Veerle De Vos (2023). Alles onder de hemel. Ferdinand
Verbiest en de ontdekking van China. Uitgeverij Pelckmans,
Kalmthout, oktober 2023. 344 pagina’s, kaarten, tijdlijn,
foto’s, bibliografie, € 27. ISBN 978-94-6401-567-6.
Alles onder de hemel. Ferdinand Verbiest en de ontdekking van China
De schrijfster begint haar verhaal met het bezoek van Xi aan België in 2009 en 2014 en met de verklaring waarom de jezuïeten in het gesloten China wel binnen mochten: dankzij hun betere kennis van wiskunde, natuurkunde, astronomie en geografie. Kennis die toen in Europa groter was dan in China (p. 11).
.
Inhoud
Alles onder de hemel. Ferdinand Verbiest en de ontdekking van China
Dan
beschrijft ze hoe Portugal van de 15de tot de 19de eeuw een
wereldrijk werd. De jezuïeten reisden nl. via Portugal naar
China. De paus had in 1493 de oostelijke helft van de wereld
toegekend aan Portugal en China hoorde bij het bisdom Macau. Die
reis duurde gemiddeld twee jaar en was zeer gevaarlijk: velen
stierven onderweg. Bovendien was er maar één afvaart per jaar:
wie te laat kwam (zoals Verbiest één keer meemaakte), mocht zich
gaan bijscholen in Coimbra.
Pas dan vertelt ze over Verbiest zelf (1623-1688): zijn jeugd,
studies en noviciaat. Daar spraken ze Latijn en Philippe Couplet
was één van zijn studiegenoten. Hij werd gedurende vijf jaar
leraar in Brussel. Met 9 leraren stonden ze daar in voor 600
leerlingen (p. 49), nu doen ze dat met 50.
In 1654 kwam de Italiaanse jezuïet Martino Martini naar Brussel
, o.a. om nieuwe rekruten te ronselen. Er waren 32 kandidaten,
slechts drie mochten mee. Zijn ‘Novus Atlas Sinensis’ werd,
na de ‘Atlas Maior’ van Blaeu (1665), het
duurste boek van de 17de eeuw. In 1656 mochten Verbiest en
Dorville eindelijk vertrekken. Een Frans piratenschip beroofde
en gijzelde hen, maar in Cannes ontsnapten ze. De reis verliep
met hevige stormen, ziektes en de dood van vijf jonge jezuïeten.
Pas in 1658 bereikte minder dan de helft uitgeput Macau. Een
andere groep, met Philippe Couplet en François de Rougemont,
deed er nog langer over.
Na zijn lessen Chinees in Macau werkte Verbiest eerst in Xi’an,
totdat de Mantsjoe- keizer hem in 1660 naar Peking liet komen.
Er waren ook felle tegenstanders, o.a. Yang Guangxian, die
zorgde dat Schall von Bell en Verbiest in 1664 gevangen werden
genomen en veroordeeld. Eerst tot in stukken snijden, vervolgens
omgezet in drie jaar huisarrest. Ook de dominicanen en
franciscanen waren jaloers op de jezuïeten en dus felle
tegenstanders.
De Nederlandse VOC/Verenigde Oost-Indische Compagnie deed in
1666 en 1670 vergeefse pogingen om in China handel te mogen
drijven.
Na drie jaar huisarrest werd Verbiest door de keizer geroepen om
te bewijzen dat zijn kalendermethode de juiste was en niet de
4.000 jaar oude Chinese. Verbiest verving de Chinese
tijdsindeling (per 100) door de Westerse (per 60). Zijn kalender
van 1670 werd door elk gezin aangekocht en had ook succes in de
naburige koninkrijken. Hij mocht als eerste Europeaan privéles
meetkunde en rekenkunde geven aan de keizer, in het Mantsjoe. En
hij liet Ricci’s Chinese versie van Euclides vertalen naar het
Mantsjoe. Hij gebruikte katrollen om zware lasten te
verplaatsen. Hij nam ook een Chinese naam aan: Nan Huairen, Nand
de Goedhartige.
