Oksana Zaboezjko. Mijn langste boektournee. Uit het Oekraïens vertaald en van een nawoord voorzien door Tobias Wals. Uitgeverij Cossee, Amsterdam / Pelckmans, Kalmthout, november 2022.
Paperback, 160 pagina’s, 20x12 cm, € 17,99; ISBN 978-94-645-2040-8.

Mijn langste boektournee

DOp 24 februari 2022 was deze schrijfster (°1960) voor enkele dagen in Warschau om haar nieuw boek voor te stellen. Haar langste boektournee (4 weken lang) door de VSA had in 2020 moeten plaatsvinden, maar werd afgelast door covid. In Polen stond ze voor een nieuwe verrassing: de Russen waren haar land binnengevallen. Die ‘enkele dagen’ werden er dus vele, met vele telefoontjes van Westerse journalisten over de oorlog.

Mijn langste boektournee

Jef Abbeel

Ze ergert zich aan de Amerikaanse politicoloog John Mearsheimer. Na de ontdekking van het bloedbad in Boetsja durfde die in ‘The Economist’ te beweren dat het Westen de voornaamste verantwoordelijke is voor de Oekraïense crisis. En niet Poetin, die beweert dat Oekraïne niet mag bestaan en die een ‘definitieve oplossing voor het Oekraïense vraagstuk’ nastreeft, een doel dat doet denken aan Hitler (p. 24-30). Poetin zegt dat Russen en Oekraïners één volk zijn, maar daarmee bedoelt hij dat één van beide moet verdwijnen, aldus de schrijfster (p. 31).
Ze ergert zich ook aan de Britse pers, die in 2014 Igor Girkin en Aleksandr Borodaj ‘Oekraïense opstandelingen’ bleef noemen om de indruk te geven dat er een burgeroorlog was uitgebroken van mijnwerkers en tractorbestuurders tegen de regering in Kiev. In feite waren het officieren van de Russische geheime dienst, die in de Donbas een gewapend conflict moesten uitlokken (p. 32-33).

In 2022-2023 zit er, net als bij Stalin, een systeem van ‘elitocide’ in: leraren, priesters en andere hoogopgeleiden riskeerden al in 2014 ontvoerd en geliquideerd te worden, en nu nog meer (p. 37-41).
Ze legt ook uit wat de KGB bedoelde met ideologische ondermijning en hoe de FSB dat nu doet: demoraliseren, destabiliseren, crisis en chaos veroorzaken en dan een ‘normalisering’ doorvoeren zoals in Tsjecho-Slowakije in 1968. Volgens Zaboezjka is Oekraïne al decennia het slachtoffer van die ondermijning.

Ze overloopt in vogelvlucht de recente geschiedenis van Oekraïne vanaf 1990, de ‘Revolutie op het Graniet’, zo genoemd naar de granieten tegels van Maidan, via de Oranjerevolutie van 2004, toen het Westen eindelijk merkte dat Oekraïne toch niet gelijk is aan Rusland en de Maidanrevolte van 2013-2014. In 2014 waarschuwde Zaboezjko de Westerse journalisten al dat er een oorlog was uitgebroken: de Russen waren al in Kyiv, zowel militairen als para-militairen, verkleed in Oekraïense politie-uniformen. Zij wilden Oekraïne omtoveren tot een tweede Belarus en hadden de eerste van de 100 doden op Maidan op hun geweten (p. 50-60). Sikorski, toen minister van Buitenlandse Zaken van Polen, had toen verteld dat Poetin in februari 2014 aan de leiders van Polen, Roemenië en Hongarije aanbood om Oekraïne in vier te delen. Nadien had hij zijn woorden wel teruggenomen.

Ze zegt ook dat in 2008-2009 ruim 90% van de boeken in de winkels Russische import was en dat de Russen zo hun ‘her-kolonisatie’ stap voor stap forceerden. In de muziek, entertainment en tv waren ze even sterk aanwezig.

Ze stelt ook dat het Westen in 1989-1991 de Koude Oorlog niet won, maar slechts pauzeerde: volgens haar ontwapende enkel het Westen. In Rusland bleef de geheime politie overeind en dat was zo al sinds Ivan de Verschrikkelijke (p. 73-75). De Oekraïense onafhankelijkheid overviel de Westerse politici. Kort voordien hadden Bush en Thatcher er nog voor gepleit dat Oekraïne aan de leiband van de Russische democratie moest blijven. Maar die democratie stierf al in 1993, toen de FSB het parlement bestormde (p. 79-81).

Zaboezjko ontkent dat er een tegenstelling is tussen Oost- en West-Oekraïners: volgens haar is die mythe bedacht door de Russische propaganda. Er is wel iets van waar: het oosten en het zuiden stemden voor Russisch-gezinde kandidaten en ze hoorden/horen bij de Kerk van Moskou. Het is ook zo dat Oekraïne tussen 1764 en 1919 verdeeld was onder twee keizerrijken, het Russische en het Oostenrijks-Hongaarse. Daardoor vochten in WO I Oekraïners tegen Oekraïners. Op 22 januari 1919 (en in 1939/1945) werden de verdeelde gebieden herenigd in de Oekraïense Volksrepubliek. Dat wordt nog ieder jaar gevierd op de ‘Dag van de Eenheid’. Op 22 januari 1990 vormden de inwoners zelfs een menselijke keten van 600 km tussen Kyiv en Lviv (p. 90-92). Toch bleef het Westen geloven in twee Oekraïnes en volgens Zaboezjko kreeg Poetin in 2008 op de top in Boekarest Oekraïne en Georgië aangeboden als Russische belangen, iets wat ik betwijfel.

