Sjeng Scheijen (2025). Een ander Rusland. Bouwstenen voor een vreedzaam Europa na Poetin. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam/L&M, Antwerpen, 2025. Paperback, 168 pagina’s, foto’s, noten, register.
ISBN 978-90-446-5603-9; € 17,50.

Een ander Rusland. Bouwstenen voor een vreedzaam Europa na Poetin

De auteur is slavist. Met dit boek wil hij aantonen dat Rusland geen uitzonderlijk land is zoals Poetin beweert en dat het niet gedoemd is om een autoritaire staat te blijven, die een misdadige oorlog voert tegen buurland Oekraïne. En dat het geen land is dat zijn eigen andersdenkenden opsluit.

Een ander Rusland. Bouwstenen voor een vreedzaam Europa na Poetin

Jef Abbeel


Scheijen begint met de geschiedenis van het tsaardom, dat vanaf 1547 ontstond uit Moskovië. In 150 jaar verviervoudigde het zijn oppervlakte en in de volgende 150 jaar werd het nog anderhalve keer groter (p. 21-22). Bij de eerste volkstelling van 1897 had slechts 44% het Russisch als moedertaal. 56% had één van de ruim honderd andere talen. Als Poetin beweert dat de Oekraïners niet bestaan, dan is maar de vraag of de Russen wel bestaan (p. 24-25).

Scheijen beweert niet dat Rusland is zoals wij, maar hij toont dat de Russische geschiedenis even complex is als de onze, dat de bevolking niet homogeen is en dat de toekomst niet vastligt. Zijn portret van Poetin is niet fraai: hij noemt hem sluw, gewetenloos, corrupt, zelfverrijkend. Zijn grootheidswaanzin is meedogenloos.

De Russische bevolking woont voor ruim 80% in Europa, hun taal is Europees, de filosofen die hen beïnvloed hebben waren Europees, de handelsrelaties ook, het woord tsaar komt van het Latijnse ‘caesar’, de architecten die Sint-Petersburg bouwden waren Italianen. Rusland en West-Europa waren altijd verstrengeld, hoewel Rusland enkel tussen 1989 en 2.000 een democratie was. Met ‘altijd’ bedoelt hij wellicht ‘sinds Peter de Grote’, die naar Europa reisde en zijn hervormingen baseerde op wat hij daar zag. Behalve hervormer was hij helaas ook een gewelddadige despoot. Hij startte de russificatie van Oekraïne. Lodewijk XIV was niet veel beter volgens Scheijen. Peter de Grote omarmde de Verlichting om de achterstand van Rusland in te halen: het telde veel meer analfabeten dan West-Europa. Hij en Catharina de Grote beperkten de macht van de kerk. Jozef II volgde hen daarin. In 1754 schafte keizerin Elizabeth de doodstraf af. Later werd ze heringevoerd, maar zelden toegepast tot 1905, veel minder dan in West-Europa (p. 70-71). Lijfstraffen met de knoet werden in 1845 afgeschaft, de zweep in 1863. Op het gebied van mensenrechten was het dus vergelijkbaar met West-Europa.

Scheijen toont ook aan dat vrouwen in de 18-19de eeuw een grote rol speelden als sponsor van kunsten en als schrijfsters. De vrouwelijke schrijfsters waren met 1.286, talrijker dan in West-Europa. Ze hadden ook meer eigendomsrechten: in 1861 was één derde van het particulier grondbezit in handen van vrouwen. Maar ze waren tot 1917 uitgesloten van het hoger onderwijs en van vele beroepen. Al tijdens Catharina stond er een vrouw aan het hoofd van de Academie van Wetenschappen: Jekaterina Dasjkova. En er waren (ook in verhouding) meer meisjes-gymnasia dan in Nederland: in 1914 waren er 989 en ze telden 338.507 leerlingen. De eerste vrouwelijke Russische arts studeerde in 1867 af, maar wel in Zürich. Meer dan honderd Russische studentinnen volgden. Zürich had de meeste studentinnen van Europa en 95% was Russisch. In 1872 kwam er in Sint-Petersburg wel een aparte medische school voor meisjes. Rusland liep dus voor op Nederland, waar de eerste vrouwelijke arts pas in 1879 afstudeerde (voor België was dat Isala Van Diest, ook in 1879, maar ze mocht pas in 1884 haar beroep uitoefenen). In 1915 telde Rusland 44.000 meisjes in het hoger onderwijs: daarin liep het voor op Europa, maar er waren meer analfabeten (p. 110).
Helaas zonk deze ontwikkelde maatschappij in de jaren 20-30 weg in het moeras van het Stalinisme, waar Poetin nu zo graag naar verwijst (p. 97).

