De jonge samoerai. De weg van de krijger
Chris Bradford, Amsterdam, Mynx, 2009; 256 blz.
Japan 17de eeuw - samoerai - opleiding en inwijding
- Japanse cultuur.
Waardering: ****/4
Doelgroep: 14+
Inhoud
Proloog. Kyoto, Japan, 1609. Tijdens een nachtelijke aanval
vermoordt een ninja (sluipmoordenaar) met één groen oog de jonge Masamoto Tenno
in zijn eigen huis.
1611. Na een uitputtende tocht van twee jaar belandt de
driemaster Alexandria in een storm.
Aan boord van het schip bevindt zich de twaalfjarige Jack Fletcher, zoon van
de opperstuurman John Fletcher. Het schip zeilt in dienst van
de Nederlandse V.O.C. - de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Zij lijden
schipbreuk op de Japanse kust. In een beschutte baai bij het dorp Toba
kalefatert de bemanning met man en macht het schip op. Voor ze kunnen uitvaren
worden ze overvallen door een wel bijzonder soort piraten: ninja’s. Die richten
een slachting aan onder de opvarenden.
Wanneer Jack weer bijkomt, ligt hij met hoge koorts in een
Japanse woning. In flarden komen zijn herinneringen terug.
De aanvoerder van de piraten is een ninja met één groen oog.
Hij neemt de jongen in een wurggreep en eist slechts één ding: “Rutter.” De
rutter, het gedetailleerde logboek
met de geheimen van de tocht, was de grootste schat van Jacks vader. John weet
zijn aanvallers van zich af te slaan. De eenoog doorsteekt hem, maar zijn zoon
wrikt zich los en haalt de rutter uit zijn geheime bergplaats in de kajuit.
Vooraleer de ninja hem weer kan beetpakken, laat een van de Hollandse matrozen
het schip in de lucht vliegen.
Voor Jack begint een langzaam herstel en de initiatie in een
vreemde wereld. Hij zou evengoed op een andere planeet kunnen beland zijn. Hij
verstaat niets van de taal en nog minder van de vreemde gebruiken. Ze steken hem
in bad! Iedereen weet toch dat baden ongezond zijn! Het voedsel is vreemd. De
mensen nog vreemder. Jack onderneemt een ontsnappingspoging. Die loopt
vanzelfsprekend op niets uit. Een jonge samoerai en een meisje moeten hem zelfs
uit een netelige positie redden.
Dan keert de heer des huizes weer, de beroemde zwaardmeester
Masamoto Takeshi. Die haalt er vader Lucius, een zieke Portugese jezuïet bij als
tolk. Ofschoon de jezuïeten en de protestantse Engelsen aartsvijanden zijn,
raken de twee toch min of meer bevriend. Tijdens de volgende maanden leert Jack
in ijltempo Japans. Met Yamato, de zoon van de zwaardmeester traint hij op de
bokken, het houten oefenzwaard, met
diens nichtje Akiko oefent hij dagelijks zijn Japans. De verhouding met Yamato
is stroef, bij het vijandige af; Akiko is vriendelijk en behulpzaam. Wanneer
vader Lucius sterft, geeft hij Jack zijn woordenboek Portugees-Japans in
bewaring.
Vlak voor de zwaardmeester andermaal uit Kyoto terugkeert,
volgt er weer een nachtelijke aanval van de groenogige ninja, Dokugan Ryu,
Drakenoog. Jack breekt met zijn bokken de pols van een der overvallers. Doch
alleen de plotselinge aankomst van Masamoto redt de jongelui van een zekere
dood. Masamoto neemt hen voor alle veiligheid mee naar Kyoto en schrijft hen in
in zijn Niten Ichi Ryu, ‘Een School van Twee Hemelrijken’ Hier begint Jacks
zware training in de bushido, ‘de Weg van de Krijger’. Bijna bij aankomst reeds
maakt Jack vrienden, maar ook verwoede vijanden. Dit laatste doordat hij als
gaijin, barbaar, zondigt tegen zowat
alle elementaire Japanse omgangsregels. Zelfs met de permanente steun van Akiko
en enkele nieuwe vrienden, wordt het leven hem onmogelijk gemaakt en wordt hij
vooral door de arrogante Kazuki en diens vrienden als een paria behandeld.
