Nick Kieft (2023). Stootshorn. Van plaggenhut tot Landhuis. Uitgeverij Palmslag, Groningen, juni 2023. Paperback,  251 pagina’s, foto’s, € 21,95. ISBN  978 94 93245 99 0-2

Stootshorn

“Stootshorn” gaat over de geschiedenis van het Oldambt, in het bijzonder die van Stootshorn, een buurtschap in de gemeente Midden-Groningen in de provincie Groningen. Het ligt iets ten westen van Noordbroek. In tegenstelling tot bijvoorbeeld “De graanrepubliek” van Frank Westerman, dat zich beperkt tot de sociaalpolitieke geschiedenis van deze regio in de twintigste eeuw, behandelt Kieft de hele historie “Van plaggenhut tot landhuis” zoals de ondertitel luidt.

Stootshorn

Dirk Tuin

 

Kieft pakt het als historicus grondig aan. In de eerste hoofdstukken beschrijft hij het (veen)landschap, hoe mensen dat voor bewoning geschikt wisten te maken en welke stormen ze door de eeuwen heen letterlijk en figuurlijk moesten doorstaan. Dat is een beschrijving van een grimmig proces. Dat werd deels beïnvloed door landelijke, regionale of lokale ontwikkelingen en door factoren van sociale, economische en culturele aard, deels echter ook door ontwikkelingen die zich elders voordeden. Gebeurtenissen “van buiten” zoals die op het wereldpolitieke toneel, in de mondiale economie of op technologisch gebied.

Wat dit allemaal betekende voor de evolutie “van plaggenhut tot landhuis” beschrijft de auteur uitvoerig in een kleine dertig hoofdstukken. Hij laat een veelheid aan onderwerpen de revue passeren. Ze hebben alle van doen met Stootshorn, maar vaak ook met het nabijgelegen Noordbroek of de wat wijdere omgeving. Alle onderwerpen worden behandeld met veel oog voor detail. Kieft gaat onder veel meer bijvoorbeeld in op de kenmerken van het (oorspronkelijke) landschap waar de Stootshorners zich vestigden en op de daaruit voortvloeiende implicaties voor de woonomgeving en sociaaleconomische omstandigheden. Hoe verhielden die zich tot ontwikkelingen op regionaal, landelijk en internationaal niveau? Kieft beschrijft ook uitvoerig de opkomst en neergang van de grote Groninger graanboeren en de sociaal-economische positie van de landarbeiders, de extreme rijkdom tegenover de grote armoe, voedingsbodem voor communistisch gedachtegoed.


Als min of meer rode draad loopt door het boek de historie van adellijke Groningse geslachten, met name dat van de regentenfamilie Gockinga. Deze familie bezat in Stootshorn een groot buiten met moestuinen en een uitgestrekt park met vijvers en talloze bomen. Van de bezittingen maakten ook uitgestrekte soms nog onontgonnen stukken hoog- en laagveen deel uit. Vandaar dat het landgoed Veenhuizen werd genoemd. De familie verkocht na het overlijden van de laatste mannelijke eigenaar percelen van dit landgoed aan landarbeiders waardoor deze arbeiders zich tot kleine zelfstandigen wisten op te werken. Dit was in die tijd, het midden van de negentiende eeuw, heel bijzonder: arbeiders die zich – in tegenstelling tot arbeiders elders in de regio - op deze manier aan de afhankelijkheid van de boeren wisten te ontworstelen en zich konden ontwikkelen, vooruit konden komen. Bij wat de omstandigheden waren die deze unieke verschuiving in de verhouding tussen boeren en arbeiders in en rond Stootshorn mogelijk maakte, staat het boek uitgebreid stil.


Met de toename van kleine zelfstandigen, die niet alleen in de agrarische sector werkzaam waren, groeide de vraag naar goede infrastructurele voorzieningen. Kieft gaat uitvoerig in op het belang door de jaren heen van goede weg- en waterverbindingen. Met name het Noordbroeksterdiep was een voor het gebied aanvankelijk zeer belangrijke levensader. De geschiedenis van dit diep kan als tweede rode draad in dit boek gezien worden. Het is uiteindelijk gedempt. Wie nog niet weet op welke bizarre wijze dit is gebeurd, leze “Stootshorn”.


Een derde rode draad in het verlengde hiervan is het isolement door de eeuwen heen waarin Stootshorn verkeert en de moeizame pogingen om mee te mogen profiteren van de voordelen die de vooruitgang door de jaren heen en de modernisering bieden. Kieft verwijst naar talloze (notulen van) gemeenteraadsvergaderingen waarin wensen van de Stootshorners aan de orde zijn gekomen, veelal zijn aangehouden en afgewezen. Ronduit triest is het gevoel dat na lezing bijblijft van de moeite (en frustratie!) die het de Stootshorners moet hebben gekost om ook te mogen profieteren van nieuwe voorzieningen als wegen, waterleiding, gas en elektra.


Het buurtschap is als gevolg hiervan door sommigen wel als achtergebleven aangemerkt. Vermoedelijk om deze indruk weg te nemen, besluit de auteur zijn boek met de beschrijving van de levens van drie Stootshorners die naam hebben gemaakt in respectievelijk de Nederlandse politieke arena, bij de veredeling van aardappelrassen en tijdens de Tweede Wereldoorlog. En passant geeft Nick Kieft – hij blijft historicus - naar aanleiding hiervan nog even een lesje geschiedenis. Hij verhaalt wat tot de oprichting van de partij van de Arbeid leidde, hoe de aardappel op ons continent vaste voet aan de grond kreeg en meer in het bijzonder de betekenis van dit gewas voor de regio (denk aan de aardappelmeelfabrieken en de met de productie ervan gepaard gaande karakteristieke geuren) en wat een zogenoemde Silbertanneaanslag behelsde.


Voor wie de regio kent, is dit een helder en herkenbaar geschreven boek. Maar ook voor een ieder ander die geïnteresseerd is in Groningen als provincie en in de vraag wat deze provincie en de mensen die er wonen zo bijzonder maakt is dit boek een aanrader. Het lezen van dit boek kost wellicht wat doorzettingsvermogen. Het gaat zeer gedetailleerd en uitvoerig op allerlei zaken in. Op veel meer dan wij in het bestek van deze bespreking kunnen en willen behandelen. Het boek is gelardeerd met tabellen, grafieken, detailkaarten en citaten uit velerlei bronnen. Deze maar ook de vele foto’s, hoewel alle in zwart-wit, en zeker de vlotte pen waarmee het boek geschreven is, helpen de lezer kennis te nemen van een stukje historie dat toch wel uniek genoemd mag worden.


Dat hij zich niet heeft ingehouden, daarvan is Nick Kieft zich bewust. Het citaat waarmee hij zijn boek afsluit getuigt daarvan: “Is er reeds te veel papier verklad, men wijte het aan onzen goeden wil…”

© Dirk Tuin, augustus 2023