Katja Hoyer. Achter de Muur. Oost-Duitsland 1949-1990. Vertaling van ‘Beyond the Wall’. Uitgeverij Querido Facto, Amsterdam/L&M, Antwerpen, mei 2023. Paperback, 21 x 13 x 4 cm, 512 pagina’s. Kaarten, foto’s, noten, bibliografie, register,
€ 34,99.ISBN 978-90-214-6602-6. Als e-book €  15,99.

Achter de Muur. Oost-Duitsland 1949-1990

De schrijfster (°1985) woont in Engeland, maar is afkomstig uit de DDR, waar haar vader officier was bij de luchtmacht en dus partijlid. Ze begint haar verhaal in de jaren 30, toen duizenden Duitsers naar de SU vluchtten om aan Hitler te ontsnappen. Helaas werden 55.005 van hen tijdens Stalins terreur van 1936-1938 opgepakt op beschuldiging van spionage voor Hitler. 13.107 werden naar werkkampen gedeporteerd, 41.898 werden doodgeschoten (p. 34)! Eén troost: in 1956 werden velen gerehabiliteerd (p. 38). En de Duitse kinderen op de Karl-Liebknecht-Schule werkten later mee aan de oprichting van de DDR.

Achter de Muur. Oost-Duitsland 1949-1990

Jef Abbeel


Het Molotov-Ribbentrop-pact van 1939 zorgde voor grote verwarring bij de overlevende Duitse communisten in Moskou. Wilhelm Pieck en Walter Ulbright produceerden dan mooie leugens: “De oorlog was uitgelokt door Frankrijk en Engeland, de SU steunde het vreedzame Duitsland!”
Toen Hitler in 1941 binnenviel in de SU, moesten Pieck en Ulbright weer hun oude slogans bovenhalen. Zij waren de enige twee van het politbureau van negen die nog leefden: zij hadden hun kameraden verraden (p. 46-55).
Bij de bevrijding van Duitsland werden 2 miljoen Duitse vrouwen door de Russen verkracht.
Dit werd zelfs aangemoedigd door de Joodse schrijver Ilja Ehrenburg (p. 60-61). Russische soldaten hadden toestemming om alles te plunderen bij Duitse particulieren. Wat ze niet konden meenemen, vernielden ze. Hetzelfde gebeurde in de musea en met de machines in de fabrieken.


Na de oorlog waren 20 miljoen Duitsers dakloos, 10 miljoen waren krijgsgevangen, 5 miljoen doden (dat moet zijn: 7,5 miljoen), er was geen eten, wel tyfus. Etnische Duitsers werden verjaagd uit alle Oost-Europese landen en onder weg wreed behandeld (p. 70-71).
Ulbright en co moesten een nieuwe bestuursstructuur opzetten. De enige voorwaarde was: antifascistisch zijn. Toch werden er ook antifascisten opgepakt en in tien concentratiekampen werden 157.837 Duitsers opgesloten, van wie er 35% stierven door de slechte omstandigheden (p. 82-83).

Alle Duitse aristocraten en mensen met een vermogen werden aangehouden, al hun gronden (3,3 miljoen ha), woningen en bezittingen werden in beslag genomen en zij werden in kampen uitgehongerd. Een gevolg was wel dat de voedselproductie fel achteruit ging (p. 86-88). In oktober 1946 werden meer dan 2.000 Duitse wetenschappers opgepakt en naar de SU gedeporteerd tot in de jaren 50. Zo ging er veel expertise verloren in Oost-Duitsland (p. 89-90).


In 1948 was 60% van de economie genationaliseerd. In het Westen begon de wederopbouw met het Marshallplan (1947) en de invoering van de Deutsche Mark. Als reactie blokkeerden de Sovjets op 24 juni 1948 alle verkeer naar Berlijn. Het westen antwoordde met een indrukwekkende luchtbrug. De deling van Duitsland was niet de wens van de bevolking en volgens de auteur ook niet van Stalin (p. 96). Wel van de leiding van de KPD en van Adenauer.

