Jack Hight, Arend (Boek 1 van de Saladin-trilogie), Uithoorn, Karakter Uitg., 2012, 400 blz. - Vertaling: Frank van der Knoop

De kruistochten

Fragmenten uit (in voorpublicatie): Jos Martens, De Kruistochten. Eeuwen Jihad om het Heilig Land



De kruistochten

Usama ibn Munqid (1095 - 1188), gids door Oultremer

Een bijzonder interessante gids door de Levant in de 12de eeuw is Usama ibn Munqid, niet alleen door zijn lange leven, maar zeker ook wegens zijn talrijke omzwervingen en jarenlange verblijf aan de verschillende machtscentra van de tijd. In Arend ontmoeten wij hem als informant voor Noer ad-Din. Hij werd geboren in 1095 (het jaar dat Urbanus II opriep tot de kruistocht) en stierf op 93-jarige leeftijd in 1188, het jaar na de herovering van Jeruzalem door Saladin.

Hij stamde uit een Syrisch heersersgeslacht, uit Sjaizar bij de stad Hama, aan de rivier de Orontes. Hij groeide op in een omgeving met veel inheemse christenen, waar er een cultuur van religieuze verdraagzaamheid heerste. Zo vierden de moslims onder meer het paasfeest mee met de christenen, die op hun beurt door hun moslimburen uitgenodigd werden op het offerfeest.

In Hama werkte Usama tot 1138 enkele jaren voor de meedogenloze Zengi.
Van 1138 tot 1144 trad hij in dienst van Unur, de emir van Damascus. In deze functie kreeg hij veel te maken met de Frankische elite, in die periode de bondgenoten van Damascus. Daarna verbleef hij van 1144 tot 1154 in Egypte aan het (sjiïtische) hof der Fatimiden. Vervolgens keerde hij terug naar Damascus, als militair adviseur van Zengi’s zoon en opvolger Noer ad-Din, (1154 tot 1164). Dan verdween hij voor tien jaar naar het Koerdische Diyarbakir, aan de bovenloop van de Tigris.

In 1174 is Usama andermaal in Damascus, ditmaal als militair adviseur in dienst van Saladin. Hier bleef hij tot zijn dood in 1188. Usama verwierf in zijn lange leven aanzien en roem als leraar op gebied van etiquette, geleerde en dichter. Over al deze onderwerpen en over de jihad tegen de Franken schreef hij een hele reeks boeken. Samen met zijn tijdgenoot, de moslimpelgrim uit Granada, Ibn Jubayr, is hij meteen een van de betrouwbaarste getuigen voor het dagelijkse leven in Oultremer, tijdens de laatste jaren voor de verovering van Jeruzalem door Saladin.

Oultremer. De Franken in de Levant

 

Oorlog en vrede

Toch was dit geen vredige wereld. Onderlinge vetes verscheurden de christelijke rijkjes en zelfs de adellijke geslachten in één vorstendom. En altijd dreigde er oorlog met de Turken, de Arabieren of de Egyptenaren. Maar de belangrijkste bedreiging voor de labiele vrede werd gevormd door de groepen nieuwkomers. Blakend van godsdienstig vuur stapten zij van het schip, het zwaard bij wijze van spreken in de hand, op zoek naar de eerste de beste Saraceen, die ze konden afmaken ter ere Gods. Meestal waren ze zeer verontwaardigd te bemerken dat hun geloofsgenoten zelf haast leefden als oosterlingen. Maar als ze al niet sneuvelden bij hun eerste gevechten tegen de ongelovigen, kalmeerden ze wel na enige tijd en namen de levenswijze over die ze eerst zo hadden verfoeid.

De tempeliers worden tegenwoordig ongenuanceerd getekend als religieuze fanatiekelingen, wat volgens Arabische getuigenissen zeker niet altijd het geval was. De Syrische heerserszoon Usama ibn Munqid (1095 - 1188) was adviseur van diverse moslimvorsten (onder wie Noer ad-Din en later Saladin) en persoonlijke jachtvriend van zijn leeftijdsgenoot Fulco van Anjou (1091 - 1143), koning van Jeruzalem. Telkens hij in Jeruzalem was, bezocht hij op de Tempelberg in de Al-Aksamoskee de tempeliers, die hij ‘zijn vrienden’ noemt. Zij maakten dan een kleine moskee voor hem vrij, zodat hij ongehinderd kon bidden.

