Frans Masereel (2022). Reizen in het land van de Sovjets. Samuel
Dégardin en Tatiana Trankvillitskaïa
Vertaling door Martine Wezenbeek. Uitgeverij Snoeck, Gent, mei
2022. 127 pagina’s, foto’s, kaart, noten, bronnen, bibliografie,
index,. € 19.ISBN 978-94-616-1736-1
Reizen in het land van de Sovjets. Samuel Dégardin en Tatiana Trankvillitskaïa
Frans Masereel (1899-1972) was een sociaal bewogen, communistisch grafisch kunstenaar, die in 1935 en 1936 naar de Sovjet-Unie reisde en in 1958 in China uitgenodigd werd. In 1936 ontmoette hij zelfs Stalin tijdens de afscheidsplechtigheid van Gorki. Hij tekende anti-oorlogsprenten, beeldromans en illustreerde boeken van bekende auteurs zoals Stefan Zweig, Victor Hugo, Tolstoi, Thomas Mann, Hemingway etc. Zijn werken werden overal tentoongesteld. In 1933 werden ze verboden in Duitsland, waar hij de meeste klanten had: ze werden er uit de musea en bibliotheken verwijderd. Na de oorlog werd hij er weer geherwaardeerd.
Inhoud
Reizen in het land van de Sovjets. Samuel Dégardin en Tatiana Trankvillitskaïa
Dit
boek is een mooi eresaluut aan één van de belangrijkste en
veelzijdigste kunstenaars van de eerste helft van de 20ste eeuw.
De auteurs mochten als eersten de verslagen onderzoeken die in
Moskouse archieven zitten en ze onderzochten ook zijn
briefwisseling met de Sovjet-autoriteiten in de archieven van
Belvès (nabij Bordeaux).
In de jaren 30 nodigden de Sovjet-autoriteiten graag linkse,
vooral Franse kunstenaars uit om de verwezenlijkingen van het
socialisme te komen bewonderen. Tegelijk vroegen vele linkse
kunstenaars zelf zo’n reis aan, vaak zonder succes. Na de
processen van 1936 trokken minder kunstenaars naar Moskou, maar
Masereel bleef de SU trouw.
De eerste Rus met wie in 1904 hij kennismaakte, was Pjotr
Kropotkin (1842-1921), een veelzijdig geleerde, hier vooral
bekend als revolutionair anarchist en voorstander van
onteigening en collectivisatie (p. 29). Nadien ontmoette
Masereel in Genève ook Lenin en Anatoli Loenatsjarski, de latere
minister van onderwijs, nog vóór de revolutie. Na de oorlog
ontmoette hij in Parijs Ilja Ehrenburg, schrijver en vaste
correspondent voor de Izvestia.
Vanaf de jaren 20 verschenen er, dank zij Loenartsjarski,
artikels over Masereel in de Sovjetpers. In 1925 bood minister
van onderwijs Loenatsjarski hem zelfs de functie aan van docent
aan de School voor Schone Kunsten in Moskou, maar Masereel ging
er niet op in.
In 1926 werd hij gevraagd om in Moskou deel te nemen aan een
tentoonstelling van Westerse revolutionaire kunst. 30 werken
werden er naartoe gestuurd. In 1927, 1928 en 1930 werden opnieuw
werken van hem tentoongesteld in Moskou en ook in Oekraïne, toen
onderdeel van de Sovjet-Unie.
In 1930 wou hij al naar Moskou reizen, maar hij kreeg geen visum
van België, wellicht omdat hij tijdens WO I naar Zwitserland was
gevlucht.
In 1935 mocht hij eindelijk naar de SU en nog wel op
uitnodiging, dus gratis. Hij vertelt en toont op tekeningen dat
Moskou iets buiten de kern toen een groot dorp was, waar varkens
en kippen op straat liepen (p. 51). Op de tentoonstelling van
zijn werken ontmoette hij o.a. Sergej Tretjakov, dichter en
vertaler van Bertolt Brecht, die daar als banneling leefde. In
1937 was Tretjakov helaas één van de honderdduizenden
slachtoffers van de zuiveringen en werd hij geëxecuteerd (p.
68).
Masereel bezocht ook Oekraïne (Kiev, Charkov, Odessa), zonder op
de hoogte te zijn van de Holodomor die aan ca. 5 miljoen
Oekraïners het leven had gekost. Zijn werken werden ook
tentoongesteld in Tbilisi (Georgië) en Jerevan (Armenië), maar
daar ging hij niet naartoe. Hij reisde terug naar Parijs als nog
meer overtuigd pacifist en antifascist.
In 1936 reisde hij opnieuw naar de Sovjet-Unie, voor drie
maanden. Zijn eerste bezoek was aan de pas overleden Maksim
Gorki, in aanwezigheid van Stalin, die veel indruk op hem
maakte. Op zijn rondreis bezocht hij o.m. Azerbeidzjan, Oekraïne
en Georgië. Terug in Moskou ontmoette hij o.a. Bertolt Brecht en
ook belangrijke Sovjet-functionarissen, aan wie hij zei dat hij
weinig achting had voor de Sovjet-schilderkunst en het
socialistisch realisme (p. 93).
Vol enthousiasme verliet hij de SU. André Gide daarentegen
toonde zich zeer ontgoocheld in zijn “Retour de l’URSS”.
Masereel was aangedaan door dat boek (p. 94 en 97). Hij bleef de
SU trouw, ondanks de zuiveringsprocessen waarvan hij in 1937 op
de hoogte was. Hij wou toen een tentoonstelling van Russische
kunst organiseren in Brussel en Parijs, maar de kunstwerken
werden niet geleverd. Contacten met buitenlanders werden vanaf
1936 steeds meer verboden en vele leden van de organisaties met
wie Masereel correspondeerde, reageerden niet meer: enkelen
onder hen waren opgepakt en geëxecuteerd (p. 105).
De auteurs maken dan een sprong van 1937 naar 1958. Toen vloog
Masereel via Moskou naar China, op uitnodiging van de Chinese
regering. Hij herkende Moskou niet meer, zo fel was het
veranderd (p. 102-104). Hij was nog altijd even enthousiast over
de idealen van vrede en broederschap van de Russische revolutie.
Hier eindigt het boek plots: zijn werken werden tentoongesteld
in Peking, Shanghai en Wuhan. Maar we vernemen helaas niet welke
indrukken hij had van China.
Beoordeling
Dit is een bijzonder mooi en boeiend boek, een eresaluut aan een
belangrijk revolutionair schilder-graficus, die vooral in de
jaren 20-30 veel succes kende in de SU en rond 1958 in China.
Momenteel wordt zijn werk tentoongesteld in Aarschot.
De auteurs zijn bijzonder deskundig en veel kritischer dan
Masereel zelf. Ze hebben ook veel Russische bronnen
geraadpleegd, die netjes opgesomd worden. Het boek is rijkelijk
voorzien van mooie tekeningen van Masereel. Eén detail: bij de
kaart van het Vijfjarenplan (p. 7) ontbreekt het jaartal. Ze
komt uit een boek van 1932 (‘La Russie au travail’) en ze was
allicht van vóór 1930, want in Oekraïne is de landbouw nog niet
gecollectiviseerd.
En op p. 24 staat één drukfoutje: Vorm i.p.v. Vorms.
© Jef Abbeel, juni 2023