Kees van der Pijl. De tragedie van Oekraïne. Europa als
opmarsgebied voor de oorlog tegen Rusland.
Uitgeverij De Blauwe Tijger, Groningen, 2023. Paperback, 287
pagina’s, 24 x 16 cm, foto, kaartjes, afkortingen, noten. ISBN
978-94-932-6221-8; € 24,95.
De tragedie van Oekraïne. Europa als opmarsgebied voor de oorlog
tegen Rusland
De auteur biedt een alternatieve visie op de oorlog van Rusland
tegen Oekraïne. Hij begint met de ‘Eerste Koude Oorlog’, die hij
laat duren van 1944/45 tot begin jaren 70. De tweede begon
volgens hem in 1979/80 met Thatcher en Reagan. En de derde, de
‘huidige campagne tegen Poetin’, is volgens hem gericht op de
volledige overgave van Rusland en een prowesterse
regimewijziging in Moskou. Daar zullen de Russen zelf wel over
beslissen. De ‘NAVO-oorlog in Oekraïne’ is de voortzetting van
die derde Koude Oorlog, aldus Van der Pijl (p. 17-18). Hij
vergeet wel dat Rusland in 2014 en 2022 in Oekraïne is
binnengevallen en niet de NAVO.
Inhoud
De tragedie van Oekraïne. Europa als opmarsgebied voor de oorlog
tegen Rusland
Jef Abbeel
De
shocktherapie of snelle privatisering onder Jeltsin en de
armoede waarin vele Russen terechtkwamen, wijt de auteur aan het
Westen en niet aan Jeltsin (p. 18-19).
In 1994 droeg Oekraïne zijn kernwapens over aan Rusland, in ruil
voor garanties. De schrijver zegt er niet bij dat Poetin deze
belofte in 2014 en 2022 zwaar geschonden heeft. In 2005 werd
Chodorkovski gearresteerd ‘voor fraude’. Van der Pijl verzwijgt
dat het was wegens zijn oppositie tegen Poetin. Miljarden
vergaren mocht en mag, Poetin geeft het voorbeeld, mits men niet
in verzet komt tegen de president.
In hoofdstuk 2 lezen we dat Oekraïne een gespleten land was met
meer dan 100 kleine nationaliteiten (p. 43 e.v.). Helaas noemt
hij die 100 niet. In 1991 was 72% Oekraïens, 22% Russisch. Die
100 nationaliteiten maken dus 6% uit. In 2001 was het aantal
Russen met 5% gedaald. De grondwet van 1996 bepaalde dat het
Oekraïens de enige nationale taal zou zijn en het Russisch een
minderheidstaal. Ik ga ervan uit dat het Russisch pas in 2014
gedegradeerd werd van nationale naar regionale taal.
De privatisering van de economie draaide zoals in Rusland uit op
de vorming van een oligarchie van miljardairs, die de rijkdom
onder elkaar verdeelden en op buitenlandse banken plaatsten,
o.a. in Cyprus en Nederland (p. 51-58).
Net zoals de Oranjerevolutie van 2004, was de Maidan-opstand van
2014 volgens de auteur vooral een protest tegen de oligarchie en
de corruptie. De persoonlijke verrijking van Janoekovistsj
leidde snel tot de daling van zijn populariteit. Van der Pijl
noemt Maidan herhaaldelijk een ‘gewapende staatsgreep van
ultranationalisten en echte fascisten’ (p. 75, 86-90 e.v.). Er
vielen alleszins minstens 84 doden, 54 demonstranten en 30
politieagenten.
Op 21 februari 2014 vluchtte Janoekovitsj uit Kiev via de Krim
naar Rostov, waar hij opriep om in te grijpen, hem weer op de
troon te zetten en deze ongrondwettelijke staatsgreep ongedaan
te maken.
Op 22 februari zette het parlement hem af, maar zonder de
vereiste drievierde meerderheid.
De EU en de VS erkenden de nieuwe regering Jatsenjoek meteen
alsof ze regulier was. Er zaten maar twee ministers in uit het
Russisch-gezinde zuiden en oosten (p. 96). Volgens de auteur
erkende het parlement op 23 februari het Oekraïens als enige
taal, zowel federaal als regionaal (p. 97), wat ik betwijfel.
Hij legt op zijn manier uit waarom Poetin de Krim bezette en
annexeerde (p. 99-101). Hij beweert dat Moskou op de Krim de
taalrechten van de Tataren herstelde: dat klopt niet, ze moeten
Russisch spreken. De beperkte westerse sancties hadden geen
succes.
Van der Pijl zegt dat op 7 maart 2014 de Oekraïense goudvoorraad
ter waarde van 1,8 miljard$ naar de VS werd afgevoerd, uit angst
voor een Russische invasie (p. 106). Als dat klopt, is
Janoekovitsj er niet mee weg.
Dan volgt de burgeroorlog (2014-2022), die de auteur volledig op
rekening van het ‘staatsgreep-regime van ultranationalisten en
fascisten’ schrijft (p. 109-110). Die wilden de Donbas
heroveren, goed voor 16% van het BBP en 27% van de industriële
productie (p. 110). Kiev heeft alleszins niet genoeg moeite
gedaan om deze burgeroorlog te vermijden of in te korten. In
Odessa vielen ook 48 doden bij de onderdrukking van de opstand.