De volgende maanden staan volledig in het teken van de
opleiding tot samoerai. Markante leermeesters wijden hen in, onder andere in
kenjutsu (de Kunst van het Zwaard),
kyutsu (de Kunst van de Boog) en
taijutsu (de Kunst van het Lichaam,
het ongewapend vechten) en in zenmeditatie. Want samoerai is een levenswijze,
veel meer dan vechtkunsten alleen. Rustpunten komen er alleen op Japanse
feestdagen. Maar telkens gebeurt er wel wat. Bij hanami, het Feest van de
Kersenbloesems lokt Kazuki met twee van zijn vrienden die tot een andere school
behoren, een gevecht uit. De zwaardmeester van de andere school daagt Masamoto
uit tot een duel in de verschillende gevechtssporten tussen de twee scholen.
Masamoto geeft zijn zoon Yamato een uitbrander wegens zijn houding tijdens het
gevecht, waarop die verdwijnt. De anderen krijgen drie maanden om zich voor te
bereiden op de duels. Tot Jacks verbijstering krijgt hij Yamato als
tegenstander. Na hun duel is de stand tussen de scholen gelijk. De keizerlijke
scheidsrechter legt hun de proef van het Zwaard van Jade op. Wie het kostbare
zwaard als eerste uit zijn schuilplaats kan halen uit de tempel boven de
waterval, bezorgt zijn school de overwinning. Het blijkt een moeilijke klus.
Dankzij zijn ervaring als scheepsjongen wint Jack en redt hij tevens het leven
van Yamato.
De dag daarop is het Gion Matsuri, een reinigingsfestival. De
vrienden zijn weer verenigd en trekken gemaskerd door Kyoto. Jack botst op een
man met een demonenmasker. Hij herkent het groene oog van Dokugan Ryu. Ongemerkt
volgen ze hem tot in het kasteel van de daymio van Kyoto. Ze vinden de
schildwachten … allen dood. Jack, Yamato en Akiko vallen de ninja aan. Yamato
krijgt een diepe borstwonde. Akiko redt Jack door haar korte zwaard naar de
ninja te werpen. Die ontsnapt andermaal aan de toegesnelde samoerai van de
gewaarschuwde Masamoto. De drie krijgen een gepaste beloning voor hun moedig
gedrag. Voor Jack zijn dat de eerste zwaarden van Masamoto.
Bespreking
In 43 korte hoofdstukjes - drie tot vijf bladzijden - ontrolt
zich het verhaal van Jack Fletchers schipbreuk en zijn kennismaking met een
verbijsterend vreemde wereld. Wij beleven en zien de hele inwijding door de ogen
van de gestrande vreemdeling. Van lieverlee worden we zo meegezogen in de
fascinerende wereld van het oude Japan. Die geleidelijke inwijding van
hoofdpersoon en lezer samen, is een van de sterke kanten van het boek.
Ongetwijfeld weerspiegelt de inhoud de eigen ervaring van de auteur, die zelf
een gerenommeerd instructeur in vechtkunsten is. Zijn kennis van en liefde voor
de Japanse cultuur blijkt uit elke bladzijde.
