gaf de doodsteek.
De Frankische koninkrijken volgden van de 5de tot de 10de eeuw.
Schriftelijke bronnen uit deze 500 jaar zijn talrijker dan uit
de Romeinse tijd, maar veel beperkter dan in de latere
middeleeuwen. Het begrip ‘Belgica’ raakte voor duizend jaar in
de vergetelheid.
Onder Clovis bereikte de Frankische expansie ongeziene hoogten:
tot aan de Provence. In 496 of 508 bekeerde hij zich tot het
christendom. De Karolingers, erfgenamen van Karel Martel,
heersten twee eeuwen over grote delen van West-Europa. Karel de
Grote breidde het Regnum Francorum verder uit tot in
Noord-Italië en Midden-Europa. De auteurs leggen ook uit hoe en
wanneer de taalgrens ontstond. Ze beschouwen het katholicisme
met zijn abdijen, bisdommen en parochies als de belangrijkste en
meest blijvende erfenis van de Frankische tijd. Steden
ontstonden vaak nabij rijke abdijen. Het feodale systeem was een
Karolingische uitvinding. Het zorgde voor verbrokkeling. De
eengemaakte staten volgden pas eeuwen later. Pirenne zei dat de
stedelijke beschaving van de middeleeuwen de Latijnse en
Germaanse elementen zo tot een synthese verbond dat de stichting
van een onafhankelijk België er een logisch gevolg van was (p.
93). De auteurs spreken hem hierin en in andere zaken tegen.
Onze Middeleeuwse vorstendommen ontstonden tussen 1000 en 1300.
Ze behoorden tot de economische top van Europa en exporteerden
laken uit Ieper en Brussel tot in Novgorod. Brugge was het
belangrijkste handelscentrum van Noordwest-Europa en de rijkste
stad van Vlaanderen. Het had de eerste handelsbeurs van Europa
(p. 143). In de 13de eeuw werd de graaf van Vlaanderen een vazal
van de Franse koning. De Guldensporenslag had als gevolg dat de
ambachtslieden voortaan betrokken werden bij het stadsbestuur.
Maar uiteindelijk won Frankrijk en moest de graaf een
vernederende vrede tekenen. Ook in het Prinsbisdom Luik en in
Brabant kreeg de top van de stedelijke bevolking meer inspraak
in de 14de eeuw. In ’onze’ vorstendommen werden telkens twee
talen gesproken: Vlaams/Nederlands en Frans of Frans en Duits.
De graven van Vlaanderen hoorden bij de Franse cultuur.
Tussen 1384 en 1555 voegden Bourgondische vorsten en hun
Habsburgse opvolgers alle vijftien vorstendommen van de Lage
Landen samen, vooral door huwelijkspolitiek. Philips de Goede
heerste over alle gebieden van het latere België. Rond 1470
telden de Bourgondische Nederlanden ca. 2,5 miljoen inwoners,
waarvan 1,5 miljoen in het huidige België. Van die 1,5 miljoen
woonde er 70% in Vlaanderen en Brabant.
Maria van Bourgondië moest in 1477 het ‘Groot Privilege’
toestaan, een soort grondwet. Door haar huwelijk met Maximiliaan
kwam Bourgondië in de Habsburgse handen, met Karel V als
bekendste vorst. Zijn groot rijk kende drie bedreigingen:
Frankrijk, de Ottomanen en de protestanten.
Brussel werd vanaf 1531 permanent de hoofdstad van ‘België’. In
de 16de eeuw nam de bevolking van de Lage Landen toe van 2,5
naar 3,7 miljoen en die van Antwerpen, de centrale stapelmarkt
van West-Europa, van 30.000 in 1470 naar 100.000 in 1570 (p.
155). De auteurs leggen goed uit waarom het economisch en
financieel centrum verschoof van Brugge naar Antwerpen (p.
156-157).
De schilderkunst en cultuur floreerden toen en krijgen hier ook
veel aandacht.
Tijdens Filips II vielen de Nederlanden uit elkaar. De
calvinistische Beeldenstorm van 1566 en het verzet tegen zijn
absolutisme speelden daarbij een rol. Alva strafte abnormaal
streng, ook toppers zoals de graven van Egmont en Horne. In
1568-1648 volgden de opstand en de exodus van 100.000 à 150.000
zuiderlingen naar het noorden. Onder hen 60.000 van de 100.000
inwoners van Antwerpen. De Schelde werd geblokkeerd tot 1863. In
1648 werd het noorden onafhankelijk en calvinistisch.
Lodewijk XIV annexeerde grote delen van de Zuidelijke
Nederlanden, die gereduceerd werden tot ongeveer het latere
België. Ondanks de economische neergang, bloeide de
schilderkunst met Rubens en Van Dyck als toppers.
Van 1713 tot 1794 hoorden we bij de Oostenrijkse Habsburgers. De
drastische hervormingen van Jozef II lokten de ‘Brabantse
Revolutie’ uit, een benaming die volgens de auteurs fout is,
want ze was niet beperkt tot Brabant. In Luik werd de
prinsbisschop verdreven. De antiklerikale Franse Revolutie
beperkte de invloed van de Kerk en was samen met de legerdienst
de oorzaak van de Boerenkrijg.