Scheijen noemt de Russen het geweldigste volk ter wereld, vooral erg vredelievend (p. 114): dat klinkt vreemd na drie jaar oorlog tegen Oekraïne en de onwil om de oorlog te beëindigen en de schade te vergoeden!

Uit de geschiedenis van de vrouwenemancipatie concludeert de auteur dat de Russische samenleving wel het potentieel heeft om te veranderen. Hij verwijst ook naar kunstenaars zoals Malevitsj, Kandinsky e.a. die voor verandering zorgden, maar tegengewerkt en zelfs gevangengezet werden. Idem voor wetenschapper Vavilov, die op bevel van Stalin gemarteld en vermoord werd. Ook tegen Stalins terreur was er protest, o.a. van Isaak Babel en Osip Mandelstam, die het niet overleefden.
En in de jaren 60-70 waren de dissidenten met duizenden. Klein en groot verzet bestaat nog steeds, b.v. Memorial en Navalny. Scheijen zegt er hier (p. 125) niet bij dat de overheid hen wel klein kreeg. Elders (p. 146-147) spreekt hij wel van de ‘marteldood’ van Navalny.

Rusland is nog altijd niet in het reine met zijn Stalin-verleden en Poetin wil dat zo houden. Stalin liet miljoenen boeren omkomen van honger, hij liet de beste wetenschappers in Charkiv executeren en 38.352 hogere officieren martelen en doden. Door zijn oorlog tegen de Finnen verloor het leger nog eens 320.000 man (p. 130-132). Hij onderdrukte en russificeerde de minderheden en voerde de wodka-productie op om meer belastingen te kunnen innen (p. 135). Voor ‘terrorist’ Lenin is Scheijen ook streng en ook voor Poetin, die standbeelden van Lenin en Stalin verkiest boven die van kunstenaars zoals Diaghilev.
Kort voor zijn marteldood schreef Navalny: “Wij zullen Oekraïne moeten compenseren voor alle schade van Poetins agressie. We moeten Poetins dictatuur ontmantelen.” (p. 146-147). Zo ver is het nog lang niet.

Beoordeling
Scheijen is zeer goed op de hoogte van de Russische cultuurgeschiedenis en heeft een goed pleidooi geschreven, waarin hij aantoont dat een beter Rusland mogelijk is. Zijn argumenten uit het verleden steunen hem daarbij.

Maar momenteel wijst niets erop dat Rusland ook maar een beetje ten goede verandert. Integendeel, de dictatuur en de censuur van Poetin lijken nog lang te kunnen meegaan. Hij heeft daarbij de steun van Xi Jinping en sinds kort ook van de onvoorspelbare Trump.

Een paar opmerkingen: achteraan staan interessante noten (p. 153-162), maar in de tekst wordt er nergens naar verwezen. In die noten staan vooral Engelse titels, ook als er Nederlandse beschikbaar zijn, b.v. Massie over Peter de Grote, Montefiore over Catharina, Detrez en Figes voor de geschiedenis van Rusland.
Bij Memorial wordt niet gezegd dat de overheid hun werk onmogelijk maakt en dat alle kritische media verbannen zijn naar de Baltische landen of Nederland. Een kaart met de plaatsnamen ontbreekt. Soms staat er een zetfout: ‘leiden’ (p. 117) moet leidden zijn, ‘ik mocht bijgedragen’ (p. 139) moet zijn: ik mocht bijdragen. Blz. ‘36’ (p. 155) moet blz. 35 zijn.

Het boek is toegankelijk voor velen, maar het is aangeraden er het Groot Russisch-Nederlands Woordenboek van Honselaar bij te houden, zeker voor de verwijzingen achteraan (p. 153-161).

© Jef Abbeel, maart www.jefabbeel.be