Oudere lezers herkennen ongetwijfeld
het recept. Hetzelfde stramien zagen zij in de veelbesproken televieserie
Shogun (1980), met Richard Chamberlain en de legendarische Toshiro
Mifune in de hoofdrollen, gebaseerd op de gelijknamige vuistdikke bestseller van
James Clavell (1975). Jongere lezers zullen er ongetwijfeld
Star Wars in herkennen, met de
opleiding van Luke Skywalker tot Jedi-ridder. Doch hier met de bejaarde
krijgsmonnik Yamada in de rol van Yoda. Ondertussen zijn er ook voldoende
avonturenfilms zonder veel inhoud en met onwaarschijnlijke acrobatische
strijdscènes, als American Ninja en
andere, die volgens hetzelfde recept zijn opgebouwd. Het gevecht met de
bokken, het houten zwaard is dan weer
duidelijk ontleend aan de recentere film
The Last Samurai 2004), met Tom Cruise. Voor de levendige en
gedetailleerde beschrijving van de tocht over de Tokaido naar Kyoto heeft de
auteur ongetwijfeld een beroep gedaan op verslagen van Nederlanders uit de 17de
eeuw (zie verder onder Historische
achtergrond) of Engelsen in de 19de, kort na de openstelling van
Japan, omstreeks 1860.
De kaft van het boek lijkt ontleend aan een fantasy-reeks. En
hetzelfde geldt in zekere mate voor Jack: hij is te heldhaftig, te veel superman
naar onze smaak. De taal is eenvoudig, met korte zinnen. Ons storen soms de te
moderne woorden als ‘bodyguard’ en het herhaalde ‘sorry’, ontleend aan het
Engelse origineel. Niet zo gebruikelijk zijn de vele Japanse woorden en
uitdrukkingen. Die dragen echter bij tot de sfeerschepping, en zijn de vele
duizenden beoefenaars van Japanse vechtsporten vertrouwd. Achteraan vind je
trouwens een handige lijst met gebruikte Japanse woorden.
“Het zwaard is de ziel van de
samoerai.”
Samoerai. Het woord alleen al roept een wereld op van geharde
strijders, voortgedreven door een stringente erecode, trouw tot de dood. Een
wereld van bizarre maar prachtige wapenrustingen en een cultus van het zwaard …
de beste zwaarden ter wereld, gesmeed door de beste wapensmeden.
China en Japan hebben Europa gefascineerd sinds de vermelding
van het mysterieuze Cipangu en Cathay bij Marco Polo in de 14de eeuw.
Toen westerlingen in de 16de eeuw daadwerkelijk doordrongen tot het
Verre Oosten ontstond bij de gecultiveerde bovenlaag een ware rage voor
‘chinoiseries’: Chinees of Japans porselein, kamerschermen, wandtapijten,
waaiers en zijde voor japonnen en kimono’s vonden binnen de kortste keren hun
weg naar Europa. De rage kwam en ging nooit meer helemaal weg. Van Gogh
kopieerde nauwgezet en enthousiast Japanse houtsneden die Parijs bereikten als
inpakpapier; het ‘japonisme’ werd een Japan-gekte kort voor en na 1900. Japanse
kunst beïnvloedde diepgaand de art nouveau.
Dit was een samenleving met een
oververfijnde levensstijl. De correcte knoop in een zijden touw was even
belangrijk als de beheersing van de vechtsporten. Een maatschappij ook van
schoonheid en dood, met de kersenbloesems als symbool voor de samoerai en de
kortstondigheid van het leven. Waar een samoerai kon wenen om een vallend
bloemblaadje, maar zonder verpinken het hoofd afhakte van een dove theeverkoper
die niet diep genoeg buigt. Ongetwijfeld hebben we hier te doen met een
meervoudig gelaagde cultuur: een samenleving met eeuwenlang bloedige
burgeroorlogen. En even ongetwijfeld vormden de talloze rituelen in de
omgangsvormen een sublimatie, een tegengewicht voor al dat bloed. De auteur
voert ons met mondjesmaat binnen in deze cultuur, maar geeft toch niet alles.
