Willy Spillebeen. Busbeke, of De thuiskomst. Leuven,
Davidsfonds, 2000, 443 blz.Thematiek: Biografie, humanistische
weetgierigheid; contact met andere culturen; verdraagzaamheid
versus onverdraagzaamheid; machtsmisbruik.
Waardering: *****/5
Busbeke, of De thuiskomst
De epiloog (p. 431)verhaalt hoe op 23 november 1932 -een maand voor Willy Spillebeen werd geboren- twee arbeiders aan het graven waren in het kerkje van Bousbecque, Busbeke voor de Vlamingen. Dit Franse dorpje ligt zo'n drie kilometer van het Franse Wervicq Sud en het Belgische Wervik, en een zestal kilometer van Comines-Komen. In de rechterzijbeuk van het kerkje is de zuilenboog bewaard gebleven van het mausoleum van Gilles Ghiselin en Agnes Gomer, de grootouders van Ogier van Busbeke. Tijdens hun graafwerken legden de twee arbeiders een loden kistje bloot, dat het gebalsemde hart bevatte van Ogier.
Historische romans
Busbeke, of De thuiskomst
Jos Martens
Inhoud
Het jaar daarop werd de gerestaureerde loden doos teruggeplaatst
in de kerk van Bousbecque. De
proloog sluit aan bij de epiloog. Madame de
Mallocy heeft gewetensproblemen, omdat de stervende Busbeke haar
gevraagd heeft zijn hart te laten balsemen en afzonderlijk te
begraven.
Ogier van Busbeke (1521?-1591). De man die de tulp naar Europa
bracht
Wat leert ons een objectief-wetenschappelijk artikel over deze
man?
‘Ogier van Busbeke, jurist en polyglot, werd in 1520 of 1521
geboren als bastaardzoon van de Franse kasteelheer Georges
Ghiselin, seigneur de Busbecq. Zijn moeder, die stierf voor haar
dertigste, was de dochter van een herbergier in Komen. Seigneur
Ghiselin heeft zijn buitenechtelijk kind wettelijk erkend en
daaraan is het te danken dat Ogier later in de hoogste kringen
terecht is gekomen.
Na studies aan het Leuvense Drietalencollege (Collegium
Trilingue, gesticht door Erasmus) en studieverblijven in
Frankrijk, Italië en Engeland, was hij sinds 1552 verbonden aan
het hof van Oostenrijk, in dienst van achtereenvolgens keizer
Ferdinand, keizer Maximiliaan en keizer Rudolf. Misschien wel de
belangrijkste episode in zijn leven is de periode van 1554 tot
1562, toen hij samen met zijn lijfarts, Willem Quackelbeen
(1527-1561), als ambassadeur van de Oostenrijkse keizer in
Constantinopel verbleef aan het hof van Suleyman de Grote, om
daar met de Turkse sultan over een vredesbestand te
onderhandelen. Vergeten wij niet dat de Turken in deze tijd diep
doordrongen in het christelijke Europa en dat diplomaat zijn in
Turkije niet zonder risico was. Busbeke had herhaaldelijk voor
zijn leven te vrezen.
Over deze periode in zijn leven publiceerde Busbeke zijn
oorspronkelijk in het Latijn geschreven Vier brieven over het
gezantschap naar Turkije.
In zijn brieven geeft Busbeke een uitvoerig relaas van zijn
verblijf in Constantinopel. Hij verzamelde allerlei antieke
munten en Griekse, Byzantijnse en Arabische handschriften. Hij
noteerde gegevens over fauna en flora en waarnemingen over
taal-, oudheid- en volkenkunde.
Titelpagina van de eerste editie van Van Boesbekes geschriften,
uitgegeven door Chr. Plantijn (Antwerpen 1581), Antwerpen,
Museum Plantijn-Moretus, Signatuur R 19.6. De verbeteringen
(door Van Boesbeke zelf) zijn overgenomen in de tweede druk van
1582 (Antwerpen). Ze waren zo populair, dat er in de loop van
vier eeuwen bijna veertig herdrukken in acht talen van
verschenen
Toen hij in Constantinopel gezanten ontmoette uit de Krim, was
hij stomverbaasd dat zijn knechten met deze mensen konden praten
in hun eigen taal! Hij legde een lijst Gotische woorden aan die
praktisch overeenkwamen met de gelijkaardige Nederlandse
woorden. Dit bracht hem tot de conclusie dat het Gotisch van de
Krim dicht bij het Nederlands stond. Aldus heeft hij een
wezenlijke bijdrage tot de Germaanse taalkunde geleverd. Maar
Busbeke is hoofdzakelijk de geschiedenis ingegaan als diegene
die de tulp in West-Europa heeft geďntroduceerd, naast andere
planten zoals de paardenkastanje, de
gladiool, de sering en de
plataan. Samen met zijn arts verzamelde hij in de Levant
onbekende of nauwelijks bekende planten; ze lieten er
afbeeldingen van maken en zorgden dat hun geleerde vrienden op
de hoogte werden gebracht van hun vondsten.’
