Joachim Yeshaya (2023). Joden en moslims aan zet. Joods-islamitische ontmoetingen vroeger en nu. Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, 2023. Paperback, 158 pagina’s, 53 pagina’s bronteksten via QR-code
Foto’s, bibliografie. ISBN 978-94-633-7416-3; € 27.

Joden en moslims aan zet. Joods-islamitische ontmoetingen vroeger en nu

De auteur is docent aan de KU Leuven en de UA. Zijn boek bestaat uit twee delen. Deel 1: de geschiedenis van joden en islamieten tot 1948 en in het kort tot 2005/2021. Deel 2: thema’s zoals de verhouding tussen Tora en Koran, het belang van Jeruzalem, wederzijdse beïnvloeding, de praktijk van het religieuze leven, de rol van de vrouw en van de LGBTQIA. Yeshaya wil vooral de negatieve beeldvorming doorbreken, die door de recente oorlog van 7 oktober 2023 weer sterk toegenomen is.

Joden en moslims aan zet. Joods-islamitische ontmoetingen vroeger en nu

Jef Abbeel


Joden en Arabieren verwijzen allebei naar Abraham, Isaak en Ismaël als gemeenschappelijke voorvaders. Maar de geschiedenis van de islam en van de joods-islamitische relaties begon in 622 met de vlucht van Mohammed uit Mekka naar Medina, 350 km noordwaarts. Daarmee startte ook de islamitische jaartelling, de islamitische kalender en de gewelddadige confrontatie tussen islamieten en joden in Medina. Er leefden toen ook joodse stammen in wat nu Jemen en Saoedi-Arabië zijn. Twee joodse stammen werden verdreven en al hun bezittingen werden aangeslagen. Van een derde joodse stam werden de mannen onthoofd: die traditie dateert dus al van 627 (p. 26).

Vanaf 629 ontstond het dhimmi-statuut: de joden van Khaybar werden niet uitgeroeid, maar moesten de helft van hun landbouwopbrengsten afgeven aan de moslims. Dat statuut werd uitgebreid naar heel de islamitische wereld. De Spaanse joden hadden de veroveraars verwelkomd als bevrijders van de onderdrukking en van de gedwongen bekeringen tijdens de christelijke Visigoten (p. 28). De Frankische hofmeier Karel Martel zorgde er in 732-733 met de Slag bij Poitiers voor dat niet heel West-Europa geïslamiseerd werd.

In de islamitische gebieden werden christenen en joden overal dhimmis, een eufemisme voor ‘beschermde mensen’. Zij moesten veel meer landbelasting (kharadj) en hoofdbelasting (djizya) betalen dan zij die zich bekerden tot de islam (p. 28-29). Hun vele verplichtingen en verboden werden opgesomd in ‘Het Pact van Umar’ (717-720). In de 9-10de eeuw verstrengden de eisen met stigmatiserende kledingvoorschriften, de sloop van kerken en synagogen die na de komst van de islam gebouwd waren, confiscatie van de vrijgekomen bouwgrond, soms ook verbod om in overheidsdienst te werken of te studeren aan islamitische scholen, vernietiging van de Heilig Grafkerk in Jeruzalem, vervolgingen. Kortom: van die ‘bescherming’ bleef weinig over. Als de moslims in West-Europa zo behandeld zouden worden, zouden er revoluties uitbreken.
De betaling van de extra belastingen ging soms gepaard met vernederingen, zoals een slag op de nek! Bijgevolg bekeerden vele christenen en joden zich tot de islam. In de 13-19de eeuw verslechterde de positie van de joden nog verder: ze werden uitgesloten en vervolgd.

Het Ottomaanse rijk schafte het dhimmi-statuut pas af in de ‘moderne tijd’ (p. 34), een vage aanduiding voor 1908. Het bestond dus bijna 13 eeuwen! IS voerde dit weer in tijdens het kalifaat. En de Britse auteur (van Egyptisch-joodse afkomst) Gisèle Littman met pseudoniem Bat Ye’or voorspelt een islamstaat in Europa: Eurabië, met dank aan Europese politici en linkse ‘Gutmenschen’ die plat op de buik gaan voor de moslims (p. 34).

In de middeleeuwen werd Bagdad een belangrijk joods centrum. De joden woonden er sinds de Babylonische ballingschap van 586 v.C. Tegelijk was Bagdad het centrum van de Arabisch-islamitische wereld. Rond 900 woonden er 500.000 mensen, van wie 10 à 15% joden (p. 36-37).