Een van de problemen voor Jack is dat hij Kazuki meteen tot vijand maakt, omdat
hij hem in het publiek gezichtsverlies laat lijden. Jack begrijpt aanvankelijk
zelfs het begrip niet. Gezichtsverlies bezorgt oneer, schaamte; schaamte is
dodelijk. Voor een samoerai bestaan er slechts twee oplossingen: het voorwerp
van de oneer doden of seppuku,
rituele zelfmoord plegen. Dat was zo bij de Japanse militairen in de Tweede
Wereldoorlog, dat is in sterke mate nog tot op heden! Een ander punt: Jack redt
tot tweemaal toe het leven van Yamato. Die is hem daar niet erg dankbaar voor.
In Japan laadt een dienst of gunst een last, een schuld,
on, op de ontvanger. Weer eens een
volledige andere mentaliteit dan in het Westen. Daar komt nog bij dat de
samoerai, de militaire kaste, zich ver verheven achtten boven alle andere
geledingen in de maatschappij en Japanners zich, eveneens tot op heden, over het
algemeen superieur achten aan alle andere volkeren. Maar zo zijn er in Europa in
verleden en heden ook wel naties aan te wijzen!
Hoewel we in de roman voldoende voorbeelden krijgen van de
ongelooflijke arrogantie van de samoerai, zul je weinig kritische bezinning
aantreffen. Doch ook dit zal de lezer ongetwijfeld worst wezen. Misschien dat er
via de hoofdpersoon in de volgende delen toch af en toe tegenwind komt.
Porselein
Geen enkel oosters luxeproduct sprak zo sterk tot de Europese
verbeelding als porselein: hard als glas, waterdicht als kwaliteitsaardewerk,
dunwandig en doorschijnend, beschilderd met fijngepenseelde exotische taferelen,
mooier dan het fijnste majolica. Voor de westerse wereld was porselein van meet
af aan een van de meest begerenswaardige rariteiten van de Oriënt.
Twee eeuwen lang bleef porselein Europa obsederen. Men had
geen flauw idee hoe het geproduceerd werd.
Toen China het hele rijk afsloot, haalden voornamelijk de
Nederlanders hun porselein in Japan. Hier bestelde men soms drie jaar voorop
aardewerk met Europese voorstellingen (zolang duurden heen- en terugreis),
bijvoorbeeld borden met wapenschilden of serviezen voor een huwelijk. De
Japanners bewaakten angstvallig het geheim van dit
Imari-porselein (genoemd naar de
uitvoerhaven). Pas in de 20ste eeuw kwam Europa erachter dat het vervaardigd
werd door Koreaanse vaklui, die door de militaire dictator Hideyoshi in 1597 uit
hun land waren gedeporteerd naar Japan en daar hun ambacht, verborgen voor
vreemde ogen, eeuwenlang verderzetten in het dorp Arita.
In 1708 slaagde Johann Friedrich Böttger eindelijk erin het
harde, hagelwitte, Europese porselein te produceren. (Meer hierover, met heel wat
illustraties, op de
Joos de Rijcke-site.)
Historische achtergrond
Roman en werkelijkheid
Blijft nog een voorlaatste vraag: dit is een historische
roman, die zich afspeelt in een welbepaald land in een welbepaalde tijd. Kan de
inhoud ook historisch kloppen?
Het begin van onze 17de
eeuw viel voor Japan samen met een nieuwe era. In 1600 versloeg Iëjasoe, het
hoofd van de Tokugawa-clan, zijn tegenstanders in de slag bij Sekigahara. Deze
episode is ons relatief vertrouwd door de reeds vermelde televisiereeks
Shogun.
Weinigen weten dat de Engelsman uit deze serie echt bestaan heeft. Hij heette in
werkelijkheid Will Adams en was inderdaad de eerste Engelsman, die Japan in dat
gedenkwaardige jaar 1600 bereikte, als navigator op een Hollands schip,
De Liefde. Zijn kanonnen speelden een
rol in de beslissende slag, die Iëjasoe het shogunaat opleverde, het
opperleenheerschap onder de goddelijke keizer, de Mikado. Adams bouwde in
opdracht van de shogun een Japanse zeevloot uit en bracht het tot daimyo,
bevelhebber over samoerai. En toen hij in 1620 stierf, was hij de meest geëerde
Europeaan in het land. Over hem schreef Christopher Nicole een boeiende roman:
Will Adams,
Heer van de Gouden Waaier (1974).
