Thomas Dermine (2023). Walen werken wel! Een daad van verzet
tegen de foute clichés over Wallonië. Uitgeverij Borgerhoff &
Lamberigts, Gent, oktober 2023. 216 pagina’s, grafieken,
bibliografie, noten. Paperback, 22 x 15 cm. ISBN
978-94-647-5976-1; € 22,99.
Walen werken wél! Een daad van verzet tegen de foute clichés
over Wallonië
Dit boek is de vertaling van ‘Wallonie-Flandre. Au delà des
clichés’. De auteur begint in september 1998, toen hij op de
Abdijschool in Dendermonde zijn humaniora begon zonder
Nederlands te kennen. Hij kreeg er meteen de bijnaam ‘luie
Waal’. En in 2004 werd hij aan de ULB door de Brusselaars ook
weggezet als ‘boerke’. Gelukkig waren er nog andere ‘boerkes’,
o.a. twee Vlamingen. Daarna mocht hij verder studeren in
Harvard. In 2017 nam Paul Magnette hem in dienst voor de
economische reconversie van Wallonië. In 2019 werd hij directeur
van de studiedienst van de PS en in 2020 staatssecretaris.
Inhoud
Walen werken wél! Een daad van verzet tegen de foute clichés
over Wallonië
Jef Abbeel
In dit boek verzet hij zich tegen allerlei clichés die in
Vlaanderen leven over de Walen en tegelijk toont hij zijn geloof
in de toekomst van Wallonië. Hij stelt en bewijst nadien dat de
inkomenskloof niet meer groter wordt, dat Wallonië geen
economische woestijn is en dat de transfers omgekeerd zijn voor
de pensioenen.
Tussen 1780/1830 en 1914 was Wallonië de economische motor van
België en het behoorde toen bij de top van Europa. WO I en de
crisis van de jaren 30 troffen de Waalse economie hard. Tijdens
het interbellum begon Vlaanderen aan zijn inhaalbeweging. De
glasindustrie vestigde zich in Vlaanderen, dat toen meer
staatssteun kreeg dan Wallonië.
Vanaf 1950 begon het verval van Wallonië. Het aantal mijnwerkers
halveerde er van 110.000 in 1958 naar 50.000 in 1961, wat voor
een zware schok zorgde. Tussen 1958 en 1984 verdwenen 130.000
Waalse arbeidsplaatsen, enkel in de mijnbouw. Vanaf de jaren 60
volgde de neergang van de staalfabrieken. Het aantal werknemers
daalde in deze sector van 65.000 in 1974 naar minder dan 10.000
eind jaren 80. Rond 1965 telde Wallonië voor het eerst meer
werklozen dan Vlaanderen.
De welvaartskloof is nu groot: ca. 28% of 40.000 euro per jaar
per inwoner in Vlaanderen tegenover 29.000 euro in Wallonië,
maar sinds 2007 vergroot hij niet meer (p. 53).
De auteur vraagt zich dan af of Wallonië zelf verantwoordelijk
is voor die neergang. Hij antwoordt dat alle Europese
mijnbouwregio’s achteruit gingen, ook de Limburgse, maar die
doen het wel beter dan Luik en Henegouwen, deels door meer
dynamisme, deels door meer investeringen.
De vooruitgang van Vlaanderen is niet uitzonderlijk en is
vergelijkbaar met die van de regio’s Rotterdam, Hamburg,
Barcelona en Milaan. Volgens Dermine investeerde de Belgische
regering na WO II méér in Antwerpen en zijn haven dan in
Wallonië. Maar hij toont dat niet aan met cijfers.
Dat doet hij wel met de buitenlandse investeringen, waarbij
Antwerpen dubbel zoveel kreeg als de andere provincies (p. 71).
De autosector vestigde zich vanaf 1954 vooral in Vlaanderen:
Genk, Antwerpen, Gent, Vilvoorde (en Vorst), wellicht om vlotter
te kunnen exporteren. Dermine zegt niet waarom die merken niet
naar Wallonië kwamen en ook niet waarom de rijke families Frère
(Charleroi) en Boël (La Louvière) niet voor de Waalse
reconversie zorgden. Hij geeft wel toe dat de economische aanpak
in Wallonië te defensief was, door uitsluitend de traditionele
sectoren te beschermen, terwijl Vlaanderen in de toekomst
investeerde. De regionalisering was goed voor Wallonië: de kloof
werd niet meer groter. Maar om Vlaanderen in te halen, moet
Wallonië 22 à 40 jaar lang een dubbele groei van bijna 3% kennen
(p. 72-75).
Vlaanderen is goed voor 58,3% van de Belgische economie, Brussel
voor 18,4%, Wallonië slechts voor 23,3% met 31,7% van de
bevolking. Wallonië telt zowel de rijkste als de armste
provincie: Waals-Brabant tegen Henegouwen, met gemiddelde
inkomens van resp. 54.400 en 24.500 euro. Het is dus geen
economische woestijn.
In Vlaanderen is Antwerpen de welvarendste provincie, met een
gemiddeld inkomen van 47.000 €. 403.000 pendelaars uit
Vlaanderen en Wallonië bezetten 50,6% van de Brusselse
arbeidsplaatsen (p. 88-92).
Sinds 2005 focust het Waals Gewest met succes op bepaalde
sectoren: biotechnologie, farmacie, logistiek en andere hoge
technologie. De neergang van de industrie heeft zich voortgezet
in de 21ste eeuw: Caterpillar (3.630 banen) en Duferco (3.190
jobs) zijn gestopt, Arcelor heeft een deel van zijn 7.790 banen
geschrapt. 10.000 banen, vooral voor handarbeiders, gingen
verloren, 11.000 nieuwe kwamen er bij in andere sectoren, maar
die waren voor geschoolden en die kwamen voor 88% van buiten de
regio Charleroi (p. 99-103).
