Jef Janssens. De liederlijke middeleeuwen. De andere kant van de mythe. 208 pagina's. 24,90 euro,  Uitgeverij Sterck & De Vreese ISBN 9789464711929.

De liederlijke middeleeuwen?

Op het einde van de vorige eeuw hebben een aantal bekende mediëvisten ons beeld van de middeleeuwen op overtuigende wijze niet alleen bijgesteld, maar zelfs drastisch gecorrigeerd.

De liederlijke middeleeuwen?

Jan Uyttendaele

 

PDF-versie


Daarbij overheersten de extremen: vroom-christelijke ridderlijkheid stond bijvoorbeeld tegenover heidens geweld en wreedheid bij het mannelijk geslacht, opperste braafheid en devotie stond tegenover laag-bij -de-grondse verleidingsdrift bij vrouwen (‘gewijde maagden of gewaagde meiden’) en ook andere totaal tegengestelde visies op mens en maatschappij bleken typisch middeleeuws te zijn. De middeleeuwen waren niet zo eenduidig als we vaak dachten! Jef Janssens heeft in diverse boeiende publicaties al een heleboel vooroordelen en stereotiepe ideeën ten aanzien van de middeleeuwse cultuur op een heel genuanceerde wijze benaderd. Dat gebeurt nu opnieuw in zijn boek De liederlijke middeleeuwen. De andere kant van de mythe, dat zopas verscheen bij Sterck & De Vreese (Gorredijk, 2024). De ondertitel betekent dat de mythe van de ‘brave’ middeleeuwen, een concept uit de negentiende eeuw, in dit boek wordt doorgeprikt.

 
Het boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel, getiteld ‘Middeleeuwse porno’, zoek de auteur een verklaring voor een aantal pornografische draagspelden en dito marginaaltjes, afbeeldingen die voorkomen in de marge van middeleeuwse manuscripten. Het gaat hier over de voorstelling van mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen op insignes, op een fresco in Toscane, op een schilderij van Jeroen Bosch en in een manuscript van de Roman de la Rose. Maar de iconografie van al deze voorstellingen is niet zo eenvoudig en zelfs kunsthistorici blijken niet in staat te zijn een bevredigende verklaring voor deze schunnige voorstellingen te geven. Maar dan komt de filoloog op de proppen! Via de zorgvuldige lectuur en analyse van de Roman de la Rose en enkele andere geschriften blijkt Jef Janssens wél in staat te zijn om een en ander in de juiste context te plaatsen. Die context hangt samen met het mannelijk perspectief van deze voorstellingen, dat meestal heel vrouwonvriendelijk blijkt te zijn.

In het tweede deel kijken we ‘Met de bril van de negentiende eeuw’ naar de oudheid en naar de middeleeuwen. We maken kennis met de gedroomde en geïdealiseerde middeleeuwen van die tijd in de bouwkunst, in de schilderkunst, in de godsdienst en in vele andere cultuuruitingen en we lezen fragmenten uit ridderromans en liefdesliederen, waaruit blijkt dat de negentiende-eeuwse beeldvorming helemaal niet met de historische realiteit overeenkomt.

 

In het derde deel focust de auteur eerst op de ‘scabreuze’ liedjes uit het Gruuthusehandschrift en daarna op misericordes, marginaaltjes, ‘schaamteloze sculpturen’, gewaagde scènes in ridderverhalen en pikante dubbelzinnigheden in Van den Vos Reynaerde. In verband met de Reinaert verwijs ik naar een pagina uit een Brugs Getijdenboek, uit ca. 1425, dat in de Leuvense Universiteitsbibliotheek wordt bewaard. Op die pagina contrasteert de vrome hoofdafbeelding van de Opdracht van Jezus in de tempel met het marginaaltje van een vilaine vos, die net als de verleider van de non op De hooiwagen van Jeroen Bosch, een doedelzak bespeelt, die op een heel suggestieve wijze wordt afgebeeld. (Ik vermeld er nog bij dat deze afbeelding stond afgedrukt op de
uitnodiging voor het academisch personeel op de eindejaarsreceptie in 1996 door de rector van de K.U. Leuven!) Zie de onderstaande foto van een detail van de afbeelding op die uitnodiging.

 


Bron: eigen foto.

In het vierde deel (‘Tot slot’) formuleert de auteur enkele tentatieve conclusies. De platvloerse marginaaltjes verwijzen wellicht naar de wanorde van de omgekeerde wereld, die volop heerste buiten de wereld van de ordelijk gestructureerde tekst, en de hoofse levenswijze werd binnen het milieu waarin ze werd nagestreefd voortdurend bekritiseerd en al te werelds en al te geïdealiseerd genoemd, en daardoor ook onbereikbaar. De dubbelzinnige
symboliek van de valk op hoofse liefdestaferelen illustreert dit duidelijk: enerzijds verwijst die naar het aristocratisch milieu van de geliefden, waarin de valkenjacht een favoriete sport was, maar anderzijds ook naar de man als wilde jager, die slechts met moeite door de vrouw getemd kan worden. In dat verband wijs ik ook op de dubbelzinnigheden in de afbeelding op het onderstaande tapijt (ca. 1400) uit het Louvre, dat als titel heeft

 L’ Offerande du coeur en dat een groot aantal symbolen van de hoofse liefde bevat.


https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/1/19/Meister_der_Schule_von_Arras.jpg