Op 23 mei 1949 werd de BRD uitgeroepen, op 7 oktober volgde de DDR. Beide partijen gaven elkaar de schuld van de deling. De BRD telde 50 miljoen inwoners, de DDR slechts 18 miljoen (p. 99).
De BRD kreeg veel hulp van het Westen, de DDR moest betalen aan de SU: de Russen haalden een deel van de productie weg. De DDR telde op papier tien partijen en leek dus democratisch, maar de communistische SED besliste alles, had al snel een nomenclatuur en voerde zuiveringen door. Het was een dictatoriale politiestaat zoals de SU.

Honecker richtte in 1946 de FDJ op: de Freie Deutsche Jugend, de enige jeugdbeweging. In 1950 richtte Erich Mielke de Stasi of Staatssicherheit op. Die hield van 5,6 miljoen burgers een dossier bij, zette 180.000 à 250.000 onschuldige mensen in de gevangenis, onderwierp ze aan nachtelijke verhoren, martelingen, schijnprocessen.
Voor energie was de DDR afhankelijk van bruinkool, een zeer vervuilend product. Het uranium werd volledig opgeëist door de SU. Door de herstelbetalingen moest 60% van de industriële productie ook naar de SU (p. 142-144).

In 1952 stelde Stalin een verenigd en neutraal Duitsland voor, plus een einde aan de herstelbetalingen en aan de denazificatie. Duitsland mocht dan geen lid worden van de NAVO. Adenauer wees het voorstel af, tot opluchting van Ulbright en Pieck, die hun baan zouden verliezen (p. 148-151).

De heropbouw van de DDR verliep ook moeizaam door de vlucht van ruim 3 miljoen bekwame mensen naar de BRD en de massale ontevredenheid over de economische situatie, die leidde tot de opstand van 17 juni 1953. Deze was gericht tegen ‘harder werken voor minder geld’ en tegen de stijgende voedselprijzen. De Sovjets onderdrukten de opstand met tanks en soldaten: ca. 55 demonstranten werden gedood, nadien nog 20 terechtgesteld en 21.000 gearresteerd (p. 154-166).


De DDR moest voortaan minder herstelbetalingen afdragen en de verhoging van de arbeidsnorm werd teruggeschroefd. In Moskou werd Beria gearresteerd en geëxecuteerd, o.a. omdat hij voor liberalisering in de satellietstaten was. Ulbright en Pieck moesten tijdelijk naar een sanatorium in Moskou om te herstellen van de schok van de opstand. In de winkels kwam ineens ook meer voedsel, zodat de bevolking geen honger meer leed.

De toespraak van Chroesjtsjov in februari 1956 zorgde in de DDR voor de vrijlating van 21.000 politieke gevangenen en de wijziging van ‘Stalin-Allee’ in ‘Karl-Marx-Allee’ (p. 183). Voor de leiding werd in 1958-60 een beveiligde enclave Waldsiedlung gebouwd op 35 km van Berlijn, met alle comfort, wat de kloof tussen regime en volk nog vergrootte (p. 199-201).

Dan kwam de Muur. Tussen 1945 en 1961 waren ruim 3 miljoen Oost-Duitsers naar de BRD gevlucht, van wie 80% via Berlijn. Daarbij waren 7.500 artsen, 1.200 tandartsen, 33% van de academici, zeer veel geschoolde arbeiders. Op 15 juni 1961 verklaarde Ulbright: ‘Niemand is van plan een muur te bouwen!’ (p. 206-207). Maar op 13 augustus was het zover: de ‘antifaschistischer Schutzwalle’ van 170 km werd aangelegd. Op 16 augustus noemde Willy Brandt ze een ‘Schandmauer’ en smeekte hij de vopo’s om niet te schieten. Een jaar later waren er al 23 doden, in 1989 waren er 140 (p. 213-214). Het doel werd bereikt: er kwam een einde aan de exodus.

