De docentenhandleiding
Het verhaal van de opstand van de Bataven onder leiding
van Julius Civilis is goed bruikbaar bij het
canonvenster de limes.
U kunt het verhaal vertellen en het illustreren met een
twaalftal schilderijen van Otto van Veen, een
leermeester van Peter Paul Rubens.
De Bataafse mythe
'Batavieren' te zeggen was streng verboden. 'Bataven', zeg
ik! Batavi in het Latijn, praat jullie van de
Romanieren? Als je zoo'n man in de Kalverstraat hadt
zien loopen en je hadt geroepen: hé Batavier, dan had-ie
je niet gehoord en gedacht: Stik-vent. Maar als je
geroepen hadt: 'hé Batauwer'dan had-ie zich omgedraaid:
was naar je toegekomen, had z'n petje afgenomen en
gevraagd: 'Wat belieft-u mneer?''Maar meneer Speier
spreekt van Batavieren, meneer'! Dat moet meneer Spier
weten, ik weet het beter'!
Aegidius W. Timmerman, Tim's herinneringen (1938)
In 69 na Christus kwamen de Bataven, die in het Romeinse
Rijk woonden, onder leiding van Julius Civilis, in
opstand kwamen tegen de Romeinen. Zij profiteerden van
de onlusten die overal in het Romeinse rijk waren
uitgebroken na de dood van keizer Nero. Even leek het
erop dat de opstand succes zou hebben, maar na een paar
maanden werden de Bataven toch door de Romeinen
verslagen.
De verreweg belangrijkste bron voor deze opstand is de
Romeinse geschiedschrijver Tacitus. En al is de
betrouwbaarheid van Tacitus als bron door diverse mensen
in twijfel getrokken , de opstand van de Bataven was wel
degelijk een strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid,
aldus Hans Teitler in 'De opstand der Bataven'.
De Bataven werden, vanwege hun mythische moed en
vrijheidslievende karakter, vanaf de late Middeleeuwen
herhaaldelijk aangehaald als voorbeeld voor latere
generaties. Het niet altijd op feiten gebaseerde
‘hergebruik’ van de Bataafse identiteit is bekend
geworden als de Bataafse mythe. (Istvan Bejczy noemt
Cornelius Aurelius als geestelijk vader van de Bataafse
mythe).Vooral in periodes waarin de eenheid van de
vroegmoderne Republiek of, vanaf 1813, het Koninkrijk
der Nederlanden in het gedrang raakte, genoten de
Bataven grote belangstelling in kunst, literatuur en
politieke geschriften.
In de zestiende en zeventiende eeuw
werd de opstand van de Bataven vaak ten voorbeeld
gesteld aan de inwoners van de Republiek, o.a. door
Erasmus, Hugo de Groot en Joost van den Vondel. Julius
Civilis werd, met name in de zestiende en zeventiende
eeuw, als een ware held geëerd. In hun
langdurige strijd
met met Spanje konden de Nederlanden een
vaderlandslievende held goed gebruiken. Zestiende-eeuwse
geleerden beweerden dan ook dat de Bataven uit
vrijheidsliefde in opstand waren gekomen, en daarom
gezien moesten worden als de ware voorouders van
Nederlanders. De opstand van Julius Civilis werd gezien
als het zinnebeeld van de Nederlandse opstand tegen
Spanje.
Erasmus en de Bataven
Humanisten legden een bijzondere belangstelling aan de
dag voor het antieke verleden van hun gebied van
herkomst. Zij grepen graag terug op de een beschrijving
van de dappere Bataven van Tacitus.
In zijn Adagia, een reeks commentaren bij antieke
zegswijzen, nam Erasmus het adagium “Auris Batava”
(Bataafs oor) op, gebaseerd op een epigram van de
Romeinse dichter Martialis. Hoewel Martialis het begrip
Bataafs had opgevat als ‘bot’ of ‘lomp’, gaf Erasmus een
positieve beschrijving van zijn Nederlandse landgenoten
die hij Bataven noemde. 'Als men de huiselijke zeden
beschouwt, dan is er geen volk meer geneigd tot
menselijkheid […] Het heeft een eenvoudig karakter en is
afkerig van bedrog en alle valse schijn […]). De werken
van Erasmus werden door velen gelezen, en zijn positieve
beschrijving van de Bataven vond veel navolging.