Busbeke stierf in 1591 op het kasteel van Saint-Germain bij
Cailly, waar hij, op weg naar zijn domein in Bousbesque, na een
onverkwikkelijk avontuur met plunderende soldaten, was
opgevangen door de kasteelvrouwe, Madame de Mallocy.
Belangrijkste bron: De Ridder-Symoens, H., Wetenschappers
trekken de wereld in, in: Wereldwijs. Wetenschappers rond keizer
Karel, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 60 en 63.’
Portret van Ogier van Busbeke. Gravure, E. de Boulonois, 1594,
Leuven. Universiteitsbibliotheek, Prentenkabinet.
Bespreking
Busbeke, of De thuiskomst is echter geen wetenschappelijke
biografie, maar een roman: dit is een cruciale vaststelling.
Deze roman evoceert binnen een breed opgezet en stevig
gedocumenteerd historisch kader de persoonlijke
levensgeschiedenis van de humanist. Die romanstructuur is een
literaire verrijking voor de lezer, maar vergemakkelijkt de
lectuur niet voor wie benieuwd is naar de historische feiten.
Naarmate Busbeke meer last krijgt van de stenen in zijn
urinewegen, komen namelijk meer en meer anekdotes uit zijn
verleden in zijn hallucinaties opduiken.
Spillebeens brengt geen eindeloze opsomming van feiten en
gebeurtenissen. Hij is en blijft de romancier, met als eerste
bedoeling zijn romanfiguren tot leven te wekken. Er zijn
uiteraard de talrijke historische wetenswaardigheden, maar
voorop staat de mens Ogier van Busbeke. Binnen de strak
aangehouden structuur, waarin dag na dag, van 11 tot 28 oktober
1591, de laatste levensdagen van Busbeke worden verhaald (een
procedé dat herinnert aan zijn roman ‘Aeneas, of De levensreis
van een man’) pendelt Spillebeen heen en weer tussen heden en
verleden, zonder daarbij de strikt-lineaire chronologie te
volgen. Dit is typisch voor de auteur. Schrijven betekent voor
hem essentieel orde scheppen in de chaos, de vormeloze veelheid
aan indrukken ordenen tot een coherent geheel en daardoor de
wereld zinvol maken.
Voor de lezer wordt het zo weliswaar een hele opgave om de
levenspuzzel te vervolledigen van die intrigerende humanist die
Busbeke is geweest. De auteur heeft veel aandacht voor het
innerlijke conflict dat Ogiers leven blijvend heeft beheerst. Er
is de botsing tussen de twee werelden die hij door zijn afkomst
in zich verenigt: die van de adel en die van de gewone mens,
ertoe veroordeeld steeds aan de zijlijn te blijven staan. Maar
er is niet alleen de ambiguďteit veroorzaakt door zijn afkomst,
er is ook de contradictie van de man die een leven wenste van
rust en studie en tezelfdertijd - zo typisch voor zijn tijd -
gedreven werd door weetgierigheid. En binnen de algemene
thematiek in het oeuvre van Spillebeen: er is de wereld van de
vaders en die van de moeders. De 'vaders' staan voor oorlog,
machtsmisbruik en geweld, iets waarmee Ogier zich nooit heeft
kunnen verzoenen. Hoewel, in dit boek zijn de moeders evenmin
van de poes: de echtgenote van Suleyman, immer intrigerend ten
voordele van haar zonen; de afschuwelijke Catharina de Médicis,
hoofdverantwoordelijke voor de Bloedbruiloft, (1572) waarin de
Franse hugenoten werden afgeslacht...
