Door:
Arjan Terpstra
Gepubliceerd: woensdag 16 januari 2008
Of het nu Uruzgan betreft of de Duitse
inval, Fritz Behrendt tekende er zijn scherpe
commentaren bij. ‘Ik ben trots Bill Clinton op een
afwijkende visie te hebben gewezen.’
Als politiek tekenaar Fritz Behrendt (1925) een
anekdote vertelt, dan vertelt hij hem goed. En wandelend
door ‘zijn’ tentoonstelling Tussen Grebbeberg en Uruzgan,
een verzameling van zijn tekeningen met oorlog en vrede
als thema, is er aan spannende anekdotes geen gebrek.
Zoals elke goede verteller weet ook Behrendt – veertien
jaar tekenaar voor het Handelsblad, twintig jaar Het
Parool en achttien jaar Telegraaf – dat de details het
verhaal maken. Op 10 mei 1940 zag hij als jongetje dus
niet zomaar wat Duitse vliegtuigen richting Schiphol
vliegen, maar werd hij ‘om zes uur ‘s ochtends in
Amsterdam-Zuid wakker van het motorgeronk van drie
Heinkel 111 bommenwerpers’. Daarna zag hij een G-1 ter
aarde storten, een jachtvliegtuig van Fokker en de trots
van de Nederlandse luchtmacht. Behrendt: ‘Ik ben terug
naar binnen gegaan, heb mijn ouders wakker gemaakt en
gezegd ‘het is oorlog’. Mijn vader draaide zich om, dook
zijn bed weer in en zei ‘kunnen ze niet wat later
beginnen, dan kan ik wat langer slapen’.‘
Het verhaal is door meervoudig gebruik soepel
geolied, en toch kan Behrendt een spontane lach niet
onderdrukken. ‘Mijn vader heeft lekker tot acht uur
doorgeslapen, want hij wist allang dat de oorlog eraan
zat te komen. Hij was een veteraan van Duitse afkomst
die in de Eerste Wereldoorlog drie jaar lang bij Verdun,
Arras, de Somme had meegevochten. Een artillerist met
enorme frontervaring, die aan de berichten van
troepenverplaatsingen rook dat Hitler weinig goeds in de
zin had voor Nederland.’
Van dit soort veelzeggende anekdotes zit de
sympathieke Behrendt vol. Ze vertellen iets over het
rijke leven van de geboren Duitser, maar maken hem ook
een beetje ongrijpbaar, alsof hij er een beetje achter
schuilgaat. Ook het lachen schermt hem af. Het in de
lach schieten overkomt hem bij meerdere tekeningen in de
tentoonstelling. En dan niet om de grappen die hij in de
tekeningen verwerkte, maar om de situatie waarin de
tekeningen ontstonden. En of de tekening nou de
wereldpolitiek betreft of meer persoonlijke reflecties
op thema’s, altijd is er een verhaal paraat om de humor
van de situatie te onderstrepen. Hij lacht zich
bijvoorbeeld suf bij een tekening van minister De Quay
uit 1962, die zogenaamd ‘onder lichte druk’ afstand van
Nieuw-Guinea doet maar feitelijk onder een stapel
machthebbers wordt geplet – de Amerikaanse president
Kennedy, VN secretaris-generaal Oe Thant, Soekarno. ‘Ik
heb De Quay maar klompen aangedaan om de lulligheid van
zijn positie aan te geven. De Hollandse rol op het
wereldtoneel was niet zo groot meer, haha.’
Een tekening van een Duitse soldaat blijkt in de
oorlog al gemaakt te zijn. ‘Ik was in de oorlog een
schoolgaande jongen. De Duitse soldaat heb ik in 1944
getekend en ik kreeg er een vijf voor van de leraar. Die
bleef maar hameren op het natekenen van gipskoppen en
bloemstukken, om mijn tekentechniek te ontwikkelen.
Landschappen! Mooie vrouwen! Daar heb ik mij stevig
tegen verzet. Er zijn al zoveel schilders die mooie
landschappen maken, daar hebben ze mij niet voor nodig.
Ik wilde getuigenis afleggen van de wereld om mij heen,
van wat ik zie. En tekenen kun je niet leren, dat kun je
of niet.’
Dat getuigenis afleggen is aan zekere grenzen
gebonden. ‘Aan dat ongeluk in Uruzgan vorige week (de
dood van twee Nederlandse soldaten door friendly fire,
red.) ga ik geen tekening wijden. Daar protesteert alles
in mij tegen: mijn visie, mijn karakter, mijn moraal.
Dit is zo gruwelijk voor de mensen die ermee te maken
hebben, daar maak je geen grappen over. Het voegt ook
niets toe aan het politieke commentaar dat je op de
missie in Uruzgan kunt hebben. Het is de prijs die we
betalen voor een gevecht op een andere planeet. Dit
soort dingen gebeurt als je besluit de taliban uit te
drijven. Het persoonlijke leed van deze soldaten mag je
blik op de politieke gebeurtenissen niet in de weg
zitten, hoe hard dat ook klinkt.’
‘Ik heb een paar tekeningen gemaakt die wereldwijd
gepubliceerd zijn en die een zekere invloed hebben
gehad. Ten tijde van de oorlog in Bosnië tekende ik een
parachute met levensmiddelen die boven een Bosnisch
kerkhof wordt afgeworpen. Die stond op pagina drie van
de Herald Tribune. Bill Clinton had de dag erna een
lunch voor journalisten en tekenaars. Daar kwam de vraag
naar voren hoeveel invloed de media hebben op de
politiek. Daar heeft Clinton gezegd: door die tekening
met die parachute ben ik heel kwaad geworden. We zijn
verdomme te laat! Die woede heeft hij meegenomen naar de
conferentie over Servië de volgende dag. En je weet niet
hoe dat soort dingen werken, maar drie dagen daarna
begon de Navo met het bombarderen van de Servische
stellingen.’
‘Natuurlijk ben je als tekenaar maar een klein
radertje in het geheel. Maar ik kan er trots op zijn dat
ik politici en burgermensen soms heb geattendeerd op een
andere zienswijze. Of ze in elk geval een keertje om
zichzelf heb laten lachen! Haha!’
|