home inleiding opdracht werkwijze bronnen beoordeling reflectie docent


Daens
 

 
Bron 6


Graaf Charles Woeste


'De dag der opening daagde hulpbisschop Lambrecht reeds in de voormiddag op en beklom hij in de elfuur-mis de preekstoel der Sint-Maartenskerk, waar hij het over de noden en behoeften der werkende klas had. Het zou na die keer niet meer gebeuren ... de preken in de Sint-Maartenskerk zouden berucht worden, als alleen nog meetings ten voordele der Woeste-politiek.


In de namiddag begaf Lambrecht zich naar de werkmanskring, waar hij verwelkomd werd door de jonge baron, wiens hele familie aanwezig was: niet alleen papa Paul de Bethune maar ook zijn oom fabriekseigenaar Jean Leirens. Ik moest wel even gnuiven, als ik Leirens tussen zijn loonslaven zag, om met hen te verbroederen ... voor hem zal die werkmanskring zeker iets geweest zijn om de loonslaven braafjes te houden. En verder was ook Van Wambeke aanwezig doch alleen officieel, omdat hij als burgemeester niet anders kon.


De voornaamste katholiek vertegenwoordiger van Aalst, Charles Woeste, had de opening niet bijgewoond. Hij was die dag te Luik en sprak er een zeer merkwaardige reden uit: "Gedurende lange tijd voelde de werkman geen behoefte om tot welvarendheid te komen. Hij aanvaardde zijn lot en was onderworpen. De ogen ten hemel geheven, hoopte hij in een ander en beter leven in het hiernamaals.
Heden wil het volk op zijn beurt aan het banket des levens deelnemen, en als die wens, die drift, het hart der menigte overmeestert, ’t is als een vuur dat immer voortloopt en kwalijk te overmeesteren is. En dan komt in de samenleving dit vraagstuk op, dit vreselijk vraagstuk, te weten hoe men degenen in bedwang zal houden, die dorst hebben naar welvaart en deze niet kunnen bereiken". Had me dat ogenblik iemand de toekomst voorspeld en gezegd dat deze nieuwe bisschop weldra een mijner felste vijanden zou worden, ik zou die hoofdschuddend
voor gek hebben uitgemaakt. En wat nog erger voor mij en broer Adolf mocht genoemd, hij stelde onmiddellijk twee zijner vleiers te Aalst aan: Van Raemdonck werd deken genoemd, en Ponnet onderpastoor.


Beiden hebben alles gedaan wat mogelijk was, om onze ondergang te bewerkstelligen. Ik beschreef hoe bij de aanstelling van deken Raemdonck een feestelijk banket werd gegeven, waaraan een zeventigtal heren waren uitgenodigd. Woeset was dit keer wØl
aanwezig en voerde het woord. Om baron de Bethune en zijn werkmanskring dwars te kunnen zitten, had hij het nogmaals over de sociale kwestie: "Een massa volk dat beter leven en meer rechten vraagt, de woeling die begint, de dag van morgen of overmorgen
die akelig kan zijn. Laten wij ons geen begoochelingen maken: wetten zullen niet baten als men de zielen niet geneest". Ik gaf trouw verslag hiervan, maar kon me niet wachten eraan toe te voegen: "Zeker,
meneer Woeste, maar de zielen kunnen niet genezen als de stoffelijke belangen vergeten worden. Dan zullen de socialisten roepen: de godsdienst is er alleen maar om de werklieden te muilbanden".
Op dezelfde bladzijde vond ik ook nog plaats voor een bedenking omtrent het uitreiken van eretekens, ge nspireerd door de aanblik der zeventig heren met al hun uitgestalde erelinten: "Er worden heel wat eretekens uitgereikt, maar de eenvoudige man die vorig jaar een brandend huis binnendrong en een zieke vrouw uit de vlammen redde, wat heeft die gekregen? Niets, niets, niets. Zoiets vergeten de mensen niet".


Mijn geloof in de katholieken was verdwenen. Ik verdedigde Woeste nog nauwelijks en schreef: "Het socialisme wint aan in Vlaanderen, meneer Woeste. We verliezen grond in de sociale kwestie".'


Bron: Boek Pieter Daens


Opdrachten


Graaf Charles Woeste was een katholiek en conservatief staatsman. Hij was tegen algemeen kiesrecht en tegen initiatieven als het opzetten van een werkmanskring.


a. Welk fragment geeft dat conservatieve standpunt het beste weer?
b. Hoe vindt Woeste dat de werkman zich zou moeten opstellen?
c. Wat zou daarbij de rol van de kerk en van de geestelijken moeten zijn?


In de laatste alinea richt Pieter Daens zich in ØØn van zijn krantenartikelen in zijn blad De Werkman tot Woeste en zegt We verliezen grond in de sociale kwestie .


d. Wie bedoelt hij dan met we ?
e. Wat verwacht en hoopt hij dat de katholieken en de katholieke kerk zullen doen?