Een minnaar biedt zijn hart aan een vrouw en hij geeft daarmee aan dat hij ‘het beste van zichzelf’ wil wegschenken. Hij doet dat op de gebruikelijke lieflijke plaats in de natuur, vol met bloemen en met een stromend beekje in het midden. De vrouw heeft een getemde valk in de linkerhand, symbool van haar adellijke afkomst en haar wil om de mannelijke seksualiteit aan banden te leggen en de man aan haar dienstbaar te maken. In haar rechterhand heeft ze een bloem vast als teken van haar maagdelijkheid, die ze in ruil voor het hart als geschenk aan haar geliefde zou kunnen geven. De roofvogel kijkt wel naar het hartje, alsof hij het zou willen opeten. Maar de vrouw kijkt niet naar de man. Haar ogen zijn gericht op de blaffende hond, die naar de bloem wil springen en die zowel het symbool van lagere driften als van eeuwige trouw zou kunnen zijn. Ook de drie konijntjes in de natuur verwijzen naar dierlijke lusten. Het Oudfranse woord voor konijn was immers con, hetzelfde woord als dat voor het vrouwelijke geslachtsdeel. Voeg daar nog bij dat de Franse benaming voor valk, namelijk faucon, ook ‘valse kut’ betekent (faux con) en dit idyllische tafereel wordt toch wel erg dubbelzinnig! (Ik ontleen deze interpretatie grotendeels aan het schitterende boek van Michael Camille: Middeleeuwse minnekunst. Onderwerpen en voorwerpen van begeerte. Könemann, Keulen, 2000.)

 

Zoals vaker het geval is met de teksten van Jef Janssens, bevat dit boek een aantal overlappingen met eerdere publicaties. Maar die vervelen of irriteren niet, integendeel, ze geven veeleer aanleiding tot een aha-erlebnis bij de lezer en ze worden daarna altijd gevolgd door een aantal onvermoede nieuwe inzichten. Dankzij de soms ironiserende schrijftrant leest het boek ook als een feuilleton, waarin herkenning en ontdekking elkaar voortdurend afwisselen. Bovendien is het rijk geïllustreerd met een groot aantal zowel bekende als onbekende illustraties in kleur, waardoor het leesgenot en de (gezonde of ongezonde) nieuwsgierigheid van de lezer nog meer worden gestimuleerd.

 

Mijn conclusie is dat Jef Janssens onze kennis van de literatuur en de cultuur van de middeleeuwen opnieuw verrijkt heeft met een vlot leesbaar boek, dat op een boeiende wijze zowel oude als nieuwe inzichten presenteert in een aangename vormgeving. We kunnen de lectuur ervan dan ook ten zeerste aanbevelen.

Als uitsmijter van zijn boek laat Jef Janssens een schilderij zien uit ca. 1410, dat de middeleeuwse visie op de hoofse liefde zou kunnen illustreren, maar dat alweer niet eenduidig geïnterpreteerd kan worden: een voorstelling van een vrouw tussen haar man en haar minnaar. Bij wijze van contrast zou ik deze bespreking willen beëindigen met een negentiende-eeuws schilderij, dat als geen ander de romantische idealisering van de hoofse liefde uitstekend weergeeft en dat ik bovendien zo mooi vind, dat ik het als afbeelding op de startpagina van mijn computer heb geïnstalleerd, omdat ik het elke dag telkens opnieuw wil bekijken: Le Chant d’ Amour (The Love Song) van de Britse prerafaëlitische kunstenaar Edward Burne-Jones (1833-1898). Net als zijn tijdgenoot John Everett Millais, van wie Janssens het schilderij The Knight Errant bespreekt, wilde Burne-Jones in zijn werk terugkeren naar de eenvoud van de middeleeuwse schilders van vóór de renaissancekunstenaar Rafaël. Ook zijn
schilderijen weerspiegelen echter meer de victoriaanse idealen dan dat ze aspecten van de hoofse cultuur weergeven.

 


https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/5/54/The_Love_Song_MET_DP323394.jpg

Een ‘knight in shining armour’ (Rondetafelridder?) luistert en kijkt ademloos naar een beeldschone vrouw, die een portatieforgel bespeelt en tegelijkertijd dromerig voor zich uitkijkt. Het orgeltje wordt bediend door een blinde Cupido, die meer op een engel dan op de liefdesgod lijkt. Ook hier is het mysterie niet afwezig. Welke melodie wordt door de vrouw gespeeld? Waarom is ze zo mooi uitgedost in haar satijnen jurk? Waarom kijkt ze niet naar de knappe ridder? Staart de ridder in zijn ongemakkelijke zithouding wel verliefd naar de vrouw of kijkt hij vooral naar de hermafrodietachtige jongen met gesloten ogen en een lauwerkrans op het hoofd? En wie is de figuur van een halfnaakte man, die op het orgeltje wordt afgebeeld? Het blijven intrigerende vragen!

Bijlage

1. Andere publicaties van Jef Janssens over middeleeuwse cultuur en literatuur
J. Janssens, De middeleeuwen zijn anders. Cultuur en literatuur van de 12de tot de 15de eeuw. Leuven: Davidsfonds, 1993.
J. Janssens, Spiegel van de middeleeuwen in woord en beeld. Leuven: Davidsfonds, 2011
J. Janssens, Vreemd vertrouwd. De middeleeuwse mens en zijn ideeënwereld. Amsterdam: AUP, 2018.

2. Lesmateriaal over verwante onderwerpen op mijn webpagina op Histoforum.
- De troubadours
- Koning Arthur
- Gewijde maagden of gewaagde meiden? Vrouwen in de middeleeuwen
- Van den Vos Reynaerde
- Mijn bespreking van Frits van Oostrom, De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk

3. Ander lesmateriaal over verwante onderwerpen door Jos Martens op Histoforum:
- Robin Hood 
- De valkerij
- Frederik II (pdf achteraan)