Zie artikel op Historiek: 23 augustus 1572 -
Begin van de
Bartholomeusnacht | Historiek
Roxelane, de vrouw van Suleyman, leren we nooit rechtstreeks
kennen (omdat Ogier haar nooit persoonlijk heeft ontmoet) en
kunnen we nog enigszins begrijpen. Maar bij koningin-moeder
Catharina de Médicis trekt Spillebeen alle registers open bij
monde van zijn gesprekspartners keizer Maximiliaan en zijn
dochter, de jonge koningin-weduwe Elisabeth. Elisabeth noemt
haar ‘dat serpent.’ (p. 142) Ogier belandt in Parijs in
september 1574, om de erfenis van Elisabeth te regelen. Hij
wordt haar vertrouwensman, “de dochter die hij nooit had gehad.”
(p. 173)
Een grote, positieve rol spelen de zusterfiguren: zijn halfzusje
Agnes, veel te jong gestorven; Madame de Mallocy, die hem aan
haar herinnert; de ongelukkige Elisabeth, uitgehuwelijkt aan de
labiele koning-moordenaar Karel IX, die hem het verslag doet van
haar ervaringen tijdens de Bloedbruiloft (1572).
Süleyman op weg naar het vrijdaggebed met zijn lijfwacht van
janitsaren. Houtsnede door Maria Verhulst (1553), weduwe van
Pieter Coecke van Aelst, naar diens serie 'Moeurs e fachons de
Faire des Turcz' (1533). Pieter Coecke, de latere schoonvader
van Pieter Bruegel, reisde naar Constantinopel in het gevolg van
een diplomatieke delegatie. De hele reeks van zeven scčnes vormt
een panorama van ongeveer 5 m lengte.
Themata en motieven
Een van de meest fascinerende aspecten van het boek is de
portrettering van Busbeke zelf. Zijn ontmoetingen met Süleyman
en andere belangrijke historische figuren in Europa en Turkije
werpen een interessant licht op de politieke en culturele
dynamiek van die tijd.
Ogiers persoonlijke conflict wordt door Spillebeen geplaatst in
de bredere context van het conflict tussen landen, culturen en
godsdiensten en de onverdraagzaamheid binnen de eigen
godsdienst. Zoals in het hele oeuvre van Spillenbeen neemt het
thema van de macht een primordiale plaats in. In zijn visie
leidt macht steeds en onherroepelijk tot corruptie en
machtsmisbruik. Dit thema is gepersonifieerd in twee
antagonisten: Suleyman en keizer Maximiliaan. Catharina de
Médicis en haar “addergebroed” staan hier tussenin, als om aan
te geven dat het altijd nog lager kan, dat kleine, geniepige
gemeenheid nog meer doden kan opleveren dat de epische grootheid
van een Griekse tragedie, zoals bij Suleyman.
‘Suleyman verschilde uiteindelijk niet zo heel veel van Karel of
van Filips. Hij was even godsvruchtig, hij sprak net als zij
rechtstreeks met God, al had die dan een andere naam.’ (p. 322)
‘Maar bij een koning of keizer of sultan lag het nog heel
anders, bedoelde hij. Die machtshebbers hadden een rijk en daar
was alles van afhankelijk en aan onderworpen. In het geval van
de sultan ook zijn vrouw, zijn minnaressen of zijn haremvrouwen,
zijn kinderen, zijn kleinkinderen. Zoals Suleyman de opdracht
had gegeven zijn zoon Mustafa en diens zoon te doden, zo had hij
de opdracht gegevens zijn zoon Bayazid en diens vier zonen te
doden. Ook de baby van enkele maanden, die hij naar Bursa had
laten overbrengen.’ (p. 321-322)
Maximiliaan II was als jonge man een vrolijke, intelligente
kerel. Maar voor het keizerschap en de last van de macht was hij
te menselijk. (p. 171)
Daardoor werd hij een onberekenbaar man, een introvert, een
eenzaat. ‘Hij zonderde zich af met zijn muziek en besteedde veel
tijd aan zijn dieren: paarden honden. Of hij dronk zich laveloos
en was dan onbenaderbaar. Zo was hij geworden. Toen ze
(Elisabeth) nog een kind was, gedroeg hij zich heel anders. “Hij
revolteert tegen de positie waar Filips van Spanje hem in heeft
gemanoeuvreerd,” zei Elisabeth. “Hij heeft net zo weinig op met
religie en politiek als ik.” ’(p. 175-176)
Bij monde van zijn hoofdpersonages tilt Spillebeen de
historische themata boven hun tijd uit en demonstreert zo hun
universeel, algemeen menselijk en tijdloos karakter.