Een tweede gids door de Levant van dezelfde periode is de Spaanse moslimdichter Ibn Jubayr die na zijn bedevaart naar Mekka in 1184 als pelgrim 32 dagen in Jeruzalem verbleef.
Zowel Usama als Ibn Jubayr beschrijven met verbazing hoe de bedevaarten van christenen en moslims vreedzaam doorgingen, zelfs in tijden van gewapende conflicten. Hoe een karavaan moslimpelgrims tussen de slagorde van twee vijandelijke legers doortrok, die de strijd staakten tot de bedevaarders verdwenen waren, richting Mekka.
Daarom zette de roofoverval op een karavaan door Reynaud de Châtillon zoveel kwaad bloed en gold het als een oorlogsdaad.

De meest bloeiende nering was immers het vervaardigen van religieuze souvenirs voor de pelgrims, die in groten getale de heilige plaatsen van het christelijke geloof - of van de islam- kwamen bezoeken.

Ibn Jubayr keerde in 1185 met vijftig moslims weer naar Al Andalus op een schip uit Genua. Dat vervoerde ook een grote groep christelijke pelgrims, op terugweg van Jeruzalem. Aan boord hielden de twee groepen zich voorzichtig gescheiden, maar het kwam blijkbaar nooit tot botsingen. Toen het schip voor de haven van Messina aan de grond liep, zorgde de Normandische koning Willem II persoonlijk dat alle schipbreukelingen veilig naar hun respectievelijke bestemming werden gebracht. Vooraleer te vertrekken profiteerde Ibn Jubayr van het gedwongen oponthoud om een uitvoerig bezoek te brengen aan de hoofdstad Palermo en het noorden van Sicilië waar nog zeer veel Arabische geloofsgenoten van hem woonden. En als een ware oorlogscorrespondent schreef hij een uitvoerig en zeer levendig verslag van zijn waarnemingen. Voor het oor van zijn doelgroep is het doorspekt met verwensingen aan het adres van de gehate Franken, maar uit alles blijkt zijn bewondering voor wat de Normandiërs hier tot stand hebben gebracht, met de hulp van hun Arabische en Byzantijnse onderdanen. Zijn relaas heeft de eeuwen overleefd; daardoor is het een unieke getuigenis van een unieke periode uit de wereldgeschiedenis.

 



Zilveren wereldkaart (replica) door al-Idrisi (1100 - 1165), ca. 1154 vervaardigd voor koning Rogier II van Sicilië



Dit schitterend mozaïek met gouden achtergrond in de kerk La Martorana in Palermo is geen echt portret. Het stelt Rogier (1095 - 1154) geïdealiseerd voor als een Oost-Romeinse keizer, die zijn kroon ontvangt uit de handen van Christus zelf. Het vormt een politiek-religieus manifest, vervaardigd door Byzantijnse kunstenaars.

 



Rogier II Sicilië, Capella Palatina
De Siciliaanse architectuur onder de Normandiërs vormt een fascinerend mengsel van Arabische en oosters-christelijke motieven. Hier de Palatijnse kapel in het koninklijke paleis te Palermo, ingewijd in 1143.


Jagen en schaken

Op handenarbeid of handel keken de ridders neer. Het krijgsbedrijf was hun roeping. Doch als ze niet tegen elkaar of tegen hun islamitische naburen vochten, was de jacht hun grootste hartstocht en tijdverdrijf.

Te paard en gewapend met een speer achtervolgden ze roofdieren als leeuwen, luipaarden, beren en wolven, terwijl ze ook jaagden op wilde zwijnen, herten, steenbokken en hazen. Natuurlijk gebeurden er van tijd tot tijd ongelukken. Koning Fulco van Anjou overleed in 1143 aan de gevolgen van een banaal jachtongeval: zijn paard struikelde, wierp hem uit het zadel en kwam op hem terecht.
Maar het meest geliefde tijdverdrijf van de adel was de valkenjacht en voor goede valken werden hoge prijzen betaald.
In periodes van vrede of wapenstilstand troffen Frankische en moslimedelen hier elkaar. Beide groepen leefden in een ruitercultuur en beiden waren even bezeten van de jacht. Usama ibn Munqid vertelt dat hij omstreeks 1140 zijn heer emir Unur van Damascus vergezelde op jachtpartijen, samen met koning Fulco en zijn Frankische ridders. Unur kreeg van Fulco bij een van die gelegenheden een kostbare valk ten geschenke. Usama genoot in zijn eigen streek een grote reputatie als jager op groot wild, vooral leeuwen. Vergeet niet: Damascus en Jeruzalem waren bondgenoten tegen de opdringende dreiging door Zengi vanuit Aleppo, totdat de onbegrijpelijke stommiteiten van de kruisvaarders tijdens de Tweede Kruistocht Damascus in de armen van Zengi’s zoon Noer ad-Din dreven.



Spiegelbeschermer in ivoor met een scène uit Tristan en Isolde tijdens het schaakspel. Dames droegen aan hun gordel een spiegeltje, dat zij beschermden met twee plaatjes in ivoor. Taferelen uit Tristan en Isolde zijn tussen 1250 en 1450 ontelbare malen op luxe-toiletartikelen afgebeeld. Parijs ca. 1300, 12 x 11,5 cm.