Er ontstond zelfs een strijd (tussen Cornelius Aurelius
en Gerard Geldenhouwer van Nijmegen) over
de vraag waar de Bataven precies hadden gewoond
en welke gewest zich mocht beschouwen als de opvolger
van het oude Batavia, Holland of Gelre. Dat Holland deze
strijd won (al werden niet alleen Hollanders als Bataven
beschouwd), zal niet verbazen.
In zijn treurspel Baeto verhaald P,C. Hooft in 1626 over
de stichting van batavia: 'Een leêghgelate pleck.../Die
Maas, Ryn en Oceaan/Omheinen. Over het volk dat zich
daar vestigt wordt voorspeld: 'baetauwers eerst zal zyn
hunn'naam: Hollanders nae, met hunn'gebuuren'.
Hugo de Groot en de Bataven
Hugo de Groot (1583-1645), openbare aanklager van de
provincie Holland, schreef in 1610 een werk dat door de
Staten-Generaal tot
de officiële lezing van de geschiedenis van de Republiek
werd uitgeroepen. In De antiquitate reipublicae
Batavicae, vertaald als Tractaet vande Oudtheyt…
probeerde De Groot met behulp van Tacitus duidelijk te
maken dat er sprake is van continuïteit tussen de
Bataven en de tegen Spanje rebellerende Republiek. Zijn
belangrijkste argument hierbij is dat de Nederlanders
vanaf de oudheid een vrij volk zijn geweest: vrij om hun
eigen vorst te kiezen, maar ook vrij om hun vorst af te
zetten als deze de belangen van de bevolking niet goed
behartigt. Op basis van Tacitus formuleert De Groot het
volgende uitgangspunt:
Vande Oudtheyt, Cap. I, 1:
ìSoo is dit dan van een tíeenemael rechtveerdigh
beginsel van een vrije regeeringhe, als dewelcke
ghevestigt is by een volck vry van sijnen oorspronck, in
een vrij landtî.
Net als ten tijde van de Bataven, was ook in de tijd van
De Groot, aldus de jurist in zijn traktaat, de vorst
ondergeschikt aan de Staten:
Vande Oudtheyt, Cap. I, 4:
“Dit bewijst merkelijk Tacitus, als hy seydt, dat de
Koningen van de Duytschen geen oneyndelijcke ende vrije
macht en hebben gehadt, ende als hy verhaelt dat sy in
de vergaderinghe ghehoort zijn, meer met authoriteyt om
aen te raden, dan met macht om te ghebieden”.
In de 16e eeuw heeft koning Filips II deze eeuwenoude
afspraken echter eenzijdig naast zich neergelegd. Om hun
vrijheid en hun rechten te bewaren moesten de Hollanders
zich tegen Filips keren. De vorst, aldus De Groot, is de
werkelijke rebel:
Vande Oudtheyt, Cap. VI, 7:
“De ghetrouwigheydt van dese natien, ende de vryheydt
hebben langh te samen ghestreden: Maer alsoo niet
mogelijck en was dat nae de verdruckinghe van de Wetten,
ende nae de verachtinghe vande Staten, de regeeringe die
soo veel hondert Jaren gheduurt konde zijn, soo hebben
de Staten van Hollandt, de welcke toestont soo wel de
Wetten, als het gemeene ende haer eygen recht te
beschermen, inden Jare 1572. op den 19 Julij, in de
vergaderinge, bestaende uyt verscheyden Edelen, ende de
gedeputeerden van ’t meerendeel vande Steden, nae ’t
exempel van hare voor-ouders, die teghens de Romeynen,
als sy nae heerschappije trachteden, de wapenen hadden
aenghenomen, ’t oorlogh tegens den Hertogh van Alva
geresolveert”.
Zoals de Bataven voor hun vrijheid hadden gestreden
tegen de Romeinen, zo dienden nu de Hollanders zich
tegen Spanje te verweren, aldus De Groot. De macht
behoorde toe aan de Staten, niet aan de vorst.
Vondel en de Bataven
Vondel schreef in 1663 het treurspel Batavische
Gebroeders, Of Onderdrukte Vryheit: een ode aan Civilis,
die in een vergelijkbare situatie strijd had geleverd
met een overheerser, net zoals Willem van Oranje dat
deed in zijn tijd, een eeuw voordat Vondels stuk
ontstond.
Het Twaalfjarig Bestand en de Bataven
De relatieve politieke rust tijdens het bestand bood
onder andere historici, toneelschrijvers en kunstenaars
de gelegenheid zich te verdiepen in de staatsinrichting
van de jonge Republiek.