‘Al die onverdraagzaamheid, ze duurde al zolang hij (Ogier)
leefde en ze zou voortduren na zijn dood. De afgelopen twintig
jaar was ze regelrechte waanzin geworden.’ (p. 141)
Ook de echtgenoot van Madame de Mallocy wordt in 1572 afgemaakt.
Hij was hugenoot, zij is katholiek gebleven. (p. 164)
‘Ogier meende te begrijpen welke tragiek er voor Suleyman
schuilging achter die opvatting van Allahs raadsbesluiten die
niet eens zo heel anders waren dan die van Gods Voorzienigheid
en van de leer van de predestinatie. Waarom toch al die
religieuze onverdraagzaamheid, het draaide toch allemaal om
hetzelfde.’ (p. 323)
“Da’s de tragiek van een vader die niet anders kan dan weeral
een van zijn zoons te gaan kapotmaken.” (p. 327)
Welke houding kan een eerlijk en eerzaam mens aannemen tegen
zoveel moordende verdwazing? Berusting en/of escapisme? Ogier en
de andere hoofdpersonen kiezen een andere weg: ze revolteren,
binnen de grenzen die de tijdgeest hun toestaat.
‘Alle rechtgeaarde mensen zijn protestanten, dacht hij (Ogier).
Ze protesteren.’ (p. 141)
Maximiliaan revolteert tegen onverdraagzaamheid. (p. 175)
Zijn dochter Elisabeth zegt aan Ogier: “Ik revolteer... Dat is
mijn standvastigheid.” (p. 176)
Daar tegenover verpersoonlijken Ogier van Busbeke en zijn
vriend-arts Willem Quackelbeen de religieuze verdraagzaamheid,
de kennisdrang en de vrijheidsliefde. Quackelbeen verzorgt
zieken en pestlijders, zonder ‘onderscheid des geloofs’ - wat
hem uiteindelijk zelf de dodelijke builenpest op het lijf haalt.
Ogier heeft vrienden bij moslims en Grieks-orthodoxen en tijdens
zijn verblijf in Constantinopel koopt hij, telkens hij kan,
slaven vrij.
Busbeke of De thuiskomst is het verhaal van een oude, vermoeide
strijder, eindelijk op weg naar zijn thuishaven, die hij niet
zal bereiken. Hij overziet zijn leven. Anders dan Aeneas en
diens teleurstellingen, heeft hij geen spijt van de keuzes die
hij gemaakt heeft. Maar was hij wel vrij? Het noodlotsmotief
duikt regelmatig op.
‘Maar jij begreep het, vader, dacht hij. Jij was trots op me. ik
was je liefste zoon. En het had met mijn moeder te maken. Ja, ik
was je liefste zoon, maar niet je opvolger, want dat zou een
beperking zijn geweest van mijn vrijheid. Je hebt me mijn
vrijheid gegund, vader. En vrijheid is het hoogste goed... Mijn
vrijheid, o ironie, dacht hij. In mijn leven na Busbeke ben ik
geen dag echt vrij geweest’. (p. 98)
“Ik heb mijn ondergang in zekere zin over mij geroepen hier in
Cailly door mijn verlangen om er in Mantes aan te ontkomen. En
mijn planen om Busbeke alsnog te bereiken zijn vermoedelijk ook
tot mislukken gedoemd... Niemand ontloopt zijn lot, Madame.” (p.
321) (Het literaire motief dat zo sprekend is verwoord in het
gedicht ‘De tuinman en de dood’) *
‘Ogier had tot dan toe zichzelf altijd voorgehouden dat de mens
zelf zijn lot bepaalde, door te zijn wie hij was. Hij had pas
achteraf beseft hoezeer hij een speelbal was geweest van de
omstandigheden die hij niet naar zijn hand had gezet of had
kunnen zetten.’ (p. 323)
Busbeke is bekend gebleven als linguďst, door zijn
vaststellingen over het Gotisch. Zelf relativeert hij zijn eigen
aandeel: het toeval, speelde hier een grote rol (of is het
‘betekenisvol synchronisme’, zoals C.G. Jung zou zeggen?).