In de jaren 60 werd de DDR een producent van speelgoed, lenzen en koelkasten. De economie groeide met 5% per jaar (p. 230-233). Maar de wachttijd voor een Trabant bedroeg meer dan 10 jaar, hij stonk, maakte veel lawaai en stond symbool voor de tekorten van de DDR.
In 1968 mocht de DDR voor het eerst deelnemen aan de Olympische Spelen.
Dank zij de combinatie van veel sport vanaf de kleuterschool, de juiste selectie, harde training en helaas ook doping haalde men 755 Olympische medailles tussen 1968 en 1988, waarvan 203 gouden (p. 283).

In 1971 vroeg Brezjnev aan de 78-jarige Ulbright om op te stappen, wegens diens toenadering tot de BRD en Willy Brandt en omwille van zijn toenemende arrogantie. Ulbright kon dat niet verwerken en stortte in (291-295).

Zijn opvolger Honecker nationaliseerde in 1972 de 11.000 bedrijven die nog privaat waren. In 1973 werden DDR en BRD lid van de UNO. Ulbright stierf op zijn 80ste. In 1974 werd de Oost-Duitse spion Günter Guillaume gearresteerd in Bonn en trad Brandt af als kanselier. Vanaf 1976 werd het paranoïde regime repressiever tegenover dissidenten en kunstenaars. In 1977 brak de koffie-crisis uit. De leiding zocht een oplossing in Vietnam: daar gingen ze koffie planten. Het werd een enorm succes: nu is Vietnam na Brazilië de grootste koffieproducent ter wereld. Maar voor de DDR kwam de eerste oogst te laat: pas in 1990 en toen hield de DDR op. De bevolking moest het lange tijd stellen met surrogaatkoffie (p. 344-345).

De DDR deed ook aan ontwikkelingshulp door arbeiders uit onder andere Cuba en Mozambique op te leiden tot vaklieden en door in die landen scholen, ziekenhuizen en fabrieken te bouwen. Helaas werden in 1989-1990 zowel alle 15.000 Mozambikanen als 55.000 van de 60.000 Vietnamese arbeiders terug naar hun land gestuurd.

De maatschappij was sterk gemilitariseerd: dat begon al op school en een verlengde dienstplicht van drie in plaats van anderhalf jaar was een voorwaarde om naar de universiteit te mogen. Intershops zorgden dat welgestelden ook Westerse producten konden kopen. De Oost-Duitsers mochten ook postpakketjes ontvangen van hun familie in het westen en ze mochten naar de westerse tv kijken.
Hoyer beschrijft ook het elfde en laatste bezoek van Honecker aan Brezjnev op de Krim: deze was verslaafd aan drank en sigaretten, depressief, seniel en versleten (p. 377-378). Erger was dat de SU voortaan minder olie zou leveren: er was crisis door de dure oorlog in Afghanistan en de wapenwedloop.
In 1981 sloot Honecker een handelsakkoord met Japan, niet voor olie, maar voor consumptieartikelen zoals cassetterecorders. En in 1983-1984 klopte hij aan bij de BRD voor een lening van telkens 1 miljard mark om de financiële ondergang van de DDR af te wenden. Zo kwamen er steeds meer contacten tussen beide landen, ondanks de tegenkantingen van Moskou. In 1987 mocht Honecker op bezoek bij Kohl in Bonn. De verstandhouding was prima, anders dan de relatie met Gorbatsjov, tegen wie Honecker in 1986 had gezegd: “Wij gaan onze eigen weg.” (p. 432).
Tussen 1973 en 1983 deden jaarlijks 25.000 mensen een aanvraag om de DDR te verlaten. Ze vonden het leven er te saai. Daarvan kregen gemiddeld 9.000 die toestemming. Tussen 1984 en 1988 mochten er 113.000 vertrekken (p. 422). De aanvragers en hun familie riskeerden wel ontslagen te worden. De schrijfster zegt er niet bij dat de BRD betaalde voor elke overloper.