De auteur besteedt ook een te moeilijk hoofdstuk aan het Karaïsme, een joodse stroming gebaseerd op de Bijbel, ontstaan in de 8ste of 9de eeuw in Bagdad. Het was een mengeling van joodse en islamitische kenmerken, de aanhangers wilden de diaspora verlaten en terug naar Jeruzalem trekken. Na de verwoestingen tijdens de Eerste Kruistocht (1099) verhuisden ze van Jeruzalem naar Caïro en Alexandrië (p. 45), later in de ‘vroegmoderne tijd’ (weer een vage aanduiding) naar Oekraïne, Polen en Litouwen. Vandaag wonen de meeste Karaïeten in Israël. Wereldwijd zijn ze maximaal met 50.000 (p. 46).

Hoofdstuk 3 gaat over de bloei van de joodse cultuur in Spanje, Al-Andalus, in de 10-12de eeuw. De situatie van de joden was er verre van ideaal, er waren ook periodes van vervolgingen, o.a. in 1013 en 1066, maar het was er beter dan in christelijk Europa (p. 47-55).

De pogroms in Spanje vanaf 1391 en de verbanning van de joden in 1492 zorgden voor een tragisch einde van de joodse aanwezigheid daar. Ze vluchtten naar het Ottomaanse rijk (Constantinopel/Istanboel), Noord-Afrika, Frankrijk, Italië, de Nederlanden (Amsterdam).

Naast Spanje was er ook een bloeiende joodse cultuur in Egypte in de 11-12de eeuw. De bekendste figuur was Maimonides (1138-1204). Hij werd geboren in Cordoba, maar verbleef ook in Marokko, Palestina en vooral Egypte. Daar was hij lijfarts van heerser Saladin, filosoof en joodse wetgever (‘Dertien Geloofsregels’, p. 67).

De Mamluken (1250-1517) maakten een einde aan de goede verstandhouding: zij verplichtten de joodse dhimmis om gele kledij te dragen. Islamitische theologen werkten mee aan deze stigmatisering. In Marokko gebruikten de Mamluken ook geweld tegen de joden. Daar moesten ze zwarte kledij dragen, samenhokken in getto’s en blootvoets lopen.

Vanaf 1517 namen de Ottomanen de macht in de Levant en Egypte over van de Mamluken. Nadien breidden ze hun macht uit naar Irak, Saoedi-Arabië en Noord-Afrika.

In de 16de eeuw bekleedden joden hoge posities in het Ottomaanse bestuur. Vanaf de 17de eeuw verminderde hun invloed. Na WO I viel het Ottomaanse rijk uiteen ten gunste van Frankrijk en Engeland. In 1947-1948 ontstond de staat Israël, in 1948-1952 werden de joden verdreven uit de Arabische landen. Uit Irak kwamen er 120.000, uit Jemen 50.000. Daarvoor waren er 750.000 Palestijnen verdreven door de Israëli’s na de oorlog van vijf Arabische landen tegen Israël. De auteur besteedt weinig aandacht aan de minstens vijf grote oorlogen die de Arabieren voerden tegen de joden tussen 1948 en 2023.
Hij vertelt wel hoe de Koran stond tegenover de joden, een hoofdstuk voor godsdienstwetenschappers. Dit geldt ook voor de ‘Theologische vraagstukken’, hoewel hier ook enkele concrete zaken uit het dagelijks leven in staan.

Concreter is dan weer het artikel over de gedeelde heilige plaatsen. Jeruzalem, ‘de Heilige’ in het Arabisch en ‘stad van de vrede ‘ in het Hebreeuws, is één van de meest omstreden steden ter wereld.
Tussen 1000 en 2000 had deze stad negen verschillende heersers. De Tempelberg wordt door joden en moslims beschouwd als de heiligste plaats. In 2000 veroorzaakte Sharon de tweede intifada, ook al-Aqsa-intifada genoemd, door zijn wandeling op de Tempelberg. Hebron is een andere betwiste plaats omwille van de graftombes van o.a. Adam en Eva, Abraham en Sara, Isaak en Rebekka, Jakob en Lea, Ruth en Isaï (overgrootmoeder en vader van David). Er zijn ook nog heilige plaatsen in Dzjerba (Tunesië), Dammüh (Egypte), Petra (Jordanië), Damascus, Bagdad, Mosoel (Irak), Soesa en Hamaden (Iran).