Dan volgt de discussie over de ‘luie Waal’. Dermine beweert dat
meer Walen buiten hun gewest gaan werken dan Vlamingen. 59.400
Walen werken in Vlaanderen, dubbel zoveel als de 27.000
buitenlanders uit Frankrijk, Nederland, Duitsland en Luxemburg.
Er werken 33.800 Vlamingen in Wallonië (p.122-123).
Er werken ook meer Walen buiten België dan Vlamingen: 53.000
tegenover 36.000. Ze leggen ook meer kilometers af, doordat
Wallonië groter is dan Vlaanderen: 16.900 km² tegen 13.600 km².
Bovendien duurt een treinrit van Charleroi naar Brussel dubbel
zo lang als die uit Gent, dat even ver van Brussel ligt.
Maar het aantal werklozen bedraagt in Wallonië 8,6% of 131.000,
in Vlaanderen is dat 3,6% of 95.000. En het aantal langdurig
werklozen, vooral laaggeschoolden, ligt in Wallonië veel hoger:
28% tegen 10,2% in Vlaanderen. Dermine is helaas tegen het
beperken van de uitkeringen in de tijd: zo kunnen ze dus
levenslang werkloos blijven en zijn er velen die geen werk
zoeken. Hij vindt wel dat Wallonië in het onderwijs meer
aandacht moet besteden aan het vak Nederlands.
In Vlaanderen is de vergrijzing hoger dan in Wallonië: 35,7%
tegen 32,5% en daardoor kosten de pensioenen en de
gezondheidszorg er meer sinds 2003. Depressies nemen meer toe in
Wallonië (49 tegen 38%), burn-out meer in Vlaanderen (47 t.o.
21%). De levensverwachting is in Wallonië iets lager dan in
Vlaanderen: 80,3 tegen 82,7 jaar. Werkloos zijn weegt blijkbaar
meer op het welzijn van de Waal dan van de Vlaming.
De transfers dan. Die nemen al enkele jaren af, ze zijn
beperkter dan in andere Europese landen en Brussel transfereert
zowel naar Wallonië als naar Vlaanderen doordat 50,6% van de
werkende mensen buiten Brussel wonen. In 2019 ging er 6,2
miljard van Vlaanderen en 0,9 miljard van Brussel naar Wallonië
of resp. 935 en 759 euro per inwoner. De Walen kregen zo
gemiddeld 1.948 euro per persoon. Sinds 1995 dalen de transfers,
doordat Vlaanderen sneller vergrijst en dus meer geld krijgt
voor pensioenen. Waals-Brabant is hier de netto-bijdrager,
Limburg en West-Vlaanderen zijn de netto-begunstigden (p.
147-155).
De Vlaams-nationalistische ritten naar Wallonië in 2005 en 2015
met vrachtwagens vol met 12 à 15 nep-miljarden berusten dus op
mythes.
De Vlaamse export gaat voor 14% naar Wallonië, tegen 10% naar
Duitsland en Frankrijk en 9% naar Nederland. Een welvarend(er)
Wallonië is dus goed voor Vlaanderen.
De kern van het probleem is: hoe kunnen we de
arbeidsparticipatie in Wallonië aanzwengelen? Vooral de oude
industriebekkens van Henegouwen en Luik staan voor enorme taken.
Dermine pleit voor zes werkpunten: herindustrialisatie,
deelnemen aan de groene transitie en aan toerisme dicht bij
huis, investeren in betere leefomstandigheden om zo meer
bedrijven en mensen aan te trekken, het onderwijs meer afstemmen
op de behoeften van de markt en op de knelpuntberoepen
(ingenieurs, technisch geschoolde arbeiders), de langdurig
werklozen activeren, een beter economisch partnerschap sluiten
met Vlaanderen door meer Vlaamse investeringen in Wallonië en
meer Waalse arbeiders naar Vlaanderen te sturen, een Waals
verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelen en het besef dat niet
elke onderneming gedoemd is om te verdwijnen.
Beoordeling
Dermine heeft degelijk werk geleverd en bewijst de meeste
stellingen ook met cijfers en grafieken van het Nationaal
Instituut voor de Statistiek en van Eurostat. Die grafieken zijn
in zwart-wit en soms onduidelijk, zoals op p. 149 en p. 150.
Zijn wens om de arbeidsparticipatie op te drijven zal wellicht
tegengewerkt worden door zijn eigen partij, de PS en door de
PTB, die niet beseffen dat België de komende vier jaar 27
miljard moet besparen van Europa en die allebei ijveren voor
levenslange werkloosheidsuitkeringen, met daarna ook een
pensioen, zelfs als je nooit gewerkt hebt. En voor 4 i.p.v. 5
dagen werken met 40% meer loon! Op die manier zullen er weinig
bedrijven geneigd zijn om zich nog in Wallonië te vestigen.
Hij vergeet ook te zeggen dat Wallonië sinds 1970 bijna altijd
meer uitgegeven heeft dan wenselijk is: de schuld bedraagt er
12.000 euro per persoon, in Vlaanderen 4.800, wat nog veel te
veel is.
Kennis van economie is wenselijk, b.v. om het verschil te
snappen tussen arbeidsparticipatie (effectief werkend) en
werkzaamheids-graad (werkend en werkzoekend) (p. 108-110). Een
Frans woordenboek is niet nodig, een Engels soms wel.
Jef Abbeel, Turnhout, maart 2024
www.jefabbeel.be