Marcel Yabili, Le roi génial et bâtisseur de Lumumba. Tome4, Le Livre Blanc. Uitgeverij Médiaspaul, Montréal, april 2023.Paperback,  276 pagina’s, 21 x 14 cm. Kaarten, tabellen, foto’s, noten, bibliografie.

ISBN 978-23-835-4001-4; € 17,34.

 

Le roi génial et bâtisseur de Lumumba

De auteur is advocaat in Lubumbashi en schreef al een reeks boeken over Congo en ook over Congo en China. De naam Yabili betekent ’l’homme modérateur’, de man die bemiddelt, de moderator.

Dit boek is deel 4 van een reeks van 5 en begint met de beelden van Leopold II en Lumumba in Brussel, op korte afstand van elkaar, en zo hoort het ook volgens de schrijver. Want Lumumba noemde Leopold II ‘le roi bâtisseur’, de koning-bouwer/stichter van Congo.

 

Le roi génial et bâtisseur de Lumumba

Jef Abbeel


 Yabili zegt meteen dat niet de miljoenen Congolezen herstelbetalingen vragen, maar een klein aantal Belgen van Congolese of Rwandese/Burundese afkomst, die ver van Congo wonen, o.a. Zana Etambala. De mislukking van de parlementaire commissie noemt hij excellent nieuws (p. 15).

Hij ergert zich aan Adam Hochschild, die in 1998 Leopold een voorloper van Stalin, Hitler en Pol Pot noemde (p. 16). En aan de Belgen die hun eigen kolonisatie de slechtste van alle noemen, hoewel Congo in 1960 aan de top van Afrika stond op het gebied van alfabetisering, onderwijs en medische zorg.

 

Hij vertelt ook dat Groot-Brittannië in 1903-1904 de onafhankelijke Congostaat wou verdelen en zichzelf het zuiden ervan wou toekennen, terwijl het in zijn eigen kolonies Sierra Leone, Nigeria, Zuid-Afrika even wreed optrad en overal valse foto’s verspreidde van ‘afgehakte handen’ in Congo, terwijl het om een ongeval ging (afgebeten door een everzwijn) en er geen verband was met de rubberwinning (p. 35-45). De firma’s ABIR (Anglo Belgian Indian Rubber Exploration Company), opgericht in 1892, en de  Anversoise, die zich schuldig maakten aan andere wandaden, werden in 1906 trouwens genationaliseerd.  

 

Aan de hand van kaarten toont Yabili de vooruitgang aan die Congo maakte in de 23 jaar van Leopold. Die kaarten worden door menig historicus niet vermeld. Hij citeert daarbij twee Engelsen, Frederick Starr en May French Sheldon, die heel het land doorkruist hadden, terwijl aanklager Casemont slechts een klein stukje van de Congostroom aan de evenaar had bezocht.

Yabili ontkent ook de cijfers van Stanley, die het had over 25 miljoen inwoners en een verlies van 10 miljoen: hij kon in 1880 nog geen telling houden, want Congo was nog niet verkend. Hij extrapoleerde zijn cijfers over de Congostroom naar heel Congo. Mark Twain en Hochschild baseerden hun pamfletten op deze schatting, waarin geen enkele ‘uitgeroeide stam’ met naam genoemd werd (p. 59). Pas in 1908 verscheen een kaart van Congo met alle volkeren of stammen (p. 60-61). Demograaf Jean-Paul Sanderson schat de toenmalige bevolking op 10 à 15 miljoen en de daling na 1885 op enkele honderdduizenden i.p.v. miljoenen.

 

Uit recente studies is gebleken dat de bevolking van Centraal-Afrika soms gedecimeerd werd door malaria, slaapziekte, lepra. Zie “Prolonged disease epidemic possibly caused population collapse in Central Africa” op https://www.africamuseum.be/en/research/news/disease_epidemic_Central _Africa_1500_years_ago”. De eerste missionarissen die naar Congo trokken, scheutisten, Witte Paters e.a., hadden daar een gemiddelde levensverwachting van 9 maanden. Door de medische zorgen die de Belgen er brachten, steeg het aantal inwoners van 10 à 15 miljoen rond 1908 naar 102 miljoen nu.

