Jan-Auwke Diepenhorst (2023). Rivalen in het Beloofde
Land. Een geschiedenis van Joden en Palestijnen. Uitgeverij
Omniboek, Utrecht/VBK, Antwerpen, november 2023. 528 p., foto’s,
kaarten, chronologie, noten, bibliografie. ISBN
978-94-019-1922-7; € 34,99. Ook verkrijgbaar als Ebook voor 15
euro.
Rivalen in het Beloofde Land. Een geschiedenis van Joden en
Palestijnen
Dit boek verschijnt op het moment dat de 10de oorlog tussen Israël en de Palestijnen volop woedt, maar het eindigt al veel eerder, nl. in 2004, met een samenvatting tot voorjaar 2023. En het begint ook niet bij Abraham, die volgens de Bijbel de stamvader zou zijn van beide volkeren. Maar de Bijbel is geen geschiedenisboek.
.
Inhoud
Rivalen in het Beloofde Land. Een geschiedenis van Joden en
Palestijnen
Jef Abbeel
Het
beschrijft de geschiedenis van beide volkeren aan de hand van
biografieën van personen die er een rol in speelden, zoals
Flavius Josephus en Arafat. De auteur begint met te vertellen
dat de heroïsche strijd bij Massada (70-73) wellicht nooit heeft
plaatsgevonden. Flavius Josephus (37-100) was de leider van de
Joodse opstand in 67 n.C. Als krijgsgevangene belandde hij in
Rome en kreeg daar als vrijgelatene de eervolle naam ‘Flavius’.
Hierbij komen ook de vroegere ballingschappen ter sprake: de
Assyrische in de 8ste eeuw v.C. en de Babylonische in de 6de e.
v.C.: zij vormden het begin van de diaspora.
De Romeinen veroverden Palestina in 63 v.C. De Joden kwamen
meermaals tegen hen in verzet: in 67-73 en 132-135. In 70
veroverde Titus Jeruzalem met Josephus als vertaler. 97.000
Joden werden slaaf gemaakt en de tempel werd verwoest door de
soldaten, mogelijk zonder toestemming van Titus. De auteur
vermeldt ook dat Paulus de Joden verweet de Messias te hebben
gedood en dat hij zo, samen met het Nieuwe Testament,
medestichter was van het christelijk antisemitisme.
De tweede Joodse opstand (132-135) was nog belangrijker dan de
eerste en had een nieuwe diaspora als gevolg.
Vanaf 638 werd Palestina veroverd door de islam. Joden en
christenen mochten geen kerken of synagogen meer bouwen, ze
moesten extra belastingen betalen etc. Maar ze moesten niet in
getto’s gaan wonen, behalve in Marokko.
Tijdens de Kruistochten (1100-1300) werden 25 à 30% van de Joden
in Europa omgebracht. Vanaf de 15de eeuw vluchtten ze van
Engeland, Frankrijk en Duitsland naar Oost-Europa (p. 46).
In 1700 waren er slechts 1 miljoen Joden, in 1900 ca. 10,6
miljoen, van wie 90% in Oost-Europa en ca. 25.000 in Palestina.
Rond het jaar 1000 telde Palestina 500.000 inwoners: 250.000
moslims, 200.000 christenen, 50.000 Joden. Maar in 1535 waren er
nog maar 156.000: 145.000 moslims, 6.000 christenen, 5.000
Joden. Droogte, hongersnood en pest hadden de bevolking
uitgedund (p. 51).
Vanaf 1878 trokken steeds meer Joden naar Palestina wegens de
pogroms in Rusland. Al in 1881 kwam het tot botsingen tussen
Joden en Palestijnen.
In 1896 publiceerde Herzl ‘Der Judenstaat’. Hij dacht daarbij
aan Palestina, Argentinië of Oeganda.
Palestina noemde hij ‘Een land zonder volk, voor een volk zonder
land’ (p. 63). Hij vergat dat er ca. 450.000 Palestijnen
woonden. En in 1897 zei hij op het zionistisch congres in Bazel:
‘In Bazel heb ik de Joodse staat opgericht’ (p. 65).
Hoofdstuk 2 gaat over Chaim Weizmann en zijn inspanningen voor
een Joodse staat in Palestina. In Engeland produceerde hij
aceton om explosieven te maken voor WO I. In 1916 spraken Sykes
en Picot af hoe ze de Turkse gebieden na de oorlog zouden
verdelen onder Engeland en Frankrijk. De Britse onderhandelaar
Henry MacMahon beloofde de Arabieren dat Palestina na de oorlog
deel zou uitmaken van een nog te vormen Arabische staat. En in
1917 volgde dank zij Weizmann de Balfour-verklaring, die in
Versailles opgenomen werd in de definitieve tekst.