In 1673 vroeg de keizer hem om kanonnen te gieten om een opstand
te onderdrukken. Hij gaf de keizer ook een boek waarin hij
schreef: het hart is de zetel van de emoties, het brein van alle
cognitieve processen. Dat ging lijnrecht in tegen de Chinese
overtuiging dat het hart ook de zetel is van kennis en
intellect. De keizer verwierp het boek als ‘rebels’ en
‘foutief’. Het werd dus niet gepubliceerd. Hij wou het
christendom ook niet overnemen, want dan vreesde hij zijn
‘Hemels Mandaat’ te verliezen.
In 1676 kwam een Russische delegatie naar Peking. Verbiest moest
ze ontvangen en uitleggen dat de keizer boven de tsaar stond en
dat zij dus de kowtow (keizerlijke onderwerpingsgroet) moesten
doen. De onderhandelingen mislukten: de Russische gezant
weigerde te knielen en de Chinezen gedroegen zich superieur.
Toch kwam er in 1689 een grensverdrag in Nertsjinsk, waarbij
China voor de eerste keer op basis van gelijkheid onderhandelde
met een ander land, met twee jezuïeten als tolk (p. 227).
In 1676 stierf De Rougemont. Verbiest deed dan in 1678 een
oproep aan de jeugd in Europa om missionaris te worden. Hij zei
erbij dat geen enkel land vergelijkbaar was met China qua orde,
harmonie, grootsheid en geletterdheid. Hij stelde in 1676 ook
een ‘Eeuwigdurende Kalender’ op in 32 volumes. Die bevatte alle
zons- en maansverduisteringen voor de komende tweeduizend jaar
(p. 246).
In 1683 stuurde Verbiest zijn vriend Couplet naar Europa, samen
met bekeerling Shen Fuzong. Hun doel: meer geld, meer
missionarissen, meer steun voor de wijding van Chinese
priesters. Ze reisden met de VOC naar Enkhuizen en vandaar via
diverse steden in de Zuidelijke Nederlanden en in
Frans-Vlaanderen naar Lodewijk XIV. Zijn biechtvader, de jezuïet
Père de La Chaise, zorgde voor twee audiënties. De koning gaf
hun een som geld en zorgde ook voor zes Franse missionarissen.
Daarna trokken Couplet en co naar het Vaticaan. Daar kregen ze
in 1686 te horen dat de liturgie niet in het Chinees mocht. Een
blunder van het Vaticaan dus (n.v.j.a.). In 1687 werden Shen en
Couplets assistent Spinola ontvangen op St. James Palace door de
katholieke koning James II Stuart. Zijn hofschilder maakte een
levensgroot portret van Shen. Couplet arriveerde pas in 1687 in
Londen. Ondertussen stelde Verbiest al zijn opvolger aan:
Antoine Thomas uit Namen. Opmerkelijk: toen waren er in China al
namaakspullen te koop: brillen, klokken, telescopen, textiel.
Op 12 februari 1687 ging Verbiest naar de keizer om hem een
gelukkig nieuwjaar te wensen. Maar zijn paard sloeg op hol en
hij raakte zwaargewond. Op 28 januari 1688 stierf hij, op zijn
64ste, uitgeput en versleten na een verblijf van ruim 30 jaar in
China. Zijn begrafenis en graf werden volledig betaald door de
keizer. Als enige westerling in de geschiedenis van het
keizerrijk werd hij geëerd met een postume titel: ‘Qin Min’:
‘IJverig en Scherpzinnig’ (p. 316).
In 1692 vertrok Couplet op zijn 70ste, na een rondreis van 9
jaar, terug naar China. In Mozambique werd hij zwaar ziek.
Tijdens het tweede deel van de reis stierf hij in 1693 nabij
Goa.
In 1692 legaliseerde de keizer eindelijk het katholicisme. Maar
dan stuurde het Vaticaan een Chinees-onkundige gezant die de
voorouderverering en het bezoek aan de Confucius-tempels verbood
en de jezuïeten verplichtte de tekst van de keizer voor de kerk
van Verbiest, ’Aanbid de Hemel’ te vernietigen wegens
‘afgoderij’. De keizer verdedigde de jezuïeten en noemde de
verboden een gebrek aan eerbied en een misdaad. Hij liet de
gezant bij zich roepen, maar tevergeefs. De paus bekrachtigde
het verbod en tekende daarmee het doodvonnis van de jezuïeten in
China. Hij maakte een einde aan de vriendschap tussen een
briljante jezuïet en een briljante keizer. De volgende keizer
verbood in 1724 het christendom opnieuw. Zo kwam er een einde
aan twee eeuwen uitwisseling van kennis tussen Oost en West.