Voor hij naar Wenen vertrekt ontmoet hij toevallig Arnold, de
zoon van Mercator. ‘Die had hem apetrots verteld dat hij een
zeer oude bijbel met gouden en zilveren letters op purperkleurig
perkament in zijn handen had mogen houden.’ Dit was de ‘Codex
Argenteus’, geschreven in het Gotisch door bisschop Wulfila. In
Wenen toont men hem een afschrift en vraagt hem onderzoek te
doen naar de taal van de Goten in de Krim. (p. 369-370)
In Constantinopel ontmoet hij twee gezanten uit de Krim. Een van
hen, een Griek dan nog, kent enkele woorden en een liedje
Gotisch **. Dat is dan de grote bijdrage van Ogier tot de
historische taalstudie! (p. 371)
(Zowel de Codex Argenteus als de tekst zijn later, na het
verschijnen van Spillebeens roman op internet te bestuderen.)
Bibliofiel
Een laatste opmerking: de bibliofiel Busbeke zou zeker in zijn
nopjes geweest zijn met de manier waarop Spillebeens roman over
hem is uitgegeven: duidelijk lettertype, rustige bladspiegel,
keurig ingebonden in een voorname stoffen band, artistieke
stofwikkel.
Didactische verwerking
Busbeke en de Canon
Busbeke komt niet voor in de Canon van Vlaanderen (2023). Hij
zou daar zeker op zijn plaats horen bij de humanisten, nr. 18
Erasmus. Hij wordt wel vermeld in Vanpaemel, G. & T. Padmos,
Wereldwijs. Wetenschappers rond keizer Karel, Leuven,
Davidsfonds, 2000.
Zelf hebben wij hem pas leren kennen in dat boek en dat jaar.
Daarvoor: nooit ofte nimmer van hem gehoord. Hij verdient het
nochtans wel degelijk.
Je kan Busbeke laten bespreken op twee niveaus: het
literaire en
het historische. Voor het eerste vind je voldoende gegevens
(hoop ik) in bovenstaande artikel. Een overgang naar het tweede
kan dan gevormd worden door de gebeurtenissen uit het leven van
Ogier in chronologische volgorde te laten distilleren uit de
plukjes informatie die verspreid liggen over het hele boek. Voor
het historische luik kunnen de leerlingen een lijst opmaken van
historische gebeurtenissen en personen die in het boek voorkomen
en daar zo nodig achtergrondinformatie over opzoeken.
Historische Context. Vanuit het boek kunnen leerlingen/studenten
de politieke en culturele situatie van Europa en het Ottomaanse
Rijk in de 16e eeuw onderzoeken. Ze kunnen de rol van Busbeke in
deze context analyseren en zijn diplomatieke missie vergelijken
met andere gebeurtenissen uit die tijd, evenals de culturele
uitwisselingen tussen het Westen en het Ottomaanse Rijk.
Daarnaast kan het dienen als uitgangspunt voor discussies over
thema's zoals identiteit, religie en de waarde van kennis.
Debat en Discussie. Leerlingen/studenten kunnen de ethische
dilemma's bespreken waarmee Busbeke en andere personages worden
geconfronteerd. Ze kunnen debatteren over kwesties zoals
religieuze tolerantie, de waarde van culturele uitwisseling en
de verantwoordelijkheden van een diplomaat.
Alleszins moet je laten nagaan wat de actuele impact
is van de
thematiek, door voorbeelden te laten opzoeken van hedendaagse
conflicten waarin onverdraagzaamheid, vooral religieuze, een rol
speelt (Noord-Ierland, ex-Joegoslavië, Syrië en Irak, Iran...).
Dit hebben wij in voorbije jaren enkele keren gedaan in een
vakoverschrijdende leereenheid Nederlands – geschiedenis.
Helaas zijn die voorbeelden voor de hand liggend, legio,
schering en inslag. Terwijl deze bijdrage geschreven wordt
heerst al twee jaar een oorlog in Oekraďne, na een Russische
invasie; op 7 oktober 2023 richtte de terreurbeweging Hamas een
afschuwelijk bloedbad aan onder feestende festivalgangers en
Israëlische omwonenden, gevolgd door een invasie van Israël in
de Gazastreek en een verschrikkelijk slachtpartij, met
verwoestende nietsontziende bombardementen, duizenden
onschuldige Palestijnse burgers, hongersnood... Een ongezien
tragedie, die nog steeds voortduurt op deze 19de maart 2024.