Het nieuwe sterke gezag van de Shogun zou een radicale
ommekeer betekenen voor de verhouding met de Europeanen. In 1543 bereikten de
eerste Portugezen Japan. In datzelfde jaar kregen de Japanners enkele Portugese
lontmusketten in handen. Een jaar later hadden zij die niet alleen perfect
gekopieerd, maar het oorspronkelijk ontwerp reeds gevoelig verbeterd. Om ze dan
drie eeuwen lang ongewijzigd te laten. Samoerai haatten vuurwapens.
Haakbusschutters waren meestal laaggeplaatste soldeniers, die in slechts enkele
maanden konden opgeleid worden, terwijl de vorming van samoerai jaren intensieve
training vergde. De ironie van de geschiedenis wil dat Iëjasoe juist dankzij
westers wapentuig de overhand kon halen op al zijn rivalen.
Zes jaar na de eerste Portugezen arriveerde de beroemde
jezuïet Franciscus Xaverius, die een aanvang maakte met de missionering. De
jezuïeten na hem vestigden een religieus monopolie, dat zij angstvallig
verdedigden tegen andere kloosterorden. En niet ten onrechte. Hun visie week
immers sterk af van de gebruikelijke Eurocentrische. Zij beschouwden de
Japanners niet als heidense barbaren, maar hadden het grootste respect voor hun
cultuur. Die houding wierp snel vruchten af. Tegen de tijd dat Iëjasoe stierf,
in 1616, telde Japan reeds minstens 400.000 christenen.
In de goede halve eeuw na 1543 en voor
1600 leek een intensieve uitwisseling tussen Japan en Europa op gang te komen.
Jezuïeten stuurden jonge christelijke samoerai naar Rome en daarna naar Parijs.
Overal waar ze kwamen verwekten ze opschudding en bewondering. Zij brachten
westerse muziekinstrumenten als de luit en westerse muziek mee terug, wat in hun
thuisland eveneens erg in de smaak viel. Na de gedwongen openstelling van Japan
na 1858 zou zich een herhaling voordoen. Een halve eeuw lang werd nabootsing van
het Westen in alles de regel: voor industrie, leger, mode enz. Deze episode is
heel goed getekend in de o.i. onderschatte film
The Last Samurai (2004).
Spoedig echter vond het Land van de Rijzende Zon zijn ziel terug.
Van die nieuwe tijd merken we niets in
het boek, behalve dan de aanwezigheid van vader Lucius. Ook dat kan kloppen: in
de buurt van Kyoto, de keizerstad, waar het verhaal zich afspeelt, zal het leven
nog verder gegaan zijn als in de era van de burgeroorlogen tijdens de
voorafgaande eeuw, zoals meesterlijk verfilmd door de befaamde Kurosawa in
Kagemusha
(1980) en
Ran (1985).
Maar het zou niet lang meer duren voor de ijzeren vuist van de
shogun hieraan een einde stelde. Hij hield van elke voorname daimyofamilie
enkele leden als gijzelaar in zijn hoofdstad Edo (het latere Tokio). En bij
onderlinge oorlogjes of opstand: hoofd eraf. De samoerai en ninja’s verloren
eigenlijk elke betekenis. Toch bleven de opleidingen en oefenscholen doorgaan,
alsof er niets veranderd was, tot in onze 21ste eeuw toe. Onlangs
(2009) zag ik op National Geographic Channel een uitzending over zwaarden,
samoerai en krijgsscholen. Een jonge vrouw stond op het punt om haar vader als
zwaardmeester op te volgen. Zeer uitzonderlijk! Want laat je niets wijsmaken
door de paar vrouwelijke samoerai in De
weg van de krijger: Japan is nog steeds een macho-mannenmaatschappij. En nog
steeds ziet men vrouwen liever in de rol van geisha dan van samoerai.
