Toetsing bij geschiedenis
Toetsing
In de rubriek toetsing vindt u informatie over allerlei aspecten van toetsing bij het vak geschiedenis.
Inhoud
Cesuur: De Nedelsky-methode (1975)
Bij de methode Nedelsky wordt de moeilijkheidsgraad vertaald
naar de norm voor een nèt voldoende (5,5).
In de tabel hieronder is een verdeling weergegeven voor een
toets bestaande uit 40 vier-keuzevragen.
Vier niveaus in moeilijkheidsgraad zijn onderscheiden: moeilijk,
pittig, redelijk en gemakkelijk.
Een vraag is:
O
Gemakkelijk als de net voldoende student drie alternatieven moet
kunnen elimineren. Voor deze vragen moet aldus een punt worden
behaald.
O
Redelijk : als de 5,5-student twee alternatieven moet kunnen
elimineren. In dit geval is de verwachte score 0,5 punt (gelijk
aan 50% raadkans).
O
Pittig: als de 5,5 student éen alternatief moet kunnen
elimineren. De bijbehorende score is dan 1/3e –punt.
O
Moeilijk: vragen zijn naar verwachting te moeilijk voor een 5,5
student en daarom is de te verwachten score gelijk aan de
raadkans: 0,25 punt.
De cesuurscore is nu de som van de toegemeten scorepunten.
Cesuurscore zoals standaard berekend door Toetsservice van het
Centrum voor Onderwijs en Leren (UU)
(Uitgaande van scoringssysteem ‘gedwongen raden’)
Cesuurscore = Raadscore + [Beheersingsgraad* (aantal vragen –
raadscore)]
Waarbij Beheersingsgraad ≥ 50%, en de raadscore = Aantal
vragen/aantal alternatieven:
• Cesuurscore = Raadscore + [0.50 * (aantal vragen – raadscore)]
Tabel cesuurscores afhankelijk van aantal vragen en aantal
alternatieven (volgens standaardmethode van het Centrum voor
Onderwijs en Leren).
Tabel: cesuurscore bij verschillend aantal vragen en alternatieven