 

De enige Congolees die ooit in een menselijke dierentuin vertoond werd, was de pygmee Ota Benga, in 1904 in Saint-Louis en in 1906 in New York. Hij was naar Amerika gebracht door de protestantse missionaris Samuel Philips Werner en Casemont zat op dezelfde boot (p. 68). Op de wereldtentoonstelling van Antwerpen in 1894 kon men wel een Congolees dorp met 7 bewoners bezoeken en op die van Brussel/Tervuren in 1897 waren er drie dorpen met 267 Congolezen(p. 136, 157).

 

Leopold II was in België geen bestuurder, in Congo wel, hoewel hij er nooit kwam. Hij creëerde er een ‘Bulletin Officiel de l’EIC’ , een staatsblad van de ‘Etat Indépendant du Congo’. Het telde 10.000 pagina’s en vormde een tegengewicht voor zijn absolute persoonlijke macht (p. 74). Dat Bulletin is nu gedigitaliseerd en voor iedereen gratis beschikbaar op www.kaowarsom.be.

 

De onafhankelijke en neutrale Congostaat werd uitgeroepen in Vivi (Congo) in 1885 en erkend door de mogendheden (p. 80-82). Na Ethiopië en Liberia was Congo het derde ‘onafhankelijk’ land van Afrika van 1885 tot 1908. Het gaf zijn eigen postzegels uit en had zijn eigen inkomsten en uitgaven.

In 1889 werden de rubberoogst en de jacht op olifanten gereglementeerd om het behoud te verzekeren. Ook het gebruik van de zweep werd gereglementeerd. In 1890 kreeg Leopold een eerste brief van een Amerikaans missionaris, die meldde dat er misbruiken waren tegenover de bevolking (p. 113). Vanaf 1892 werd er in het oosten oorlog gevoerd tegen de Arabische slavenhandelaars en het museum van Tervuren gebouwd. In 1893 kwamen 529 Chinezen meewerken aan de spoorweg Matadi-Kinshasa. In 1906 nationaliseerde Leopold de ABIR en de Anversoise en kreeg hij veel lof van de Franse ontdekkingsreiziger Brazza voor zijn bestuur van de EIC (p. 197). In het Britse witboek van 1908 kreeg hij kritiek, maar hij pleitte onschuldig (p. 205-208).

 

Yabili zegt dat Leopold een staat creëerde uit het niets en dat zijn werk niet af was toen hij die staat in 1908 overdroeg aan België: daarvoor was het land veel te groot. De opbrengsten van de rubberoogsten werden ook benut om de strijd tegen de slavenhandelaars te financieren. De premies die de agenten kregen voor hogere oogsten of vangsten werden al in 1895 afgeschaft. Emile Storms, die in het museum van Tervuren negatief voorgesteld wordt, streed samen met de Witte Paters wel tegen de slavenhandelaars. Yabili uit ook kritiek op het sluieren van de standbeelden in het museum (p. 241-242). In Congo blijft Leopold wel overeind, ook aan de universiteit van Kinshasa, die in 2023 nog een boek aan hem opdroeg (p. 246, 259).

Het boek eindigt met een bibliografie, waarin ook de tegenstanders van de kolonisatie aan bod komen.

 

Beoordeling

Yabili heeft opnieuw zijn best gedaan om de desinformatie over Leopold II en de Belgische kolonisatie tegen te spreken. Dat deed hij ook al in zijn degelijk boek uit 2020: ‘Mijn waarheid over Leopold II: nepnieuws ontkracht’. Ik betwijfel of hij daarmee succes zal hebben, niet omwille van zijn argumenten, maar wel omdat hij de antikoloniale tijdsgeest tegen zich heeft.

Vele chronologische en economische tabellen illustreren zijn tekst en een massa voetnoten verwijst naar de bronnen. Het boek is eerder schools opgesteld met bij elk hoofdstuk een aantal vragen die de lezer mag beantwoorden. De auteur toont vooral aan dat de Congolezen in Congo anders denken over de kolonisatie dan de diaspora in België.  

 

©Jef Abbeel, augustus 2023       www.jefabbeel.be