Oranda: de Nederlanders in Japan
De opvolgers van Iëjasoe moesten niets hebben van het
christendom, dat ze beschouwden als een agent van buitenlandse politieke
inmenging. Zij trachtten deze vreemde religie volledig uit te roeien. In 1637,
toen de Portugese missionarissen reeds uit het land gezet waren, kwamen de
christenen in opstand rond Nagasaki. Als represaille werden toen 37.000 mensen
op de meest wrede wijze omgebracht. Schepen van de calvinistische Hollanders
hielpen de shogun om de ‘paapse’ opstand te onderdrukken. Eén voor één gaven de
Europeanen hun factorijen op.
Toen shogun Iëmitsoe in 1640 Japan definitief en volledig
afsloot van de buitenwereld, mochten alleen de Hollanders blijven. Zij kregen
een verplichte verblijfplaats toegewezen op het kunstmatige eilandje Decima, dat
door een dam met Nagasaki was verbonden. Het Tokugawa-shogunaat zou gedurende
meer dan twee eeuwen Japan regeren als een militaire dictatuur, die volledige
trouw en gehoorzaamheid eiste van alle Japanners in ruil voor orde en
stabiliteit.
Dit had een zeer belangrijk gevolg, dat in de Lage Landen te
weinig bekend is ondanks enkele recente succesrijke tentoonstellingen in België
en Nederland. Gedurende die twee eeuwen waren de Hollanders en het Nederlands
voor Japan de enige poort op de buitenwereld. Op verzoek van de shogun
vertaalden de Hollanders zoveel mogelijk wetenschappelijke werken uit Europese
talen in het Nederlands, en de handel in vertalingen werd een belangrijk
onderdeel van de Decimaconcessie. In het vlakbij gelegen Nagasaki richtte de
shogun een universiteit op van 'Hollandse Wetenschappen' (Rangaku),
waar veelbelovende jonge Japanners Nederlands leerden om zo hun landgenoten te
laten delen in de kennis uit de verboden buitenwereld. Commercieel was de
Decimavestiging, met al haar beperkingen en vaak vernederingen, weinig lonend.
Eenmaal per jaar moesten de Europeanen op reis naar het hof van de shogun om
schatting te betalen in de vorm van curiosa, zoals kamelen of andere in Japan
onbekende dieren. De Japanners dwongen hen dan te dansen en te springen als
‘apen’, tot vermaak van de hovelingen. Toch hebben de Nederlanders de post nooit
opgegeven. Voor de Japanners fungeerden die merkwaardige vreemdelingen met hun
lange neuzen als een soort rariteitenkabinet, een onuitputtelijke bron voor
verhalen over seksuele afwijkingen en bizarre eetgewoonten. Er ontstond zelfs
een soort kunstindustrie: de Nagasaki-houtsnede, die regelmatig nieuwe
illustraties verspreidde onder Japanse belangstellenden en toeristen!
Toen dan in 1853 de Amerikaanse commodore Perry met zijn
vervaarlijke stoomboten verscheen en zo een einde maakte aan de Japanse
Middeleeuwen, moesten de onderhandelingen via een tolk gebeuren in het
Nederlands!