Hoofdstuk 10 gaat over de wederzijdse beïnvloeding van jodendom en islam. Grote delen van de Koran zijn gebaseerd op rabbijns-joodse teksten (p. 118-119). Ethische kwesties zoals abortus, euthanasie etc. veroorzaken juridische discussies bij beide godsdiensten. Zij hebben geen centraal gezag zoals de RK-kerk. En ook geen godenbeelden. Er is wederzijdse beïnvloeding in de muziek, in de keukentradities, de spijswetten, de naamgeving, de religieuze praktijk. Joden en moslims zijn allebei tegen het verbod op niet-verdoofd slachten, beiden respecteren de vasten, de gebedsdiensten en (helaas ook) de jongensbesnijdenis. De nog ergere meisjesbesnijdenis of genitale verminking komt nog voor in Egypte, Soedan, Somalië, de Sahel-landen en bij Afrikaanse migranten in de Benelux (p. 135).

De positie van de vrouw is er anders dan bij ons. Meisjes moeten theoretisch maagd zijn tot de huwelijksnacht, aan de haard blijven en kroostrijke gezinnen voortbrengen en opvoeden. Islamitische mannen mogen zeker in de Sahel-landen meerdere vrouwen hebben. Islamitische meisjes mogen niet trouwen met niet-moslims. Gearrangeerde huwelijken komen nog vaak voor, zowel bij joden als Arabieren. Islamitische en joodse vrouwen kunnen enkel scheiden als de man toestemt. En islamitische vrouwen moeten een hoofddoek dragen. Joden en moslims zien LGBTQIA als ziektes die genezen kunnen worden en die vooral voorkomen bij niet-joden en niet-moslims (p. 137-142).
De auteur concludeert: joden en moslims hebben een gedeeld verleden en veel dezelfde tradities en wetten. Helaas is er gebrek aan wederzijdse kennis en vertrouwen, er zijn onverwerkte trauma’s, er is antisemitisme en islamofobie, geweld en terreur.

Het boek eindigt met een mooi citaat van de Egyptische Nobelprijswinnaar Nagieb Mahfoez (1911-2006): “Onze beide volkeren kenden vele jaren een buitengewoon partnerschap, met af en toe periodes van ruzie en conflicten. Helaas hebben we die conflicten honderdmaal meer gedocumenteerd dan de periodes van vriendschap.” (p. 147). Sinds 1948 lijkt het inderdaad zo dat er enkel maar oorlogen waren.

Beoordeling
Dit boek munt uit door zijn kwaliteit, niet door zijn kwantiteit. De auteur heeft twee doelen: een objectieve geschiedenis schrijven en relaties tussen joden en moslims verbeteren. Hij slaagt erin belangrijke aspecten van de gemeenschappelijke geschiedenis en tradities zo duidelijk en objectief weer te geven dat iedereen die erover spreekt dit zou moeten lezen. Hij ziet meer overeenkomsten tussen jodendom en islam dan tussen joden en christenen. De hoogtepunten van de Joodse cultuur in het verleden, zeker in Cordoba, waren te danken aan de wisselwerking met de moslims. Hij toont aan dat de huidige vijandschap tussen joden en moslims niet aangeboren is en niet definitief hoeft te zijn. Hij slaagt erin om een eenzijdig negatief beeld te doorbreken en te nuanceren, wat niet eenvoudig is na zoveel Arabisch-Israëlische oorlogen. Hij is ook perfect op de hoogte van alle facetten van de drie godsdiensten.

Hij is wel mild voor de islam, die de joden toch dertien eeuwen onderdrukte met het vernederende dhimmi-systeem. En het vreselijk optreden van IS in Syrië en in grote delen van Afrika en Europa komt weinig aan bod.

Een kaart met de vele plaatsnamen ontbreekt: niet iedereen weet Khaybar, Kairouan, Fez en Safed liggen. De verschillen tussen soennieten en sjiieten, gesplitst in 632, komen nauwelijks aan bod: hij spreekt enkel over hun verschillende Messias-verwachting (p. 108).

Een aantal hoofdstukken zijn te ingewikkeld voor een breed publiek. De eindeloos vele begrippen uit de islam en het jodendom worden één keer uitgelegd, maar niet herhaald in een alfabetische woordenlijst. Een index ontbreekt eveneens.

In de bibliografie mis ik wel een aantal zeer toegankelijke en degelijke boeken, zoals: Justin Marozzi: De Arabische veroveringen; Rashid Khalidi: De honderdjarige oorlog tegen Palestina; Jan-Auwke Diepenhorst: Rivalen in het Beloofde Land en Derk Walters: Israël-Palestina.

In de titel staat: ontmoetingen vroeger en nu, maar ze hebben vooral in het verleden plaatsgevonden. De oorlogen van 1948 tot 2025 komen weinig aan bod.
Aanbevolen voor al wie interesse heeft voor het Midden-Oosten en voor joden en islamieten.


©Jef Abbeel, Turnhout, januari 2025  www.jefabbeel.be