-
De oudheidkundige Petrus Scriverius schreef een
geschiedenis van de Bataven, Batavica illustrata (1609)
-
De dichter Theodore Rodenburgh componeerde twee
toneelstukken, De trouwen Batavier (1609) en Batavierse
vrijagie-spel (1616)
-
Jan Sywertsen Kolm schreef in 1615 Battaefsche
vrienden-spieghel.
-
De geschiedschrijver Johannes Gijsius publiceerde in
1616 het op de Bataafse mythe gebaseerde Oorsprong en
voortgang der Nederlandscher beroerten en ellendicheden.
Rembrandt en de Bataven
In 1648, het jaar dat met de Vrede van Munster een einde
kwam aan de Tachtigjarige Oorlog, werd in Amsterdam
begonnen met de bouw van een nieuw stadhuis, het
tegenwoordige Paleis op de Dam. Er werd veel geld voor
uitgetrokken om er een indrukwekkend bouwwerk van te
maken. Het stadhuis moest uitdrukking geven aan de macht
van de stad Amsterdam. Ook aan de inrichting werd ruime
aandacht geschonken.
Govert Flinck werd in 1659 gecontracteerd voor het
schilderen van de twaalf stukken voor de galerij met
taferelen uit de opstand van de Batavieren tegen de
Romeinen. Deze voormalige leerling van Rembrandt kreeg
daarvoor het kolossale bedrag van 12.000 gulden
toegezegd. Kort nadat de opdracht was verstrekt,
overleed Flinck. Het stadsbestuur vertrouwde daarop het
werk aan verschillende kunstenaars toe.
Rembrandt kreeg één onderwerp te schilderen: De
samenzwering van de Batavieren in het Schakerbos met de
eenogige Julius Civilis, ook wel bekend als Claudius
Civilis. Voor zover we weten, is dit het grootste
schilderij geweest dat Rembrandt ooit heeft gemaakt. Het
moet maar liefst vijfeneenhalf bij vijfeneenhalf meter
hebben gemeten. Het doek is in 1662 in het stadhuis
geplaatst, maar het werd vervolgens weer verwijderd. De
reden is niet bekend. Waren de burgemeesters ontevreden
over de wijze waarop het onderwerp te waarheidsgetrouw
was uitgebeeld? Of beviel de afwerking niet? Rembrandt
moest de nodige veranderingen aanbrengen, waarvoor hij
niet extra zou worden betaald. Kon Rembrandt het met
zijn opdrachtgevers niet over de betaling eens worden?
Het schilderij keerde hoe dan ook bij Rembrandt terug
die later het centrale deel eruit moet hebben gesneden.
Dat fragment bevindt zich sinds de achttiende eeuw in
Zweden.
Omdat Rembrandt op een kladje een schets van de gehele
voorstelling heeft gemaakt, weten we hoe het schilderij
er ongeveer heeft uitgezien.
Patriotten en de Bataven
Patriotten in de de achttiende eeuw vereenzelvigden zich
graag met de Bataven. In
januari 1795 publiceerden de Fransen een bericht aan het
Nederlandse volk onder de titel 'De vertegenwoordigers
van het Fransche volk aan de Bataven'. Dit bericht
eindigt met de zin: ''t Bataafsche Volk gebruik maakende
van zyn oppergezag, zal alleen kunnen veranderen of
verneteren de inrigting van zyne Regeering.'
In het in 1797 geschreven constitutieplan voor de
Bataafse Republiek stond bijvoorbeeld: 'Het Bataafsche
volk is één en ondeelbaar'.
In het ontwerp van de staatsregeling van 1798 heet het:
'Laat dan bataven! Uwe oppermagtige uitspraak (...) den
Zoonen der aêloude brave Batavieren volkomen waardijg
zijn.'
Een van de gewesten in de Bataafse Republiek en
departementen in het Bataafse Gemenebest heette Bataafs
Brabant.
De Tweede Wereldoorlog en de Bataven
Op 6 juni 1945, kort na de oorlog dus, werd in de
Amsterdamse stadsschouwburg het toneelstuk Vrij Volk
opgevoerd dat volle zalen trok. Het eerste bedrijf,
geschreven door Albert Helman, verplaatst de
toeschouwers naar het jaar 69, het jaar van de opstand
der Bataven (of Batavieren).
Bronnen:
|