Marcel Yabili, Robert Crem, Erik Bruyland e.a. (2024). Cata Katangaise. Chroniques numériques minières, pas mineures. Editions Musée Familial Yabili, Lubumbashi, januari 2024. Paperback, 338 pagina’s. ISBN 978-23-835-4013-7; € 14,50.

Cata Katangaise. Chroniques numériques minières, pas mineures.


Yabili is advocaat en schrijver in Lubumbashi, de hoofdstad van de Congolese mijnstreek. Hij volgt er de politiek en de economie op de voet. Samen met zijn medeauteurs zag en betreurde hij hoe de rijkdom geplunderd werd en nog wordt door zowel buitenlanders als Congolezen.

Cata Katangaise. Chroniques numériques minières, pas mineures.

Jef Abbeel

 

Dit boek groepeert, zoals zijn vorig uit 2015, nieuwsbrievendie op het internet gepubliceerd werden tussen 2000 en 2009. Het zijn observaties en suggesties van experts, journalisten en mensenrechtenactivisten die zich verzetten tegen het nieuwe economische kolonialisme.
Ze klagen o.m. aan dat de kleine buurlanden Rwanda en Oeganda binnendringen in Congo en er de grondstoffen weghalen met goedkeuring van bevriende Congolese rebellen, die op hun beurt door Rwanda gesteund worden. De verrijking van Mobutu en van beide Kabila’s wordt ook aangeklaagd. Ze stellen ook pistes voor om de toestand weer recht te trekken (p. 175-179).

Het ‘Contract van de Eeuw’ met de China Nonferrous Metal Mining Group (CNMC), mineralen in ruil voor de aanleg van infrastructuur, komt vooral Chinese bedrijven ten goede (p. 180-184). De instorting van de Gécamines was te wijten aan Mobutu (1965-1997) en zijn familie en aan de Kabila’s (1997-2001-2019) en hun clan. En ook aan de spanningen tussen Kasaïens en Katangezen (p. 187-203). En de Joden Dan Gertler en Chaïm Leibowitz mochten van beide Kabila’s grote bedragen opstrijken (250 à 500 miljoen $) (p. 207-215).

Het artikel van Yabili, ‘La Cata Katangaise’, toont de nefaste gevolgen van de financiële crisis van 2008. Ze begon in Amerika, maar waaide ook over naar Congo, waar de prijzen van de grondstoffen ineenstuikten een vierde van de vroegere prijs (p. 223)! Maar de plundering door Chinezen e.a. ging gewoon verder. De wegen die ze aanlegden, dienden vooral om de metalen te exporteren. In de ziekenhuizen was geen geld om de dokters te betalen (p. 232-235). Yabili vertelt ook over Congolese piloten die zeer bekwaam waren en die hun passagiers wisten te redden. En over leiders die onbekwaam waren en catastrofale beslissingen namen (p. 244-247). Hij beschrijft ook het theater van Lubumbashi, in de jaren 50-60 één van de vijf mooiste van de wereld, maar nadien verwaarloosd. Net zoals de landbouw in buurland Zimbabwe na de nationalisatie in 2000 door Mugabe (p. 249-257).
Yabili toont ook aan dat de Union Minière de crisissen van de jaren 1929-1933 te boven was gekomen en dat de hoogste schoorsteen van Afrika met zijn 152 m hoogte en 3 m diameter toen overeind was gebleven. Hij noemt koning Leopold II een politiek en economisch genie (p. 298). Vele Congolezen oordelen anders dan de gefrustreerde diaspora in België. Mobutu miste het zakentalent van Leopold. Zijn nationalisatie van de Union Minière du Haut Katanga resulteerde wel in hogere productiecijfers, maar het werd de persoonlijke kassa van Mobutu en van zijn entourage (p. 300-311).

In 1990 maakte Mobutu zich meester van de 500 miljoen$ reserves die de Gécamines, de opvolger van de Union Minière, nodig had om te investeren en te overleven. Zo tekende hij het doodvonnis van Gécamines.
In 1990 stortte ook de ondergrondse kopermijn van Kamoto in wegens de over-exploitatie door een corrupte Amerikaanse firma. 1990 was dus een rampzalig jaar (p. 313-314).Door foutieve informatie over de inval van politieagenten op de campus van Lubumbashi brak het Westen met Mobutu. Hij kreeg geen hulp meer. Zo begon de desintegratie van het land. En in 1991 begon ook het gewone volk te plunderen in de fabrieken van Lubumbashi en in de nationale rijkdommen van de Kasai.
Onder Laurent Désiré Kabila (1997-2001) werd de plundering nog erger: het water van de Congostroom werd afgeleid naar Namibië en naar Israël (p. 315-318).

De mijnactiviteiten van Congo beslaan 1,25% van het totale grondgebied. Op 98,75% daarvan gebeurt te weinig. En de uitvoer gebeurt langs havens die veraf liggen. Voor het vervoer langs de weg zorgen de Chinezen met hun ‘Contract van de Eeuw’: 25 jaar lang halen zij het kobalt naar hun land, dat zo de eerste producent van gezuiverd kobalt is geworden en voor een (nog) ergere hold-up heeft gezorgd dan de kolonisatie. De Congolese overheid staat hierbij buitenspel (p. 326).
Het boek eindigt met de sluiting van de schoorsteen van de Gécamines, symbool van de onuitputtelijke rijkdom van Congo. Iedereen was overtuigd dat hij nooit zou ophouden met roken. Maar helaas rookt hij niet meer: dat is de catastrofe.

Beoordeling


Yabili en zijn collega’s tonen aan dat Congo ten onder is gegaan, niet tijdens de Belgen, want in 1960 stond het aan de top in Afrika, maar door de corruptie en de kleptomanie die er na 1960 zijn gekomen. De auteurs zijn zeer goed op de hoogte van de politieke en de economische wantoestanden en ze durven ze ook aan te klagen.

Yabili is zeer belezen en heeft een zeer rijke Franse taal. Ik mis wel een chronologisch overzicht vanaf de stichting van de Union Minière door Leopold II in 1906 tot de ondergang in 1990 en tot de situatie vandaag. Nu staan er gegevens op vele plaatsen en in diverse artikelen, maar ze vormen geen coherent geheel.

Als lezer krijg je de indruk dat de Gécamines niet meer bestaat, maar dat is niet zo. De recentste productiecijfers van 2012 liggen wel veel lager dan die van 1989: koper daalde van 440.848 naar 35.000 ton en kobalt van 440.848 naar 26.051 ton (Wikipedia). En Umicore heeft op 8 mei 2024 nog een akkoord over germanium gesloten met Gécamines.

Over de rol van Rwanda en van Joseph Kabila wordt te weinig verteld. Ik mis ook een kaart van Congo en van Katanga en een lijst met afkortingen. Soms staat er een zetfoutje in: ‘Congolaily’ (p. 10) i.p.v. Congodaily; Chronique dune (p. 317) i.p.v. d’une.

Al met al een interessant boek voor wie interesse heeft in Afrika en in Congo.


© Jef Abbeel, Turnhout, mei 2024 www.jefabbeel.be