Na WO I waren er geregeld onlusten, zoals de Nederlandse Jood De
Haan constateerde in 1919-1922. Toen telde Palestina 94.752
Joden op 800.000 inwoners, dus 11%. In 1931 waren ze met 176.468
of 17%, in 1946 met 602.586 of 31%. De meesten kwamen uit Polen,
de SU en Duitsland (p. 104, p. 172, p. 178). In 1936-1938 kwamen
de Arabieren in opstand tegen de Joodse immigratie en tegen de
Britten. In 1937 verscheen het verdelingsplan van de
Peel-commissie: de Arabische staat kreeg 70% en moest verenigd
worden met Transjordanië. De Joodse staat kreeg 20%, maar wel
het vruchtbaarste deel en het moest het Arabisch deel financieel
steunen (p. 130).
In 1939 volgde het MacDonald-witboek: dat beperkte de Joodse
immigratie tot 75.000 voor vijf jaar (p. 181). De kernzin was
dat de Balfour-verklaring niet de bedoeling had een Joodse staat
te creëren tegen de wil van de Arabieren. Een flinke wending dus
van de Britten door de dreiging van Hitler-Duitsland.
Op 28 november 1941 werd moefti Amin al-Hoesseini ontvangen door
Hitler. Tot 1936 had hij wel goed samengewerkt met de Britten en
geweld tegengehouden. Zijn vlucht naar Italië en Duitsland was
een gevolg van moordaanslagen die tegen hem gepland waren. In
Neurenberg (november 1945) werd Amin niet berecht voor zijn
samenwerking met de nazi’s en ook niet op het proces Eichmann in
1961, hoewel hij met Himmler sprak over de uitroeiing van de
Joden (p. 147-148).
Hoofdstuk 7 gaat over Ben-Goerion en zijn rol als stichter van
de staat Israël. Hij botste geregeld met Weizmann. Ze vergeleken
de ander met Hitler en Mussolini. In juli 1942 vernam
Ben-Goerion in New York dat de Duitsers de Joden gingen
vernietigen in gaskamers in Polen. De New York Times bevestigde
het op 2 juli 1942. Roosevelt, Churchill en Stalin waren perfect
op de hoogte van de Holocaust.
In 1947 zag Engeland geen oplossing meer en deed het een beroep
op de VN. Deze kwamen in november 1947 met resolutie 181: een
verdelingsplan. 55% voor de Joden, hoewel ze maar 7% van de
grond in eigendom hadden; 43% voor de Palestijnen. 33 landen
stemden voor, 13 tegen, 10 onthielden zich (p. 203-205). In de
Arabische landen kwam er veel protest. Zo ook in Palestina, met
harde reacties van de Joodse paramilitaire organisaties Irgun,
Hagana e.a. Uit Haifa verdreven ze bijna 70.000 Arabieren en
Jaffa, de grootste Arabische stad, werd veroverd door de Hagana.
Tussen november 1947 en 14 mei 1948 waren al 350.000 Palestijnen
gevlucht (p. 211-216). Op 14 mei 1948 vertrokken de Engelsen en
riepen de Joden de staat Israël uit.
Op 15 mei 1948 vielen vijf Arabische landen Israël aan om
gebieden te heroveren die Israël al afgepakt had van de
Palestijnen: Syrië, Irak, Jordanië, Egypte en de Palestina.
Libanon haakte af. Israël vocht met 108.000 soldaten tegen
68.000 en het won zijn eerste oorlog (p. 218-221). 750.000
Palestijnen werden verjaagd en/of vluchtten. Israël bouwde 180
nederzettingen, vooral op de plaatsen van de vernielde Arabische
dorpen. Tussen mei 1948 en december 1951 arriveerden 700.000
Joodse immigranten. VN-bemiddelaar Bernadotte werd in 1949
vermoord door de Stern Gang. De moordenaars werden nooit
opgepakt.