De Franse overheersing zorgde voor radicale veranderingen, die
in 1830 overgenomen werden door België. In 1815 werd ‘België’
bij Nederland gevoegd. Koning Willem deed er alles aan om het
katholieke zuiden en het protestantse noorden tot één natie te
smeden. Vanaf 1823 moest het Nederlands de enige taal worden in
Vlaanderen, maar de Franstalige elite verzette zich hevig. Er
was ook onenigheid over de verdeling van de zetels en van de
schulden. In 1828 sloten katholieken en liberalen een
monsterverbond tegen Willem. Dat mondde in 1830 uit in de
opstand en de scheiding.
De auteurs bespreken de contrasterende visies op de geboorte van
België. Slechts 1,2% had kiesrecht. Toch werd de grondwet een
voorbeeld voor vele landen. Nederland erkende België pas in
1839, na een mislukte tiendaagse inval in augustus 1831. Ook
Frankrijk vormde een bedreiging, tot de Frans-Duitse oorlog van
1870.
België werd een leefbare staat, met een sterke economie, maar
tegelijk met veel armoede, zeker op het Vlaamse platteland. De
Nederlandse taal werd gediscrimineerd. De landbouw produceerde
in 1846 71% van de economie, de industrie 29% . In 1913 was dat
omgekeerd. De bevolking groeide van 3,7 miljoen in 1831 naar 6,7
miljoen in 1900. De export per inwoner was tussen 1880 en 1990
de grootste van de wereld (p. 310). Maar de lonen waren lager en
de werkuren hoger dan in de buurlanden.
Veel aandacht gaat ook naar de cultuur, de verdedigers van de
Vlaamse zaak, de arbeidersbeweging, de eerste schoolstrijd, de
economische prestaties van Solvay, Empain e.a. tussen 1880 en
1940, de trage uitbreiding van het stemrecht, de kolonisatie van
Congo, de missionering van Congo en andere landen, de taalwetten
van de jaren 30, schilderkunst, architectuur en literatuur, de
twee wereldoorlogen, de verschilpunten tussen de twee
bezettingen, de economische verschillen tussen Vlaanderen en
Wallonië in de jaren 60 e.v., sociale zekerheid en sociale
ongelijkheid, feministisch activisme, immigratie, de explosie in
het onderwijs, de secularisatie, film, mode, veranderingen in de
politieke partijen en in de coalities, de internationale
politiek van België na de Tweede Wereldoorlog, de
koningskwestie, de tweede schoolstrijd, de dekolonisatie, de
staatshervormingen en de federalisering van het land.
De auteurs concluderen: de toekomst van België blijft een open
vraag. De vorming van de nationale regering wordt steeds
moeilijker. De welvaartstaat komt onder druk. Een volledige
splitsing en verdwijning van België is niet wenselijk en ook
problematisch door het bestaan van het Brussels Gewest. Mogelijk
komen er nog meer institutionele hervormingen en hopelijk
duidelijkere afbakeningen van de machtsniveaus. Het historisch
traject was complex, de huidige machtsverdeling is nog
ingewikkelder.
Het boek eindigt met een overzichtelijke lijst van vorsten,
staatshoofden en gouverneurs-generaal van 1419 tot heden, een
bibliografie en een namenregister.
Beoordeling
De auteurs zijn erin geslaagd een veelzijdig overzicht te geven
van de Belgische geschiedenis, anders dan velen die zich
beperkten tot de politiek. Nu is er ook bij: economie, sociale
toestanden, cultuur, kunst, taal, muziek, literatuur, film,
mode, onderwijs, leger, dagelijks leven. Voor elke periode geven
ze aan welke de belangrijkste kernpunten en problemen zijn.
Toch een paar opmerkingen: de kaarten zijn beperkt in aantal, ze
zijn niet in kleur en dus niet al te duidelijk. Ze komen uit de
oude ‘Atlas de la Wallonie’ (1991) i.p.v. uit de splinternieuwe
‘Atlas van de Algemene en Belgische Geschiedenis’ van Jos
Grommen en co (2023). Daarin zijn de kaarten niet enkel in
kleur, maar ook veel vollediger. De kaart van de Lage Landen (p.
174) hoort bij p. 151-152. Doornik, Utrecht en Zutphen ontbreken
op die kaart. Landen ligt bij Tienen, niet bij Luik (p. 66).
Rond 1880-1917 ging er veel Belgisch kapitaal naar Rusland (p.
398). Hier had men mogen preciseren: vooral naar de Donbas, waar
toen 15.000 à 20.000 Belgen werkten, méér dan in Congo. Na de
Oktoberrevolutie werden ze compleet onteigend, zonder
compensatie. De ‘Communauté Wallonie-Bruxelles’ (p. 291) zou ik
de ‘Fédération Wallonie-Bruxelles’ noemen.
Bij het Schoolpact geeft men de indruk dat de scholen
gelijkberechtigd zijn. Dat is zo in Nederland, maar hier krijgt
het katholiek onderwijs per leerling minder subsidies en tellen
de klassen bijgevolg veel meer leerlingen dan in de andere
netten. En ons kiesstelsel zorgt ervoor dat men in Wallonië
minder stemmen nodig heeft per zetel dan in Vlaanderen.
Algemene conclusie: een boek dat ik ten zeerste kan aanbevelen.
© Jef Abbeel, januari 2024
www.jefabbeel.be