home tijdvak 1 tijdvak 2 tijdvak 3 tijdvak 4 tijdvak 5 tijdvak 6 tijdvak 7 tijdvak 8 tijdvak 9 tijdvak 10
Slavernij
De Spaanse koning Karel V besluit in 1543 wetten in te
voeren die de slavernij van Indianen verbieden. Over dit
verbod ontstaat discussie en daarom stelt Karel een
commissie in om het conflict op te lossen. In 1550 roept
deze commissie in Valladolid (Spanje) twee geleerden op:
Juan de Sepulvéda (bron 1) en Bartolomé de las Casas
(bron 2).
Lees bron 1 en 2
Bron 1
Juan de Sepulvéda:
Denk niet dat de Indianen, voordat de Spanjaarden
kwamen, in een lieflijke wereld leefden. Integendeel, ze
voerden onophoudelijk wrede oorlogen tegen elkaar en
maakten zich schuldig aan kannibalisme op de
overwonnenen. Beter bewijs is er niet dat sommige mensen
meerderwaardig zijn boven andere wat betreft
intelligentie, geest en dapperheid. Zulke mensen
(indianen) zijn van nature slaven. Het is waar dat
sommigen aanleg hebben voor bepaalde ambachten, maar dat
is geen bewijs voor hun menselijke intelligentie. We
weten immers dat dieren, vogels en spinnen, bepaald werk
kunnen doen dat geen enkel mens ze kan nadoen. Kortom,
dit zijn de gewoonten van deze minderwaardige mensen,
barbaars, onbeschaafd en onmenselijk, voordat de
Spanjaarden hier kwamen. En dan spreken we nog niet eens
over hun heidense godsdienst en hun zondige offers
waarin ze de duivel als hun god vereerden. Zij denken
dat ze hem geen beter offer kunnen brengen dan de harten
van mensen. We hoeven er dus niet aan te twijfelen, dat
deze volken - zo onbeschaafd, zo barbaars en zo
aangetast door ontaarding en ondeugd - terecht zijn
overwonnen door een volk dat
menselijk is en
uitblinkt in zoveel deugden.
Bron 2
Bartolomé de las Casas:
Want alle volken, waar ook ter wereld, zijn mensen. En
mensen, zowel samen als als individu, zijn rationele
wezens. Ze hebben allemaal verstand en wil. Ze zijn
allemaal gevormd naar het beeld en de gelijkenis van
God. Ze hebben allemaal het natuurlijk vermogen om
dingen te kunnen begrijpen en zich kennis eigen te
maken. Allen houden van goedheid en verafschuwen kwaad.
Alle mensen zijn gelijk geschapen. Niemand wordt
‘verlicht’ geboren. Uit dit alles volgt dat wij allemaal
in het begin geleid en gesteund moeten worden door de
mensen die eerder zijn geboren dan wij. En de
onbeschaafde volken op de aarde kunnen worden vergeleken
met woeste grond waarop veel soorten onkruid en
onbruikbare doornstruiken groeien. Maar wel een woeste
grond die zulke
natuurlijke kwaliteit heeft dat ze door werk en zorg
gezonde en nuttige vruchten kan opleveren.
Bron 3
De filosoof Jean Jacques Rousseau schrijft in 1762 in
zijn boek Emile, ou l’éducation (Emile, of de opvoeding)
Tot nu toe heb ik geen onderscheid gemaakt tussen
standen, rang en fortuin (geld). En ik zal dit in het
vervolg ook niet doen, omdat alle mensen gelijk zijn,
tot welke stand zij ook behoren: de rijke heeft geen
grotere maag dan de arme en hij verteert zijn voedsel
niet beter; de meester heeft geen langere of sterkere
armen dan zijn slaaf; een man met aanzien is niet
aanzienlijker dan een man uit het volk; kortom: omdat
mensen overal dezelfde natuurlijke behoeften hebben,
moeten de middelen om deze te krijgen ook overal
dezelfde zijn. Alleen de natuur geeft de mens
onuitwisbare eigenschappen en de natuur maakt geen
prinsen, geen rijken en geen grote heren.
Opdrachten
Gebruik bron 2 en 3
1.
Tussen de argumenten van De las Casas en die van
Rousseau bestaat een opmerkelijke overeenkomst wat
betreft hun visie op de mens, maar er is een belangrijk
verschil in bewijsvoering.
Leg uit:
− wat deze overeenkomst is en
− wat dit verschil is.
Gebruik bron 1 en 2
2.
In het debat van 1550 over slavernij was er onder
Spanjaarden in Zuid-Amerika zowel steun voor de mening
van Juan de Sepulvéda als voor de mening van Bartolomé
de las Casas. Wel kreeg Juan de Sepulvéda meer steun.
Geef hiervoor een verklaring. Doe dat door:
− eerst het standpunt van Juan de Sepulvéda weer te
geven,
− daarna het standpunt van Bartolomé de las Casas en
− daarmee uit te leggen waarom Juan de Sepulvéda meer
steun van Spanjaarden in Zuid-Amerika krijgt dan
Bartolomé de las Casas.
3.
Door het verbod op de slavernij van de Indianen werd de
exploitatie van de koloniën in Zuid-Amerika moeilijker.
Leg uit op welke manier dit probleem werd opgelost.
Beantwoord de volgende vragen zonder bron
4.
De Dominicaanse priester Bartolomeo de las Casas was
tegen de slavernij voor indianen, maar twijfelde in zijn
geschriften niet aan het gerechtvaardigde karakter van
de conquista (verovering van Zuid-Amerika) zelf. Geef
hiervoor een verklaring.
5.
De Amerikaan David Walker, geboren in 1785 als
vrije zwarte in de V.S., was een abolitionist*. Hij
sprak zich sterk uit tegen Bartolomeo de las Casas. Geef
voor deze houding een verklaring.
*
Abolitionisme
is de overtuiging dat de slavernij moet worden
afgeschaft
Slavernij
Copyright: Albert van der Kaap, 2011