Het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014 door een Russische
Boek-raket wordt door de auteur vakkundig, maar tegen alle
bewijzen in, op rekening van Kiev geschoven: het zou met een
gevechtsvliegtuig de dader zijn. Op de radarbeelden zijn geen
straaljagers te zien.
Hij beweert zelfs dat Australië en Nederland overwogen om
militair tussenbeide te komen in Oost-Oekraïne (p. 130-141).
Hij weidt dan uit over hybride oorlogsvoering, uit kritiek op
het Joegoslavië-, Rwanda- en Lockerbie-tribunaal en op het
MH17-proces, waarbij hij herhaalt dat een Oekraïense
vliegtuigraket de oorzaak was (p. 163-173). Hij beweert dat
Oekraïne sinds 2014 is omgebouwd tot een NAVO-frontstaat om de
confrontatie met Rusland aan te gaan en om Rusland te isoleren,
ook economisch. En hij beweert dat het Westen nooit de intentie
had om de Minsk-akkoorden na te leven (p. 175-178). Hij geeft
wel toe dat Russische troepen in augustus 2014 met 4.000 man
intervenieerden om te verhinderen dat Donetsk opnieuw in handen
van Kiev zou vallen. Poetin ontkende altijd dat er Russen ter
plaatse waren. De niet al te fraaie website Mirotvorets, waar
Gerhard Schröder op vermeld stond, noemt hij een dodenlijst. Na
Zelenski’s overwinning in 2019, werden vijf tv-zenders gesloten
wegens ‘Russische propaganda’ (p. 199).
De Russische invasie dan. Die wordt compleet goedgekeurd en de
vreselijke oorlogsmisdaden in Boetsja worden gewoon in de nek
van de Oekraïners geschoven (p. 213-214)! Als lezer moet je dan
kalm blijven en nog 50 pagina’s volhouden.
De auteur heeft wel gelijk als hij zegt dat het Westen geen
draaiende oorlogsindustrie heeft en eerder zijn munitievoorraden
zal uitputten. Hij beweert ook stellig dat Rusland zal winnen:
dat kan wel kloppen. Na de (naar mijn gevoel domme ) aanval op
de Kertsj-brug (8 oktober 2022), vernietigde Rusland een groot
deel van de Oekraïense infrastructuur (p. 220-224).
De auteur ontleedt ook de aanslagen op Nord Stream2 en verwijst
naar Amerikaanse duikers als daders (p. 230).
Hij eindigt met te zeggen dat Rusland ook nog Charkov en Odessa
zal moeten annexeren “om recht te doen aan de aspiratie van de
bevolkingen in die provincies en om daar een democratie mogelijk
te maken.” Zeker Odessa is te Europees ingesteld om naar een
‘Russische democratie’ te verlangen.
Beoordeling
Dit boek geeft een totaal andere kijk op de oorlog in Oekraïne
dan wat we gewoon zijn. De lezer zal dus tijdens de lezing ervan
wakker blijven. De auteur is zeer belezen, zoals ook blijkt uit
de duizend voetnoten, maar hij geeft zijn eigen interpretatie
aan vele feiten. En hij heeft enkel anti-Amerikaanse bronnen
gekozen.
Hij veroordeelt nergens de oorlog van Poetin, de ergste sinds
1945, met ruim 100.000 doden aan beide kanten. Evenmin zegt hij
iets over de al minstens 103.000 geregistreerde oorlogsmisdaden,
de tienduizenden kinderen die door de Russen ontvoerd zijn en de
complete verwoesting van Marioepol. De president en de premier
noemt hij systematisch ‘fascisten’, hoewel ze allebei joden
zijn.
De Holodomor noemt hij een ‘ultranationalistische interpretatie
van de geschiedenis’ (p. 33), hoewel iedere historicus aanneemt
dat Stalin toen bewust ruim 4 miljoen doden veroorzaakte. Hij
vermeldt ook niet de executies en deportaties door Chroesjtsjov
tijdens de terreur (1936-1938). Hij vernoemt terecht alle
Amerikaanse blunders sinds 1945, maar spreekt niet over de
onderdrukking van Oost-Europa door de Sovjet-Unie tussen 1945 en
1989. De verkiezingen van 2010 noemt hij de laatste vrije in
heel Oekraïne (p. 46), alsof Zelenski in 2019 met zijn 73% niet
vrij verkozen werd. Hij beweert dat verschillende Oekraïense
mensensmokkelaars werden vrijgelaten uit Nederlandse
gevangenissen als ze meevochten tegen de Russen, alsof de
Nederlandse justitie zo werkt, maar hij noemt er geen enkele met
naam (p. 69). Prigozjin (gedood op 23 augustus 2023) is hier nog
springlevend (p. 235-236) en de Russen buiten Rusland noemt hij
‘Het Nabije Buitenland’ (p. 238) i.p.v. de ‘Roesskii Mir’/de
Russische Wereld. Op enkele plaatsen staan zetfoutjes (p. 13,
26, 99) en soms staat er een afwijkende spelling (p. 78, 79).
Achteraan staat wél een nuttige lijst met afkortingen (p.
242-246).
©Jef Abbeel, april 2024
www.jefabbeel.be