Reeds eerder had de Nederlandse regering pogingen ondernomen
om de Japanse bestuurders duidelijk te maken dat de wereld buiten het land snel
en onherroepelijk veranderde. Toen de afloop van de beschamende Opiumoorlog
(1840-1842) met geweld van Engelse wapensuperioriteit het einde van China’s
isolement inluidde, zond koning Willem II in 1844 een brief aan de shogun met
het dringende advies om de afzondering op te geven. Het plechtige antwoord was
vergezeld van zijden handschoenen (om bij het lezen de brief van de shogun niet
te bezoedelen -zij bleven bewaard!) en van een paar prachtige kamerschermen,
maar luidde afwijzend. Toch zouden de Japanners na Perry dat gebaar niet
vergeten. Vanaf 1854 reeds begonnen Nederlanders in Nagasaki met de opleiding
van Japanse marine-experts. Tot in 1870, twee jaar na de Meiji-restauratie,
bleef het Nederlands de officiële taal voor het onderhouden van contacten met
het buitenland. Tijdens het Tokugawa-tijdvak werden een 300 woorden uit het
Nederlands in het Japans overgenomen. Tegenwoordig blijven er nog 150 over,
waarvan althans minstens één van Vlaamse afkomst; kaban van kabas. En in Japan
kent de Rangaku of
Hollandkunde de laatste veertig jaar
een oplevende belangstelling, ditmaal om historici toe te laten de historische
banden tussen Nederland en Japan te bestuderen. Japan zou Japan niet zijn, als
dat niet ook toeristisch (en commercieel!) zou vertaald worden. Nabij Nagasaki
is een volledig historisch Nederlands dorp ingericht, mét windmolens,
authentieke Hollanders in folkloristische klederdracht, op klompen (wat dacht
je) en met de replica van een VOC-schip aan de kade. Hoeft het gezegd dat dit
een enorm succes kent?
En de christenen ? De missionarissen, die in het kielzog van
de kanonneerboten terug op het toneel verschenen, merkten tot hun diepe
ontroering, dat de traditionele Japanse trouw ook kon gaan naar een godsdienst,
die als on-Japans door de wettige overheden was veroordeeld. Ondanks de wrede en
geraffineerde vervolgingen, hadden kleine cellen christenen twee eeuwen oosterse
catacomben overleefd en hun geloof trouw bewaard, zij het niet ongeschonden of
zonder verbastering. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bezat Nagasaki opnieuw
een bloeiende christelijke kolonie. Het toeval (of de ironie van de
geschiedenis) wil dat juist deze mensen het zwaarst getroffen werden, toen, op
een dag in augustus 1945 een Amerikaans vliegtuig een eenzame bom loste, die
explodeerde vlakbij de katholieke kerk en zo niet alleen een einde maakte aan de
oorlog en de trotse Japanse militaire kaste, maar praktisch ook aan het bestaan
van de oudste christelijke gemeenschap in het Land der Goden.
En het atoomtijdperk inluidde...
En verder?
En dan de laatste vraag: hoe loopt het nu af met Jack? Slaagt
hij in zijn doel? Krijgt hij de wraak waarop hij zint? Antwoorden op deze vragen
vinden we vermoedelijk in een tweede deel. In Engeland heeft
De weg van de krijger binnen de
kortste keren de status van cultboek verworven. Het is (lente 2009) al aan een
zesde druk toe, de rechten zijn verkocht voor vijftien vertalingen, er komt een
televisiereeks. De auteur geeft overal in het land op scholen lezingen en
demonstraties (met plaatselijke clubs) in oosterse vechtkunst. Daarbij staat het
boek op de shortlist van de Red House
Children´s Book Award in de categorie
Older Readers. En op 2 juli 2009 verschijnt het tweede deel van wat een
trilogie moet worden: The Way of the
Sword. Een Nederlandse vertaling zal ongetwijfeld snel volgen.
Didactische tips
Ook geïnteresseerde volwassenen buiten een schoolse situatie
vinden hier ongetwijfeld nuttige tips. Op de
website van de auteur tref je een heleboel materiaal
aan, tot en met een stappenplan voor klassikale verwerking en een interview.
Ik zou eerder opteren voor een lectuur en verwerking door
kleine groepjes vrijwilligers, bijvoorbeeld beoefenaars of liefhebbers van judo,
jiujitsu enz. Dan nog leent de roman zich uitstekend voor uitwerking in
vakoverschrijding: Nederlands - geschiedenis - lichamelijke opvoeding. (Je kunt
de leraar lichamelijke opvoeding vragen om te synchroniseren met de lectuur en
enkele initiatielessen judo te geven of te herhalen.)
