Bron 1
Bron 2
Bron 3
Bron 4
Bron 5
Bron 6
Bron 7
Bron 8
Bron 9
Bron 10
|
Bron 9
|
Held zonder monument
De heldendood van Balthasar Gerards
De Heldententoonstelling in de Nieuwe Kerk
biedt een interessante visie op onze vaderlandse geschiedenis. Waarom
ontbreekt Balthasar Gerards?
DOOR Koen
Kleijn
Toen Balthasar Gerards op 10 juli 1584 in
Delft Willem van Oranje doodschoot, had hij het morele gelijk volledig
aan zijn kant. Oranje was, om maar wat te noemen, aanvoerder van het
tuig dat in 1572 in Gorinchem negentien onschuldige priesters had
opgehangen. In 1580 had koning Philips II, de rechtmatige Heer van de
Nederlanden en beschermer van het geloof, de prins bestempeld tot
hooft beroerder ende bederver van tgeheel Christenrijck en hem
vogelvrij verklaard, waerby een yeghelijck geauctoriseert wordt van
hem te beschadigen, offenderen ende uyter weerelt te helpen. Een
succesvolle aanslag zou worden beloond met 25.000 kronen en een
adellijke titel. Dat de paus volledig met zo’n daad zou instemmen,
behoefde geen betoog; na het bloedbad van de Bartholomeusnacht in 1572
had Gregorius XIII vreugdesalvo’s laten afvuren en een penning laten
slaan waarop een engel Gods de protestanten afslacht.
De uitvoering van de fatwa tegen Oranje liet op zich wachten. Gerards,
een devote, ontwikkelde katholiek uit Vuillafans bij Besançon, nam de
taak in 1581 op zich. Gerards nam dienst bij graaf Peter-Ernst von
Mansfeld, gouverneur van Luxemburg, stal diens zegel, deserteerde en
presenteerde zich in de lente van 1584 als protestantse sympathisant in
Delft, met bekende gevolgen.
Drie dagen na de moord beleefde Gerards de marteldood. De autoriteiten
hadden zich voorgenomen de doodstraf seer righoreuselijcken uit
te voeren. De hand die het pistool had vastgehouden, werd met een
gloeyende toesluytende yzer geschroyet ende afghebrant. De
katholieke legende vertelt dat Gerards vervolgens met de bloedende stomp
een kruis sloeg. Daarna werd het lichaam uit elkaar getrokken, de
ingewanden werden verwijderd en het (ook al volgens de legende) nog
kloppende hart werd Gerards in het gezicht gesmeten. Het lichaam werd
vervolgens in vier stukken verdeeld die aan de stadspoorten van Delft
werden gehangen. Het hoofd werd op de Schooltoren geprikt.
De succesvolle aanslag en de gruwelijke afloop maakten van Balthasar
Gerards een martelaar en een held, en zijn memorie werd alom
uitgezongen: Lof! Baltazar Geerarts, die, door Gods providentie, ’s
Conincks sententie hebt geexecuteerd, Over den tiran, Orainge, boos van
inventie, Wiens pestilentie in Belgis noch regneert.
In de Nederlandse geschiedenis is Gerards’ kant van de zaak echter
geheel ondergesneeuwd. De Opstand wordt gezien als een strijd tussen de
verlichte, protestantse tolerantie en fanatieke katholieke dogmatiek.
Daarbij wordt zelden aandacht besteed aan de draconische maatregelen die
in het ‘verlichte’ noorden tegen de katholieke landgenoten werden
uitgevaardigd. In Engeland, bijvoorbeeld, was er formeel geen verbod op
katholiek-zijn. Aanvankelijk had Elizabeth I zich daarin zelfs heel
tolerant opgesteld. Ze was niet van plan, zei ze, ‘to make windows
into men’s souls. There is only one Christ, Jesus, one faith, and all
the rest is a dispute over trifles.’ Willem van Oranje liet zich in
vergelijkbare bewoordingen uit. De politieke realiteit was heel anders.
Antikatholieke paranoia leidde tot een vorm van terreur waarvoor
Robespierre zich niet had geschaamd. Samenzweringen tegen Elizabeth
waren aan de orde van de dag – in 1586 alleen al drie – maar het was (en
is) onmogelijk onderscheid te maken tussen de bestrijding van reëel
bestaande gevaren en de gewelddadige repressie door het regime zelf. Dat
leidde tot Guantánamo-achtige situaties. In 1584 werd in de Act of
Association vastgelegd dat als er een samenzwering werd ontdekt,
degene die daar eventueel baat bij zou kunnen hebben bij implicatie ook
schuldig was, ook al had hij (of zij, dat wil zeggen Mary Stuart)
helemaal niets met de samenzweerders van doen. Elke bekentenis, onder
tortuur, van een willekeurige verdachte katholiek leidde zo tot een
domino-effect van arrestaties, nieuwe bekentenissen en nieuwe paranoia.
De repercussies voor gewone Engelse katholieken waren enorm. Vanaf 1559
verloren zij het recht op uitoefening van hun geloof en vervolgens
vrijwel al hun burgerrechten. Het afleggen van de Oath of Supremacy,
waarmee het gezag van de koningin boven dat van de paus werd gesteld,
werd verplicht, evenals het bezoeken van de protestantse eredienst.
Weigering leidde tot zware boetes, verlies van rechten, verlies van
bewegingsvrijheid, verbeurdverklaring van bezit, uitsluiting van een
hele rij beroepen, uitsluiting van erfrecht, enzovoort. Een tweede
weigering van de Eed werd gezien als hoogverraad en leidde tot de
doodstraf. Priesters en katholieke schoolmeesters waren hun leven niet
zeker. In een wet uit 1585, toen de vervolgingen op hun hoogtepunt
waren, werd alleen al de aanwezigheid op Britse bodem van een jezuïet
als hoogverraad aangemerkt. Op grond daarvan werden tot 1603 ten minste
150 katholieken ter dood gebracht. Edmund Campion (1540-1581)
bijvoorbeeld, een van de meest vooraanstaande Britse intellectuelen van
zijn tijd, die in 1571 in de moederkerk was teruggekeerd en daarmee,
automatisch, een verrader was geworden. In zijn proces toonde Campion
zich een waardig tegenstander van de protestantse dictatuur. ‘Als onze
religie van ons verraders maakt, dan zijn wij het waard veroordeeld te
worden – maar overigens waren wij, en zijn wij, de trouwste onderdanen
die de koningin ooit bezat.’ Op 1 december 1581 werd Campion aan de
Londense galg bij Tyburn gehangen en gevierendeeld. Gerards zal van zijn
martelaarschap gehoord hebben.
In het hart van Londen, vlak bij Marble Arch, bevindt zich Tyburn
Convent, een kloostergemeenschap van benedictinessen. Behalve aan het
gebed wijden de zusters zich aan de zorg voor de relieken van Britse
martelaren. De nonnen tonen op verzoek de vingernagel van de jezuïet
Thomas Holland (†1642), de kootjes van de heilige John Roberts OSB
(†1610) of stukjes textiel met het bloed van Edmund Campion. Campion
werd in 1970 heilig verklaard. Voor Balthasar Gerards ontbreekt elk
monument. Alhoewel: in Vuillafans is er nog altijd een Rue Gérard.
Bron:
De Groene Amsterdammer |
| |
|