In 1949 volgde een wapenstilstand, geen vrede: de Arabische
landen wilden grenscorrecties en de terugkeer van (een deel van
de ) Palestijnse vluchtelingen. Israël was nu 40% groter dan bij
de verdeling. De Arabieren vormden nu een minderheid, wat
Ben-Goerion gewenst had. Er waren wel 6.000 Israëli’s gesneuveld
of 1% van de bevolking en 12.000 gewond (p. 232). Duizenden
vluchtelingen probeerden terug te keren, maar Israël verhinderde
dat. 531 dorpen waren verwoest en op vele plaatsen waren met
harde hand ‘zuiveringen’ doorgevoerd. De meeste Joodse
immigranten waren arm en 100.000 leefden in tenten. Vanaf 1952
kreeg Israël wel herstelbetalingen van West-Duitsland (p. 251).
In 1956 wou Nasser de Aswandam bouwen met geld uit de VS en
Engeland. Toen hij niet genoeg kreeg, besloot hij het Suezkanaal
te nationaliseren. Israël, Engeland en Frankrijk vielen aan,
maar ze werden door de SU en de VS verplicht zich terug te
trekken uit Egypte. Israël kreeg wel vrije doorvaart via de Golf
van Eilat en de Straat van Tiran (p. 260).
Maar in mei 1967 blokkeerde Nasser ook die Straat, zodat er geen
Perzische olietankers naar Israël konden varen. Gevolg: op 5
juni viel Israël Egypte aan. Israëlische generaals waren uit op
oorlog om een Groot-Israël te vormen (p. 285). Egypte, Jordanië
en Syrië werden in zes dagen verslagen. De Sinaï, Gaza,
Jeruzalem, de Westbank en de Golan werden veroverd, er kwam een
militair bestuur en kolonisten vestigden zich op de Golan en op
de Westbank. 100.000 Palestijnen verlieten de Westbank. Voor de
Arabische landen was de nederlaag een grote vernedering. Deze
oorlog was een revolutie voor het Midden-Oosten. De VN lieten in
resolutie 242 bewust het lidwoord ‘de’ weg in de Engelse versie:
Israël moest dus niet alle bezette gebieden verlaten.
Palestijnse groepen reageerden meteen met aanslagen op
vliegtuigen in Athene, Zürich, Brussel, Jordanië en München.
Egypte vocht verder aan het Suezkanaal, maar Israël sloeg terug
en vernederde Egypte opnieuw. Met de SU werd overeengekomen dat
er meer Joden mochten emigreren: in 1970 waren dat er slechts
1.000, in 1975 al 200.000.
In 1972 leverde Magirus-Deutz 102 pompen aan Egypte, niet
beseffend dat deze bedoeld waren om het Suezkanaal over te
steken. In mei 1973 wisten de Amerikaanse inlichtingendiensten
al dat Egypte in oktober zou aanvallen. Maar de regering deed
hier niets mee. In september besloten Sadat en Assad tot een
beperkte oorlog op Jom Kipoer, 6 oktober. De Mossad informeerde
premier Meir, maar de militaire inlichtingendienst ontkende dat
en zette de afluisterapparatuur in Egypte uit! Op 4 oktober
evacueerde de SU de gezinsleden van zijn adviseurs uit Egypte en
Syrië. De Israëlische inlichtingendienst wist dit (p. 337). Op 6
oktober viel Syrië aan via de Golan en 8.000 Egyptische soldaten
staken in rubberbootjes het Suezkanaal over. Israël leed zware
verliezen. De VS kwamen ter hulp met een luchtbrug. De Europese
landen weigerden medewerking, uit angst voor Arabische
represailles. Nederland hielp Israël in het geheim en Portugal
hielp met een luchtbasis op de Azoren. In ruil mocht het zijn
gang gaan in zijn kolonies. In de Sinaï volgde een grote
tankslag, groter dan die bij El Alamein in 1942. Egypte verloor
er 250, Israël 20. Kissinger bemiddelde. Deze 16-daagse oorlog
eindigde met minder verliezen voor Israël dan voor Egypte. Maar
Sadat was de grote held en de Israëlische economie had zwaar
geleden. In 1974 trok Israël zich terug van het Suezkanaal en
Golda Meir trad af als premier. De auteur beschrijft haar als
een sterke leider, maar acht haar medeverantwoordelijk voor de
Jom Kipoeroorlog door haar onbuigzaamheid tegenover de Arabische
landen.
Dan krijgen we een portret van Yasser Arafat (1929-2004), de
belangrijkste Palestijnse leider. Hij begon als terrorist, wat
hier ook uitvoerig beschreven wordt. In 1958 richtte hij Fatah
op, nadien werd hij leider van de PLO. Wellicht gebeurde de
aanslag op de Olympische Spelen in München met zijn medeweten en
goedkeuring. Vanaf 1974 kreeg de PLO zo’n 50 miljoen $ per jaar
en was ze de rijkste bevrijdingsbeweging ter wereld. In november
1974 mocht Arafat de VN toespreken in New York: de VS en Israël
konden dat niet verhinderen. In 1978 verwierp hij de Camp
David-akkoorden, die leidden tot een vredesverdrag tussen Egypte
en Israël, omdat er geen oplossing bij was voor het Palestijns
probleem. In 1982 moest hij, door een verre invasie van Israël
in Libanon, met zijn PLO verhuizen naar Tunis.
