Daan Nijssen. Alle wegen leiden naar Babel. De
voorgeschiedenis van de Zijderoute. Uitgeverij Omniboek, Utrecht
/ VBK, Antwerpen, september 2023. Paperback, 334 pagina’s,
foto’s, literatuur, register. ISBN 978-94-019-1851-0; € 29,50.
Alle wegen leiden naar Babel
De auteur (°1989) is gespecialiseerd in de geschiedenis van
Mesopotamië en omliggende landen.
Hij begint in het 4de millennium v.C. met stadstaten zoals Uruk
en Kis in Zuid-Mesopotamië. Uruk telde 25.000 à 50.000 inwoners
en er was veel vraag naar goederen van buitenaf zoals cederhout
en edele metalen, die ze ruilden voor graan en textiel. Zodoende
kwamen de Mesopotamiërs in contact met de Levant, Egypte, Iran,
het Indusdal en later ook China. In Uruk ontstond ook het
spijkerschrift, dat op kleitabletten aangebracht werd en een
complexe bureaucratie mogelijk maakte.
Inhoud
Alle wegen leiden naar Babel. De voorgeschiedenis van de
Zijderoute
Jef Abbeel
Door
de langeafstands-handel raakten de beschavingen met elkaar
verbonden. Wereldrijken probeerden zich wel meester te maken van
de handelsroutes.
In het 3de millennium verschoof het centrum naar Kis, aan de
Eufraat, ten noorden van Uruk. Toen waren er al oorlogen tussen
de Sumeriërs, die leefden in het huidige Irak, en de Elamieten,
die leefden in het huidige Iran (p. 37-42). Ur, waar Abraham
volgens de overlevering vandaan kwam, was rond 2100 v.C. een
rijke havenstad en de hoofdstad van het land van Sumerië en
Akkadië.
Rond 1764-1760 v.C. veroverde Hammurabi van Babylon heel
Mesopotamië. Hij beschouwde Babylon als de politieke en
religieuze hoofdstad van de wereld. Hij vaardigde een bekend
wetboek uit, dat tot 1500 jaar na zijn dood de basis bleef van
de rechtspraak in zijn land (p. 65-66).
Rond 1500 v.C. deed de strijdwagen zijn intrede in het gebied
van Egypte tot India. In Egypte was dat tijdens de heerschappij
van de Hyksos, die wellicht uit Noord-Syrië kwamen. Dank zij de
strijdwagen vormden zich vier grootmachten: Egypte, Babylon,
Hatti (in het huidige Turkije) en Mitanni (in het huidige
Syrië).
De Levant, de smalle, vruchtbare strook tussen de Middellandse
zee en de Arabische woestijn, was met zijn handelsroutes zoals
de Via Maris en de Via Regis een belangrijke corridor tussen
Egypte, Anatolië en Mesopotamië. Egypte importeerde langs de Via
Maris cederhout, paarden, strijdwagens, olijfolie, wijn en
kunstvoorwerpen. De farao’s probeerden dan ook de Levant te
onderwerpen. Egypte dreef ook handel met Poent, het huidige
Eritrea, Ethiopië, Djibouti en Somalië. Het veroverde Nubië (nu
Zuid-Egypte) en Noord-Soedan, waar het goud, ivoor en ebbenhout
haalde. Maar tussen 725 en 664 v.C. heerste Nubië over heel
Egypte.
Tussen 1200 en 900 v.C. werden de Arameeërs en Assyriërs
toonaangevend in Syrië en Mesopotamië, maar tussen 900 en 730
v.C. werden de Arameeërs geleidelijk onderworpen door de
Assyriërs, die ook het koninkrijk Israël veroverden. Zij
beheersten de handel tussen de Middellandse Zee en de Tigris. De
‘Wierookroute’ bracht wierook en mirre van Jemen naar de Levant
en Mesopotamië (p. 153).
Begin 6de eeuw veroverde Babylonië het Assyrische rijk en ook
Juda. De Joden werden in drie fasen (597-587 en 582 v.C.)
verbannen naar Babylon, maar in 539 v.C. werd Babylonië
geannexeerd door de Perzen en mochten de Joden terugkeren.
Het belangrijkste logistieke knooppunt van het Perzische rijk
was Babylon: het stond in verbinding met de Levant, de
Middellandse Zee, Centraal-Azië en Indië. Rond de 7de eeuw v.C.
ontstond in Lydië (het westelijk deel van het huidige Turkije),
dat in 547 v.C. door Perzië werd aangehecht, het eerste
muntgeld.
Darius I liet later zijn eigen gouden munten uitgeven. De
rijkstaal werd het Aramees, dat de Perzen overnamen van de
Assyriërs en de Babyloniërs. Vanaf Alexander de Grote kreeg die
taal concurrentie van het Grieks.
De overzeese handel met Egypte, Noord-Afrika, Portugal, Spanje,
Italië en Griekenland was in handen van de Feniciërs, die in het
huidige Libanon woonden (p. 120-134). In de 8–7de eeuw v.C.
kregen zij veel concurrentie van de Grieken en hun kolonies. De
Grieken namen hun alfabet over van de Feniciërs. Carthago werd
de belangrijkste Fenicische kolonie in de Middellandse Zee.
Vandaar voeren ze naar Engeland en naar Senegal.
Tussen 550 en 520 v.C. verenigden de Perzen o.l.v. Cyrus en
Cambyses heel het Midden-Oosten, maar de verovering van
Griekenland mislukte in 490 en 480 v.C. Rond 334-329 v.C.
veroverde Alexander de Grote een groot deel van de wereld, maar
na zijn dood viel het rijk uiteen.