Zoals gebruikelijk bieden wij een hele waaier van
mogelijkheden aan, waaruit ieder de module kan kiezen die hem of haar het best
ligt.
Het aanleggen van een persoonlijk
leesdagboek
1.Noteer (individueel) losse indrukken, bedenkingen ... op een
blaadje papier terwijl je leest. Schrijf er wel telkens de bladzijde bij uit het
boek (deze opmerking geldt ook voor de volgende opdrachten).
2.Zijn de situaties die de auteur beschrijft levensecht?
Noteer voorbeelden waar dat wel of niet het geval is.
3.Zijn de beschreven hoofdpersonen en hun reacties levensecht?
Noteer voorbeelden waar dat wel of niet het geval is.
4.Noteer de passage die je het sterkst trof, die je het mooist
of meest ontroerend vond.
5.Noteer (eventueel) de passsage die je beschouwt als de
slechtste, de overbodigste, de onwaarschijnlijkste... (Motiveer natuurlijk
telkens waarom je zo denkt.)
6.Je globale indruk over het boek:
- spannend, ontroerend
- saai
- het liet je onberoerd
7.Had je het moeilijk om het boek in één keer uit te lezen?
Als je het achter elkaar uitlas, wat dreef je dan daartoe?
8. Leerde het verhaal je iets wat je nog niet wist/ dat je
verbaasde/ dat afwijkt van wat je dacht over de behandelde periode/ sterk
verschilt van onze huidige opvattingen. Dit mag 'iets' zijn in verband met het
materiële leven (kledij, voedsel, wapens, wijze waarop men reisde, baadde,
bad... ) of in verband met de mentaliteit (omgangsvormen, verhouding
man-vrouw...)
9. Wat vind je positief in de verschillende aspecten van de
Japanse cultuur die je aantrof? Zijn er ook aspecten die je als negatief
beoordeelt?
Leg in de groepsbespreking de resultaten van je bevindingen
naast die van de andere leden en geef ze weer in het schriftelijk verslag.
Opzoeken
Taalles Japans in de televisieserie
Shogun.
Over ninja’s:
Shogun en
The Lase Samurai.
Netsuke: internet en of boeken.
Bushido.
Judo en/of andere vechtkunsten
Presenteer alles voor je klas met bijvoorbeeld een
powerpointpresentatie en/of fragmenten uit de aangehaalde films.
Kagemusha
( 1980)
Ran (1985)
Shogun (1980)
The Last Samurai
(2004)
Leeswerk
Fleming, F.,
Tokoegawa-Japan, in:
De macht der monarchie.
1600-1700.
(Time-Life wereldgeschiedenis), Time-Life, 1990, p. 9-33.
In het spoor van de Liefde. Japans-Nederlandse ontmoetingen
sinds 1600, Rotterdam, Museum voor Volkenkunde,
1986, 201 blz.
Martens, J., Japan: het
land van de rijzende zon, in: De conquistadores: wereldveroveraars met
oogkleppen, VVLG - site, 2001
Joos de Rijcke
Knop: Eeuw van Joos.
Nambankunst.
De Portugezen in Japan, Brussel,
Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1989, 175 blz.
Nicole, Christopher,
Will Adams, Heer van de Gouden Waaier,
Leiden, Sijthoff, 1974, 399 blz.
Oranda. De Nederlanden in Japan (1600-1868),
Brussel, Generale Bank, 1989, 239 blz.
Samurai, Brussel,
Gemeentekrediet, tentoonstellingscatalogus, 1984.
Van Opstall, M. e.a.,
Vier eeuwen Nederland-Japan, Lochem, De Tijdstroom, 1983, 64 blz.
Jos Martens
|