Bovendien leerden de Franken in de loop der tijd op velerlei wijzen om vriendschappelijk om te gaan met hun mohammedaanse naburen. En naarmate hun gewoonten meer oosters werden verminderden de oppervlakkige verschillen tussen hen. Buiten de jacht troffen beide groepen elkaar in een bijna mystieke eerbied voor het schaakspel. Er zijn miniaturen bewaard van christenen en moslims die blijkbaar vreedzaam met elkaar schaakten. Net als tegenwoordig op veel plaatsen, vormde schaken met echte verklede personen, levende pionnen, een attractie, geanimeerd door veel toeschouwers bijgewoond.



Christen en moslim bij het schaakspel. Miniatuur uit Spanje, 13de eeuw.

Na de jacht stonden paardenrennen en toernooien bovenaan de lijst. Toernooien waren bijzonder geliefd. Ze werden lang vooraf door herauten aangekondigd en ridders kwamen van heinde en verre, uit alle kruisvaarderstaten, om er aan deel te nemen, losgeld en een reputatie te verwerven. Ook hier zijn verhalen bewaard hoe moslimheersers met hun gevolg eveneens uitgenodigd werden in tijden van vrede. Zij vroegen dan vaak gevechten aan tussen Frankische strijders en hun eigen kampioenen omwille van weddenschappen met hoge inzet.

Conclusie

Hoe men de resultaten van de kruistochten ook mag beoordelen, zeker is dat ze de horizon van Europa opengooiden naar de wijde wereld, op diverse terreinen en op een schaal die tevoren onbekend was. Hedendaagse historici zijn van mening dat hetzelfde resultaat ook op vredelievende wijze haast even snel zou bereikt zijn in dezelfde periode van de geschiedenis, zonder de negatieve gevolgen, die de relaties van Europa met de Arabische wereld tot op heden vergiftigen.

Sébastien Mamerot en Les Passages d’ Oultremer (1474)

In 1474 verzamelde Sébastien Mamerot voor Louis de Laval, gouverneur van Champagne, alle verhalen, mythisch of historisch, in de voorbije eeuwen gegroeid rond de kruistochten, inclusief de volkomen fictieve verovering van het Heilige Land en Jeruzalem door Karel de Grote (ca. 800). Het lijvige, prestigieuze manuscript op vellum van topkwaliteit (32 x 23 cm, 286 folio’s, 571 bladzijden) was getiteld: Les Passages d'oultre mer du noble Godefroy de Bouillon, du bon roy Saint Loys et de plusieurs vertueux princes… Het berust tegenwoordig in de Bibliothèque nationale de France. Het is rijkelijk verlucht door Jean Colombe, een decennium vooraleer hij ook het wereldberoemde getijdenboek Les Très Riches Heures du Duc de Berry (De Zeer Rijke Uren van de Hertog van Berry) aanvulde met de miniaturen die de gebroeders Van Limburg niet hadden kunnen voltooien wegen hun vroegtijdige dood (en die van de hertog) in 1416. Mamerot en Colombe zijn hier expliciet vermeld omdat heel veel illustraties in zowat alle hedendaagse boeken over de kruistochten aan dit manuscript ontleend zijn. Dat dateert echter van eeuwen na de gebeurtenissen. En dus zorgt het anachronisme in de voorstellingen voor quasi onuitroeibare foute beeldvorming.
Bij Mamerot zijn de menselijke figuren stereotiep, vaak houterig, onnatuurlijk, met doodse gezichten. In de zware decoratieve plooienval van de gewaden, de knappe voorstelling van burchten, kathedralen, steden, de natuur en vooral landschappen is hij echter duidelijk beïnvloed door de ‘Vlaamse’ miniatuurschilderkunst na Van Eyck.



Belegering van Ascalon door Boudewijn III in 1153. De minaturist, Jean Colombe, schildert achter houten borstweringen harnassen, kruisbogen en kanonnen uit zijn eigen tijd, meer dan 300 jaar later (1474). Vuurwapens bestonden nog niet in de 12de eeuw! Onderaan: raadpleging in de koningstent, bij de relikwie van het Ware Kruis. (Uit: Sébastien Mamerot, Les passages d’Outremer, f° 157v. )

De Keulse uitgeverij Taschen verzorgde een facsimile-uitgave (2009), in een cassette samen met een boekdeel uitstekende commentaar (in Frans of Engels); op de website van de Bibliothèque nationale de France (afdeling Gallica) kan het volledige manuscript in detail geëxploreerd.

Jos Martens, maart 2013