Illustraties
Een begrijpelijk doch opvallend hiaat is het ontbreken van
illustraties - buiten de vaag zichtbare opdruk op de stofwikkel.
Er is in de 16de en 17de eeuw nochtans veel visueel materiaal
over de Turken gepubliceerd. Zij fascineerden Europa. Het was
een dichotome houding: enerzijds had je de bekoring van het
exotische (van harems op schilderijen tot en met een Turkse mars
bij Mozart); langs de andere kant de vrees voor de Osmaanse
expansie en de wreedheden die ermee gepaard gingen. Vergeten we
niet dat Wenen nog in 1683 - een eeuw na de dood van Busbeke -
door de Turken belegerd werd! Een zoektocht naar visuele
aanvulling van de roman in boeken en vooral op internet lijkt me
dus een dankbare taak voor vrijwilligers. Heb je voldoende
geďnteresseerden in de klas, dan kun je eenzelfde opdracht geven
in verband met afbeeldingen of specimina van de fauna en/of
flora die in het boek aan bod komen. Bij andere gelegenheden
hebben wij zo één lesuur Nederlands een kruidendeskundige voor
de klas gehad. Uiterst boeiend!
Er is nog een tweede benadering mogelijk: in een soort leeskring
lezen groepjes leerlingen /studenten/geďnteresseerden buiten het
onderwijs elk twee romans van Spillebeen. Busbeke wordt dan
vergeleken met Aeneas, of De levensreis van een man, terwijl een
andere groep het boek vergelijkt met Cortés of De val. Van
Aeneas staat een recensie in het Lexicon van literaire werken.
Van Cortés is een analyse verschenen in Lexicon van literaire
werken, mei 1993. Een uitvoerige bespreking hiervan zal volgen
op Histoforum.
Lees zeker op Histoforum de recensie van
De Grote Turk.
En overloop en volg de links onderaan het artikel.
Illustraties vind je in:
moeurs des Turcs.
Er is een proefschrift gewijd aan Busbeke; je kan het
downloaden: Zweder R. W. von Martels, Augerius Gislenius
Busbequius. Leven en werk van de keizerlijke gezant aan het hof
van Süleyman de Grote. Z.n. [eigen beheer], z.p. 1989, 620 blz.
zie DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren .
Naam van de auteur ingeven in zoekfunctie
Beknopter: von Martels , Z.,
Het leven van Ogier van Boesbeke
(Augerius Busbequius; 1520/1-1591), keizerlijk gezant aan het
hof van Süleyman de Grote, In: De Franse Nederlanden jrg
1993, p. 206-216.
** Uitleg
Deze Krimgoten waren ten tijde van de Grote Volksverhuizingen
(ca. 400 na Christus) niet mee op tocht gegaan en achtergebleven
in hun oorspronkelijke woongebieden. In de rest van Europa was
de taal al bijna duizend jaar uitgestorven in de landen die
eertijds door Goten waren bezet (Spanje, Italië,
Zuid-Frankrijk). Slechts één uitvoeriger document heeft de tijd
overleefd: de Codex Argenteus (‘Zilveren Codex’) die een
Bijbelvertaling in het Gotisch bevat, door bisschop Wulfila in
de tweede helft van de 4de eeuw geschreven. De codex is
omstreeks het jaar 500 met zilveren en gouden inkt op purperrood
perkament gekopieerd. Het kostbare boek was in Busbeke’s tijd in
het bezit van zijn vriend en mede-humanist Justus Lipsius, die
er merkwaardig correcte en scherpzinnige taalkundige conclusies
uit trok. Van dit unieke boek zijn er van de 330 bladen 187
overgebleven, die thans in een zilveren band bewaard worden in
Upsala, Zweden.
Tweehonderd jaar na Busbeke verdwenen ook de Krimgoten van het
wereldtoneel. Zij werden door de Russische tsarina Catharina de
Grote vervolgd en uitgemoord.
*******
* De tuinman en de dood
Pieter Nicolaas Van Eyck (1887-1954)
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!"-
Van middag - lang reeds was hij heengespoed -
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom", zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk vond staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
( Voorbereiding )
Jos Martens, maart 2024