In 1989 waren er weinig mensen die het einde van de DDR verwachtten. Op 6 juli verklaarde Gorbatsjov in de Raad van Europa dat elk volk zijn maatschappelijk systeem mocht kiezen (p. 453). Op 7 oktober was hij aanwezig bij de 40ste (en laatste) verjaardag van de DDR. Hij zei tegen Honecker: “Wie te laat komt, wordt gestraft voor het leven.” (p. 454). In steeds meer steden vonden demonstraties plaats en in september-oktober weken 50.000 Oost-Duitsers uit naar het Westen. Op 17 oktober werd de 77-jarige Honecker vervangen door de 52-jarige Egon Krenz. Hij wou veranderen, maar het was te laat.

Op 9 november werd de Muur geopend en op 20 november waren er al 10 miljoen Oost-Duitsers gaan kijken in het Westen (p. 459-461). Alles veranderde nu snel. Op één maand verloor de SED 900.000 van zijn 2 miljoen leden (p. 466). In maart 1990 vonden de eerste vrije verkiezingen plaats. Alle partijen waren voor hereniging. Op 1 juli 1990 volgde de monetaire unie, op 3 oktober de hereniging. Duitsland werd opnieuw één land, 119 jaar na de eerste eenmaking (1871). Zo stond het trouwens in artikel 1 van de grondwet van de DDR uit 1949.
De privatiseringen zorgden helaas voor veel werkloosheid en er bleven breuklijnen bestaan in stemgedrag, alcoholgebruik en economische ongelijkheid. In 2005 was nog 20% van de Oost-Duitsers werkloos. In 1989 hadden alle vrouwen in de DDR een baan, maar zelden aan de top en nooit in het politbureau. In de BRD werkte slechts de helft. In 1991-1992 verdween een groot deel van de gratis kinderopvang en gingen er minder vrouwen werken.

Bij de verkiezingen van 2021 stemde 25% niet, 16% koos voor de uiterst rechtse AfD en 7% voor Die Linke: de helft geloofde dus niet meer in de traditionele partijen. De nostalgie naar een aantal Oost-Duitse producten zoals Trabant, Vita Cola en films bleef groot. Tot verbazing van de West-Duitsers, die moesten leren dat de DDR een onderdeel is van de Duitse geschiedenis (p. 472-480).

Beoordeling
De schrijfster heeft zeer uiteenlopende bronnen geraadpleegd en is zeer goed op de hoogte van de geschiedenis van haar geboorteland. Ze schenkt ook veel aandacht aan de vrijetijdsbesteding: cultuur, festivals, popgroepen, films, de aankoop van dure jeans en dure koffie. Ze staat welwillend tegenover haar land en benadrukt vooral de positieve aspecten: arbeiderskinderen kregen méér kansen om te studeren en vrouwen om te werken dan in de BRD. En hun Angela Merkel werd een belangrijke kanselier van het herenigde Duitsland.

Ze vermeldt wel de onderdrukking van kerken, kunstenaars, activisten en dissidenten zoals Wolf Biermann, maar ze zegt weinig over de concentratiekampen van de Stasi, die bijna even akelig waren als die van de nazi’s.

Soms zorgt ze voor onduidelijkheden: op p. 24 schrijft ze dat er 8.000 Duitse emigranten in de SU verbleven. Maar op p. 34 staat dat er 55.005 werden aangehouden. Vele Russische plaatsnamen ontbreken op de kaartjes vooraan. Het woord ‘Trabant’ is volgens haar van Slavische herkomst, maar het is Middelhoogduits voor ‘reisgezel’.

Ze vertelt niets over de instorting van het sportsysteem na 1990: sindsdien heeft het Oosten geen betere sporters meer dan het Westen. Ze toont wel aan dat de DDR meer was dan de Muur of dan het ‘Stasiland’ van Anna Funder uit 2002. Dat boek ontbreekt in de bibliografie, net zoals ‘The Berlin Wall’ (2006)/‘De Berlijnse Muur’ (2007) van Frederick Taylor.
Haar boek is zeer de moeite waard, zeker voor wie de DDR destijds vaak bezocht heeft.

© Jef Abbeel, juli 2023 www.jefabbeel.be