In Egypte leefde een prominente Joodse minderheid, die zeer
belezen was en op wie de Egyptenaren jaloers waren. Anti-Joodse
vooroordelen dateren al van in de hellenistische tijd. De
Septuaginta, de Griekse vertaling van de Thora, zogezegd door
zeventig mensen, werd opgesteld in Alexandrië in opdracht van
Ptolemaeus II (285-246 v.C.) voor de gehelleniseerde Joden (p.
208).
In het Seleuciden-rijk waren Griekse kolonisten de bevoorrechte
groep. Daar waren spanningen tussen hen en de Babyloniërs. Ook
in het Indusdal was in de 3de–2de eeuw v.C. een Griekse
gemeenschap actief.
In 241, 202 en 146 v.C. werd Carthago door Rome verslagen en
verwoest. De Romeinen veroverden de Fenicische kolonies en
bezetten in 148 ook Macedonië, in 146 Griekenland. De overige
landen rond de Middellandse zee werden geannexeerd tussen 146 en
30 v.C. In 64 v.C. reikte het Romeinse rijk tot aan de Eufraat.
In 53 v.C. wou Crassus ook Parthië inpalmen, dat over het
huidige Iran en Irak heerste, maar hij werd verslagen.
China, de vierde rivier-beschaving na Egypte, Mesopotamië en
India, bleef tot de 2de eeuw v.C. relatief geïsoleerd. Keizer
Shi Huangdi (221-210) slaagde erin heel China onder zijn gezag
te brengen. Hij liet de Grote Muur en het Terracottaleger
bouwen. Tijdens de Han (206 v.C.-220 n.C.) werd China één van de
machtigste rijken ter wereld (p. 231), hoewel het nog tribuut
moest betalen aan de Xiongnu, hun noordelijke rivalen. In de
1ste eeuw n.C. was er een machtsbalans tussen het Romeinse,
Parthische, Kushaanse en Chinese rijk, maar die raakte in de 2de
eeuw verstoord toen de Romeinen de Parthen versloegen.
De Chinese Keizer Wu (141-87 v.C.) zond in 138 v.C. zijn
diplomaat Zhang Qian uit Hanzhong naar het Westen om daar
handelsrelaties aan te knopen. De reis van Zhang is beschreven
door geschiedschrijver Sima Qian (145-86). Zhang reisde tot
Oezbekistan en Afghanistan. Hij merkte dat er in 128 v.C. al
Chinese goederen via tussenhandelaars aanwezig waren in Bactrië
(Afghanistan) en dat er veel vraag was naar zijde. Dit bracht
hem op het idee om zelf zijde naar het Westen te brengen. Dit
was het begin van de oude Zijderoute, een verzamelnaam voor
tientallen routes over land en over zee, die Azië verbonden met
Europa en Oost-Afrika. De naam werd pas in 1877 bedacht door de
Duitse geograaf Ferdinand von Richthofen in zijn zesdelig werk:
‘China. Ergebnisse eigener Reisen und darauf gegründeten
Studien’.
Luxeproducten uit Arabië, Indië en China (zijde) werden ook
massaal gekocht door rijke Romeinen in de 1ste en 2de eeuw n.C.
Plinius de Oude (23-79) klaagde dat er zoveel geld aan
uitgegeven werd (p. 256-257). Rome en China handelden niet
rechtstreeks met elkaar, maar via tussenpersonen: Romeinse
kooplui kochten zijde in Petra, Palmyra en andere steden. Zijde
werd in Rome het ultieme symbool van status en rijkdom en
volgens sommigen ook van decadentie.
In de 3de eeuw n.C. nam de handel af, maar in de vroege
Middeleeuwen leefde hij weer op tijdens het Byzantijnse rijk en
de Tang-dynastie (618-907).
Nijssen beschrijft ook de verspreiding van het christendom over
het Romeinse Rijk en daarbuiten tot in Ethiopië en India.
Beoordeling
Nijssen heeft een schitterend boek geschreven over de oude
culturen en godsdiensten van het Nabije Oosten. Hij toont aan
dat vooral Babylonië (nu Irak) ver voorop liep in de Oudheid en
al zeer actieve handelsnetwerken had, waarop de Zijderoute kon
aansluiten vanaf 128 v.C. Ze ontstond dus niet uit het niets.
De vele plaatsnamen en handelswegen staan netjes op de kaarten
vooraan (p. 7-17). Voor de oudste periode blijven vele zaken nog
onzeker. Soms maakt de auteur wel sprongen in de tijd: soms van
de 1ste eeuw v.C. terug naar de 6de eeuw v.C.
De literatuurlijst maakt indruk, maar vreemd genoeg ontbreken
daarin (p. 314) de standaardwerken van Valerie Hansen en Peter
Frankopan over de Zijderoute. Hansen beweert dat er meer papier
dan zijde verhandeld werd, maar volgens Nijssen kwam de handel
in papier pas later tot bloei. Moeilijke woorden zoals lugal en
ziggurat worden één keer uitgelegd, maar niet heropgenomen in
een woordenlijst. Er is wel een handig register van de
eigennamen.
Twee details: Strabo was geen ‘Romeinse’ (p. 246, 256, 332), maar
een Grieks-Romeinse schrijver. De Rode Zee heette Mare
Erythraeum, niet Maris (p. 254, 315).
© Jef Abbeel, Turnhout juni 2024
www.jefabbeel.be