Al vanaf 2008 begon Poetin aan de destabilisatie van Oekraïne en werden de mannelijke Oekraïners voorgesteld als nazi-collaborateurs en de vrouwelijke Oekraïners als hoeren (p. 98).
De auteur beweert dat de Russen Charkiv bestoken uit wraak omdat de stad in 2014 weigerde zich over te geven. En dat de Westerse elites door de Russische propaganda blind zijn gemaakt voor de opkomst van een nieuw fascisme (p. 101-113). Oekraïne levert graan aan 400 miljoen mensen, maar de Russen hebben er grote hoeveelheden van gestolen. In de Sovjettijd leverde deze zwarte aarde slechts 15 procent op van nu. Zoals Astolphe de Custine in 1839 noemt ze Rusland de ‘gevangenis der volkeren’. En ze beweert: “Oekraïne heeft een geschiedenis, Rusland niet.” (p. 118). Niet elke lezer zal dit zomaar accepteren. Ze citeert Lenin: “Zonder Oekraïne heeft Rusland geen been om op te staan.” (p. 121). Ze zegt ook: “Toen de eerste universiteit van Rusland in 1755 opende, waren de docenten en de studenten bijna allemaal Oekraïners.” (p. 127). De hervormingen van Peter de Grote waren het werk van de Oekraïner Feofan Prokopovitsj en het buitenlands beleid van Catharina II was het werk van Oleksandr Bezborodko, de zoon van de laatste secretaris-generaal van het Hetmanaat (p. 128). Potjomkin, de briljante veroveraar en stedenstichter van het zuiden en van de Krim, vernoemt ze hier niet.

In 1933 veroorzaakte Stalin ‘met een leger van 30.000 Russische proletariërs’ niet enkel de Holodomor en de uitroeiing van de vrije boerenstand (de zogenaamde ‘dekoelakisering), maar ook een ‘elitocide’: de Oekraïense elite werd uitgeroeid, iets wat Poetin nu ook probeert.
De schrijfster besluit dat haar essay een monoloog is, een boodschap aan het Westen, dat Poetin nu doet wat Hitler in 1939 deed. Tegelijk is het haar manier van vechten tegen Poetin.
De vertaler bevestigt dat de Westerse lezers te lang naar Oekraïne gekeken hebben vanuit een Russisch standpunt, ook na de anti-Russische revoltes van 2004 en 2014 en dat het de Russische agressie 8 jaar lang kon afdoen als een Oekraïens probleem. Hij beschouwt de schrijfster als een ziener, die haar voorspellingen ziet uitkomen, die het begin van de aanval al in de jaren 90 situeert en vindt dat Rusland al 300 jaar een rovend boevenimperium is (p. 151-152).

Beoordeling
Zaboezjko kan heel vlot en vooral zeer heftig en verontwaardigd vertellen. Soms is ze geëngageerd en krijg je het gevoel dat haar essay een patriottisch pamflet is. De schrijfster is wel zeer belezen. Ze kent de geschiedenis en de volksaard van de Oekraïners en de Russen. Maar beweren dat Rusland geen geschiedenis heeft, is weinig rationeel. Een chronologische volgorde ontbreekt helaas. De zinnen zijn heel lang, vaak te lang. En van de lezer wordt verwacht dat hij of zij het Maagdenburgse recht kent en weet wie Nikolaj Moeravjov en Oleksandr Toertsjynov was/is.

De uitspraak van Sikorski had ze beter weggelaten: de Poolse, Hongaarse en Roemeense leiders weten zelf wel dat grenswijzigingen binnen de EU niet toegelaten worden en dat Poetin daarover niet zou onderhandelen: hij lost alles liever zelf op.

Vertaler Tobias Wals verdient een pluim voor zijn zeer nuttige voetnoten en voor de epiloog, waarin hij het betoog van Zaboezjko toch een beetje nuanceert. Twee details: de verovering van Siberië duurde 4 eeuwen, niet één eeuw (p. 152). De laatste Kozakken-hoofdstad Batoeryn werd door de Russen verwoest in “1765” (p. 128) en in “1783” (p. 153). Maar volgens ‘The Dent Atlas of Russian History’, p. 37, werd ze al in 1708/1709 verwoest door Peter de Grote na de slag bij Poltava, net zoals hun andere stad Setsj.
Een landkaart ontbreekt: niet elke lezer weet waar Batoeryn, Boryspil, Krasnogruda en de Suwalki-corridor liggen. Zelfs in ‘The Dent Atlas’ staat enkel Batoeryn. Maar de lezer zal niet in slaap vallen en geboeid blijven lezen.

© Jef Abbeel, Turnhout, januari-februari 2023 www.jefabbeel.be