De Eerste Intifada (Opstand /1987-1993) was relatief geweldloos
en deed de wereldopinie t.a.v. Joden en Palestijnen omslaan.
Toen ontstond o.a. ook Hamas (1987).
Deze opstand, de val van de SU, het einde van de Koude Oorlog én
de naweeën van de Golfoorlog met Irak leidden tot nieuwe
onderhandelingen en de Oslo-akkoorden van 1993.
In 1994 kreeg Arafat de Nobelprijs voor de vrede voor zijn rol
in die akkoorden. Daarin stond hij 74% af van het gebied waarop
de Palestijnen aanspraak maakten. In 1996 werd hij de eerste
gekozen president van de Palestijnse Autoriteit, die zelfbestuur
kreeg over stukken van de Westbank en Gaza.
Op 28 september 2000 bracht Sharon een provocatief bezoek aan de
Tempelberg. Hierdoor ontstond de Tweede Intifada, die pas hevig
werd nadat een 12-jarige jongen in Gaza doodgeschoten werd. Het
Israëlische leger voerde op drie dagen meer dan 1 miljoen kogels
af (p. 463-464). De Westbank en Gaza werden volledig afgesloten.
11 september 2001 werd een rampzalige dag: 3.000 doden door Al
Qaida. Nu begon de oorlog tegen de terreur. In 2003 werd op de
Westbank een scheidingsmuur van 692 km gebouwd. De Palestijnen
noemden ze de ‘Apartheidsmuur’. Op 11 november 2004 overleed
Arafat. In Ramallah kreeg hij een graf, mausoleum en museum. Hij
werd opgevolgd door de ‘saaie’ Mahmoud Abbas, die nu 83 is.
Een oplossing voor de Palestijnen is veraf, zeker nu er op 7
oktober 2023 een nieuwe oorlog uitgebroken is.
Het boek eindigt met een chronologie van 2005 (ontruiming Gaza)
tot het voorjaar 2023. De laatste oorlog ontbreekt dus, maar
wordt wellicht aangekondigd met de zin: “Voor een nieuwe
intifada wordt gevreesd.” (p. 490).
Beoordeling
Diepenhorst ként de geschiedenis en de religieuze gebruiken van
Joden, christenen en islamieten. Zijn studie is grondig en
leerrijk. Ze komt op een goed moment en ze is kritisch tegenover
beide partijen. Voor vele lezers is ze te gedetailleerd en had
ze beknopter mogen zijn, zeker de hoofdstukken over De Haan en
Amin. Maar specialisten in het Midden-Oosten en in geopolitiek
zullen er blij mee zijn.
Enkele opmerkingen: de diaspora begon volgens hem in de 6de e.
v.C. met de Babylonische ballingschap, maar in de 8ste e. v.C.
werd al 20% van de Joden afgevoerd naar Assyrië (p. 21). Op p.
194 zegt hij dat 3 van de 9 miljoen Europese Joden de oorlog
overleefden, op p. 195 is dat 1,1 miljoen. Hij bedoelt: 1,1 à
1,3 miljoen in de door Duitsland bezette gebieden. Het
VN-verdelingsplan is van 1947, niet van 1948 (p. 157). Minsk
ligt in Wit-Rusland, niet in ‘Rusland’ (p. 165). Donderdag 8
‘oktober’ 1973 (p. 353) moet zijn: november. Een alfabetische
lijst met de vele begrippen zou welkom zijn.
Studentverenigingen (tweemaal op p.362) moet zijn:
studentenverenigingen. De kaarten zijn nuttig, maar niet in
kleur en daardoor soms onduidelijk, o.a. op p. 452. De periode
van 2005 tot maart 2023 krijgt slechts 8 pagina’s. Het boek van
Khalidi (p. 523) bestaat inmiddels ook in het Nederlands: ‘De
honderdjarige oorlog tegen Palestina’. ‘Zola Jaccuse’ (p. 528)
schrijft men met een komma na Zola en J’accuse met een
weglatingsteken. Details dus.
© Jef Abbeel december 2023
www.jefabbeel.be