De schrijfster eindigt met een bezoek aan het Zhalan-kerkhof
waar Ricci, Schall von Bell en Verbiest begraven zijn. Helaas
hebben de opstandige Boksers in 1900 de botten eruit gehaald en
verbrand. Ze vertelt er niet bij dat de vandalen van de
Culturele Revolutie in 1966 opnieuw schade aanrichtten.
Ze zegt dat China vandaag de wereld benadert zoals de jezuïeten
400 jaar geleden: het heeft geleerd uit de val van de SU en uit
de tekorten in de Amerikaanse politiek en economie. Het kan
enkel slagen met een neo-autoritaire koers, democratie past niet
bij China. De Kangxi-keizer gaf al een boek terug aan Verbiest
omdat het niet paste in China’s traditie. Ze denkt dat we in de
21ste eeuw zullen moeten leren leven met de Chinese dominantie
en waarden. Ze zegt er niet bij dat China de democratie in
Hongkong al afgeschaft heeft en dat ook nog wenst te doen in
Taiwan. Blijkbaar vinden Xi en Poetin dat democratie
besmettelijk kan zijn.
Beoordeling
Veerle De Vos schildert een prachtig, bij momenten ontroerend
beeld van de ontmoeting tussen de jezuïeten en de Chinezen. Ze
vertelt heel vlot en aangenaam, soms te uitvoerig, maar altijd
met veel kennis van zaken en met een groot inlevingsvermogen in
zowel het leven van de jezuïeten als van de Chinezen. De
opmerkingen die nu volgen betreffen dan ook eerder details.
Ze had duidelijker mogen uitleggen wat ze in de titel bedoelt
met ‘De ontdekking van China’. Ontdekking is trouwens niet
juist: Willem van Rubroek was er 400 jaar eerder, in 1253-1256.
En Marco Polo wellicht ook tussen 1271-1295.
Ze herhaalt geregeld dat de Chinese economie in de 17de eeuw de
grootste ter wereld was en dat de steden en paleizen de Europese
overtroffen, maar cijfers daaromtrent zijn niet voorhanden. En
in de wetenschappen liep Europa voorop. Op p. 45 maakt ze een
misplaatste vergelijking tussen de missionarissen en de
Molenbeekse Syriëstrijders: die gingen moorden, verkrachten en
overal aanslagen plegen.
Op p. 50 noemt ze de beroemdste Latijnse dichter Vergilius een
‘geschiedschrijver’. Op p. 47 schrijft ze ‘magna urbes’ i.p.v.
magnas urbes. ‘Clavis medicae’ (p. 254) moet clavis medica zijn,
IHS (p. 327) is niet ‘Iesum habemus socium’, maar het zijn de
eerste drie letters van het Griekse Ièsous.
‘Van zodra’ (p. 117) is een gallicisme voor zodra, ‘net als hen’
(p. 119) is ‘net als zij’ in het Nederlands.
En koopmannen zijn kooplieden.
Nog wat drukfoutjes: ‘het goede nieuwe’ (p. 180) is het goede
nieuws, het ‘protestantste’ (p. 254) Duitsland is het
protestantse, bergtopen (p. 278) zijn toppen, Mozambique is geen
‘eiland’ (p. 322-323, p. 343) maar een groot land. Het eiland
ernaast is Madagaskar. De voettocht van Couplet staat niet op de
kaart van p. 343.
In de bibliografie mis ik: Eric Verbiest, ‘God of de keizer.
Pater Ferdinand Verbiest in China’, Den Bosch, 2020. En een
alfabetische woordenlijst van de Chinese begrippen zou welkom
zijn.
© Jef Abbeel, Turnhout, november 2023
www.jefabbeel.be